LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

   HET-NIETS           TREFWOORD < HET NIETS>

CITATEN 

KLAUS MANN: Tussen ons en het niets staat ons herinneringsvermogen, een problematisch en breekbaar bolwerk.
ECKHART: Gij moet God liefhebben als niet-God,  niet-Geest, niet-persoon, niet-beeld, maar zoals Hij is, louter als het pure, absolute Ene, ontdaan van alle dualiteit, waarin we eeuwig moeten verzinken, van het niets tot het niets.
R.B.JOYNSON: In het aanschijn van de dood, d.i. het niets, voelen we ons uiterst gefrustreerd, omdat niets kan worden gedacht of gevoeld met betrekking tot het niets.
ECKHART: Alle dingen zijn louter niets. Ik zeg niet dat zij nietig zijn of dat zij iets zijn, maar dat zij slechts niets zijn. Niets staat de kennis van God zozeer in de weg als tijd en ruimte, want tijd en ruimte zijn fragmenten, terwijl God één is! En daarom, als de ziel God wil kennen, moet zij hem boven de tijd en buiten de ruimte kennen; want God is niet dit noch dat, aangezien die gemanifesteerde dingen zijn. God is Één!
ANONIEM: Twintig miljard jaar geleden was er niets. Niets is; niet iets. Er was geen licht en geen donker. Er was geen materie, geen energie, geen temperatuur. Er bestond geen ruimte. Er bestond geen tijd. Er bestond niets.
Behalve: Er bestond een wil. Het was niet zo, dat deze wil een bepaalde ruimte in beslag nam, want in het niets is geen ruimte. Evenmin was het zo, dat deze wil gedurende een bepaalde tijd bestond, want in het niets is geen tijd. Tussen de vijftien en de twintig miljard jaar geleden barstte deze wil uit als een kracht, als energie. Daar waar zij ging ontstond ruimte; daar waar zij brandde ontstond licht; daar waar zij licht gaf ontstond tijd. Uit het niets maakte zij het iets. Daar waar het iets zich samenbalde ontstond materie; uit de materie ontstonden de miljoenen sterrenstelsels die sindsdien voortgejaagd worden op de kracht van de oeruitbarsting, verder van de oerkern af - en die, al verder gaande, de wereld maken, het heelal. Buiten de grenzen van hun voortgang bestaat nog steeds; niet iets - niets.
PASCAL: Alle dingen komen voort uit het niets en verliezen zich in het oneindige. Wie kan deze wonderbaarlijke trap bestijgen? Nooit zullen wij het ware wezen der dingen bevatten, alleen een schijnbeeld van het midden der dingen; en we zullen in eeuwige vertwijfeling leven, omdat noch het begin, noch het einde ervan gekend kan worden. Overal zie ik slechts duisternis. Niets onttrek ik aan de natuur, behalve twijfel en onrust. Alles vliedt weg in een eeuwige vlucht, alles verbergt zich in een ondoordringbaar mysterie. De mens is klein, bezien vanuit het oneindig grote, niet waarneembaar in het heelal, dat zelf verdwijnt in de schoot van het Al. En een kolos, een wereld, of zelfs een alles, schijnt de mens tegenover het oneindig kleine. Dat wil zeggen, dat in de natuur, waar hij een deel van is, de mens een niets is in vergelijking met het niets; hij zweeft tussen de afgronden van het oneindige en het niets. En terzelfder tijd is hij niet in staat het niets te ontwaren, waar hij uit voortgekomen is, noch het al waarin hij verzwolgen wordt. Dat is onze bestaanssituatie. Wij drijven in een onmeetbaar midden, altijd onzeker en vaag, geslingerd tussen het ene en het andere. Waar we ook willen standhouden, aan welke grens we ons ook willen vastklampen, steeds weer wijkt zij en moeten we loslaten; en als we haar najagen, ontsnapt ze aan onze greep, vliedt weg in een eeuwige vlucht.
LEONARDO DA VINCI: Het niets heeft geen centrum en zijn grenzen zijn het niets.
WILHELM SCHMID: Als er hierna niets meer is, kan dat mensen zeer in vertwijfeling brengen. Bovendien moet dan ook alles in dit ene leven gebeuren. Dat brengt een hoop stress met zich mee. Ik ben erg verwonderd over de stelligheid waarmee mensen zeggen dat met de dood het leven ophoudt. De moderne mens is trots op het feit dat hij niets gelooft, maar hier gelooft hij absoluut in. Dat vind ik vreemd.
J.MOENS: In het begin was er niets, en toen ontplofte het ook nog.
JOHN DRYDEN: Dood op zich is niets maar wij vrezen het hoe en waar daarna, waarvan we niets weten.
TREFWOORD < HET NIETS>