|
MONISME TREFWOORD < MONISME> |
CITATEN |
VEDANTA FILOSOFIE:
Tat twan asi 'dat zijt
gij'aham brahma asmi 'ik ben brahman'. |
JEZUS: Kloof een stuk hout en
ik ben daar; licht een steen op en je zult me daar vinden. |
OAHSPE:
Alles was. Alles is. Alles zal er eeuwig zijn. Het Al sprak, en Beweging
was, en is, en zal eeuwig zijn; en om het positieve werd dit Hij en Hem
genoemd. De Albeweging was Zijn taal. Er is niets in het gehele universum
dat niet deel uitmaakt van Hem. Hij zei: ik ben de ziel van alles, en al het
zichtbare behoort tot mijn persoon en mijn lichaam. Ik lijk uit twee wezens
te bestaan, maar toch ben ik Een. Deze twee wezenlijkheden zijn het
ongeziene, dat krachtig beinvloedend is, en het Geziene, dat in zichzelf
machteloos is en verschijningsvorm genoemd wordt. Gehoorzaam aan mijn wil
noemde de men mij naar het geluid van de wind en zei E-O-Ih, dat nu
uitgesproken wordt als Jehovih. |
FICHTE:
Zijn is volkomen enkel, niet menigvuldig; er zijn geen verschillende vormen
van Zijn, maar slechts één Zijns-wezen. De klaarblijkelijke waarheid van
deze verklaring moet duidelijk zijn voor iedereen die werkelijk kan denken.
Slechts het Zijn is; in geen enkel opzicht is er iets dat niet Zijn
is, of dat het Zijn te boven gaat. |
SPINOZA:
Er bestaat slechts één Substantie en deze is oneindig. |
CHUANG-TSE:
Het Ene is Tao, dat alles kan doen door niets te doen. Het is Zijn, en het
is Niet-Zijn. Het is in de mier, in het gras, in de tegels, in uitwerpselen,
overal. De kentekenen ervan zijn Volledigheid, het Alles-Omhelzende, het
Geheel. Het heeft werkelijkheid en klaarblijkelijkheid, maar geen handeling
en vorm. Het kan worden overgedragen maar niet ontvangen. Het kan bereikt
worden maar niet gezien. Het bestaat vanuit en door zichzelf. Het bestond
eerder dan Hemel en Aarde en inderdaad voor alle eeuwigheid. Het maakt dat
de goden goddelijk zijn en de wereld geschapen. Het staat boven de horizon,
maar het is niet hoog. Het staat onder het laagtepunt, maar het is niet
laag. Het gaat aan de Hemel en Aarde vooraf, maar het is niet oud. Het is
ouder dan het oudste, maar het is niet oud. |
ECKHART:
Zijn is God. God en zijn, zijn het zelfde - of God heeft het zijn van een
ander en is dus zelf niet God. Alles wat is, heeft het feit van zijn bestaan
door te zijn en uit het zijn. Als daarom Zijn iets anders is dan God,
ontleent een ding zijn bestaan aan iets anders dan God. Bovendien ie er
niets dat aan het zijn voorafgaat, want dat wat het zijn verleent, schept en
is schepper. Scheppen is het zijn geven uit niets. |
BRUNO:
Zo is dan het universum iets éénigs, oneindig,
onbeweeglijk. Iets éénigs, zeg ik, is de volstrekte mogelijkheid, iets
éénigs de werkelijkheid; iets éénigs de vorm of de ziel, iets éénigs de stof
of het lichaam; iets éénigs de oorzaak; iets éénigs het wezen, iets éénigs
het grootste en beste, dat niet kan begrepen worden, en daarom onbegrensbare
en onbeperkbare en inzoverre Onbegrensde en Onbeperkte, en dientengevolge
Onbeweeglijke. Het beweegt zich niet in de ruimte, omdat er niets 'buiten'
bestaat, waarheen het zich zou kunnen bewegen; het is immers zelf het AL.
Het wordt niet geschapen, want er is geen ander zijn, dat het zou kunnen
verwachten of verlangen; het bezit zelf alle zijn. Het vergaat niet, want er
niets anders, waarin het zou kunnen overgaan, het is zelf immers alles. Het
kan niet af- noch toenemen, want het is iets oneindigs, dat niet vermeerderd
en niet verminderd worden kan. Alles daarin is eendracht. Het is niet stof,
het is niet vorm; het is het grootste, het is een en universeel. Het is niet
meetbaar en het meet niet. |
BRUNO:
Een ding zij nog zo klein en zo onbetekenend als maar
mogelijk, toch heeft het in zich een deel van de wereldziel, die, wanneer
zij het substraat daarvoor ontvankelijk vindt, zich moeite geeft een plant,
een dier te worden en zich tot een lichaam organiseert, dat dan gewoonlijk
'bezield' genoemd wordt. Want de wereldziel bevindt zich in alle dingen, en
er bestaat dan ook geen lichaam zo klein, dat niet een deel daarvan bevatte,
dat dus niet zou leven. |
KEN
WILBER: Denkt u eens aan het essentiële
inzicht van Heisenberg, Schrodinger en Einstein - dat het weefsel van de realiteit
er een is waarbij de observeerder en het gebeuren, het subject en het object, de
kenner en het gekende onscheidbaar zijn, d.w.z. zij zijn één. Dit soort weten dat
niet-dualistisch is, intiem is en direct, laat zich niet codificeren en analyseren. |
TREFWOORD < MONISME> |
|
|