LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

   JOHANNES VH KRUIS  (1542-1591)          TREFWOORD < JOHANNES VH KRUIS>

CITATEN 

Liefde zoekt altijd naar Liefde en stopt niet tot Liefde gevonden is.
Al onze goedheid is slechts een lening. God is de bezitter ervan. God werkt en zijn werk is God.
Soms, wanneer de ziel er het minst op bedacht is, en er niet in het minst naar verlangt, raakt God de ziel op Goddelijke wijze, bepaalde herinneringen aan Hem veroorzakend.
De ziel vindt er genot in lange tijd en soms hele nachten in gebed door te brengen. Haar genoegen is de boete; haar vreugde het vasten en haar troost het ontvangen van de sacramenten en het delen in de dingen die van God zijn.
Onrust is altijd vruchteloos, want zij is nergens goed voor. Ja, zelfs al ging heel de wereld onder, met alles wat er op was, dan nog zou onrust daarover vruchteloos zijn.
De juiste instelling voor de eenwording met God is niet, dat de ziel iets moet begrijpen, voelen, proeven, of zich verbeelden aangaande de Goddelijke Aard, maar in de zuiverheid en liefde moet volharden, die volmaakte berusting is, en het volkomen los zijn van alle dingen, alleen ter wille van God.
Wie zich niet bewust is van zijn geestelijke vrijheid temidden van de verschijnselen van zinnen en lieflijkheid - dingen die aanleidingen tot gebed dienen te zijn, en wiens wil erop rust en zich er mee voedt, moest er van af zien ze te gebruiken, want voor hem zijn ze belemmeringen op de weg naar God.
Wanneer de wil, zodra deze ook enige vreugde in zintuiglijke dingen voelt, in deze vreugde opwaarts stijgt tot God, en wanneer deze zinnelijke dingen hem tot het gebed bewegen, moet dit niet worden veronachtzaamd, maar moet er voor zo'n heilige oefening gebruik van gemaakt worden, want in dit opzicht ondersteunen de dingen van de zinnen het doel, waarvoor God ze schiep, n.l. te dienen als mogelijkheden om Hem beter te leren kennen en liefhebben.
De ziel leeft veeleer door wat ze liefheeft dan door het lichaam, dat ze bezielt. Want haar werkelijke leven heeft ze niet in het lichaam, maar ze geeft het veeleer aan het lichaam, en leeft in datgene wat ze lief heeft.
De waarde van de liefde bestaat niet in hoogdravende gevoelens, maar in een los zijn van alle dingen, in geduld onder alle beproevingen, terwille van God die we lief hebben.
Die eeuwige bron ligt diep verborgen en toch weet ik waar zij wordt gevonden, al is het nacht.
Als onze geest niet brandde van andere en edele verlangens zouden we nooit het juk van de zinnen kunne afwerpen, noch in hun nacht kunnen ingaan, noch zouden we de moed hebben in deze duisternis te verblijven.
Liefde verenigt de ziel met God en hoe groter de liefde is, des te dieper gaat het God binnen en heeft het in Hem haar centrum.
Men dient te weten dat God de ziel die zich resoluut tot zijn dienst bekeert, meestal geestelijk zal voeden en met geschenken overladen, zoals een liefhebbende moeder doet met een zwak kindje: zij verwarmt het aan haar borst, laat het genieten van lekkere melk en licht en zoet voedsel, draagt het op de arm en streelt het. Maar naarmate het kind groter wordt, laat de moeder dat strelen achterwege, en terwijl zij haar tere liefde verbergt, bestrijkt zij haar zoete borst met bitter aloësap. Zij neemt het kind van de arm af, zet het neer en laat het zelf lopen, opdat het de eigenschappen van een kind verliest en zich aan groter en belangrijker dingen wijdt. Op dezelfde wijze handelt Gods genade - die liefdevolle moeder - met de ziel, zodra zij haar door nieuwe gloed en vuur om God te dienen doet herboren worden. Want zij zorgt er voor dat de ziel in alle dingen van God de geestelijke melk zoet en smakelijk vindt zonder enige inspanning van haar kant; en ook dat zij veel genoegen vindt in de geestelijke oefeningen: God geeft haar hier immers de borst van zijn tedere liefde, als was zij een zwak kind.
Daar het gedrag van deze beginnelingen op de weg naar God aards is en heel dicht de eigenliefde en de eigen smaak nadert, zoals wij boven te verstaan hebben gegeven, wil God hen hoger opvoeren. Hij wil hen vanuit die aardse manier van liefhebben omhoogtrekken naar een hogere graad van liefde tot God. Hij wil hen bevrijden uit de aardse praktijk van de zintuiglijkheid en het redeneren, waardoor zij zo kleinzielig en met zoveel hindernissen, zoals wij gezegd hebben, naar God gaan zoeken. Hij wil hen plaatsen in de praktijk van de geest, waardoor zij overvloediger en meer bevrijd van onvolmaaktheden met God in verbinding kunnen komen. Zij hebben al enige tijd de weg van de deugd in praktijk gebracht door te volharden in de meditatie en het gebed. Door het genoegen en de smaak die zij daarin vonden, hebben zij zich onthecht aan de dingen van de wereld en enige geestelijke kracht in God verworven. Daardoor hebben zij de verlangens naar de schepselen enigszins beteugeld en zijn zij in staat voor God een beetje last en dorheid te verduren zonder terug te vallen. Op de beste tijd, dan namelijk wanneer zij in deze geestelijke praktijken het meest genot en smaak vinden, wanneer zij de indruk hebben dat de zon der goddelijke gunsten hun het helderste tegenstraalt, dan verduistert God voor hen al dat licht en sluit de poort en toegang tot de bron van het zoete, geestelijke water, dat zij in God genoten zo vaak en zo lang als zijzelf wilden. Want omdat zij zwak en teer waren, was er geen poort voor hen gesloten, zoals Sint-Jan zegt in de Openbaring (3 : 8). Nu echter laat God hen zo in het duister, dat zij niet weten waarheen te gaan met het zintuiglijk vermogen van de verbeelding of met het redeneren. Zij kunnen immers nog geen stap zetten in de meditatie, zoals zij vroeger gewoon waren. De inwendige zintuiglijkheid is immers al in dit nachtelijk duister gehuld. Het maakt hen zo dor, dat zij niet alleen geen sap en smaak meer vinden in geestelijke dingen en goede praktijken, waarin zij gewoon waren hun genoegen en smaak te vinden. Maar in plaats daarvan vinden zij het tegendeel: smakeloosheid en bitterheid in die dingen. Omdat God immers vindt dat zij al een beetje gegroeid zijn, trekt Hij hen, zoals ik gezegd heb, van de zoete borst af, opdat zij sterker zouden worden en geen wikkelkinderen blijven. Hij laat hen los uit zijn armen en doet hen op eigen benen staan. Dit geeft hun een heel nieuwe ervaring, omdat alles nu veranderd is
TREFWOORD < JOHANNES VH KRUIS>