|
BHAGAVAD GITA
WAT TOT HANDELING AANZET Er zijn drie dingen die tot handelen
aanzetten: kennis, de kenner en dat wat gekend wordt. Elke vorm van handelen kent drie
bestanddelen: het instrument, het doel en de handelende persoon. De Sankhya-filosofie verklaart dat er
maar drie soorten kennis, handelen en verrichters van handelingen zijn, al naargelang de
guna die daarin het sterkst vertegenwoodigd is.
Luister, dit is hun aard: Er is een vorm van kennis die voortkomt uit sattwa: deze kennis kent één Zijn, onsterfelijk in ieder schepsel, heel, temidden van alle delen. De kennis die rajas is kent niets dan verschillen: vele zielen in vele schepselen, alle verschillend, elk afgescheiden van zijn medeschepsel. De kennis die tamas is kent geen rede: haar blik is verward, houdt het deel voor het geheel, begrijpt niets van de Natuur. De handeling die een heilige plicht
is, die verricht wordt zonder
gehechtheid, niet als een genoegen verlangd, noch als een gehate dwang, verricht door hem die niet bezorgd is om de vrucht van zijn handeling, die daad is sattwisch.
De daad die een moeizame inspanning
is, verricht tegen de natuur in onder de zweep van de begeerte en de wil van het ik, die daad is rajasisch. De handeling die ondernomen wordt in het uur der begoocheling, zonder te letten op de prijs, een verspilling van energie en geld, ongeacht of het iemand schade doet, doet iemand die zich niet afvraagt of hij de kracht bezit om haar te
verrichten, die daad is tamasisch. Wie handelt zonder verlangen, wie zich niet beroept op zijn daad, wie vurig en volhardend is, onaangeraakt door succes, onaangedaan bij mislukking, hij is een sattwisch mens.
Wie handelt met verlangen, belust op dwaas praalvertoon, grof, hebzuchtig en laag, zich al te snel verheugend bij
succes, in zak en as bij mislukking, hij is rajasisch. Wie onverschillig handelt, zonder met zijn hart erbij te zijn, dom en koppig, een bedrieger en boosaardig, een luie minnaar van uitstel, gemakkelijk van zijn stuk gebracht, dat is een tamisch mens.
|