|
FILOSOFIE: LEER DER GROTE DENKERS
ARISTOTELES: DE GODS- EN ZIELSLEER
Immers, wij zagen het reeds, het enkele ding is
steeds een samenvoeging, een innerlijkste synthese van stof en vorm.
Want nooit bestaat er stof geheel zonder vorm; een
oorspronkelijke oermaterie is een zuiver metafysische fictie.
Wel bestaat er echter een stofloze vorm: de Godheid,
die zuiver actualiteit, energie is, vrij van alle potentialiteit en stoffelijkheid.
Zuiver geest is God, door geen stof bezwaard en alle
mogelijkheden zijn in hem van den beginne werkelijkheid geworden.
Anders uitgedrukt: God is 'de zichzelf denkende
rede', de absolute geest, die als het absoluut volkomen door al het overige, onvolmaakte
wordt bemind, en waar alles naar streeft, om zich op goddelijke hoogte met hem te
vereenzelvigen.
Er bestaat inderdaad iets, dat zich voortdurend in
onophoudelijke beweging beweegt en deze beweging is een cirkelloop. Dit is niet alleen
begripsmatig duidelijk, maar tevens door de feitelijke ervaring bevestigd. Nu moet er
echter ook iets zijn, dat die beweging veroorzaakt. Er moet dus iets zijn, dat beweegt
zonder bewogen te worden, iets eeuwigs dat zuiver wezenheid en actualiteit (volledig
werkende werkelijkheid) is. Op zulke wijze nu beweegt het Begerenswaardige en ook de Geest
beweegt zonder bewogen te worden. Deze beide zijn echter in beginsel één. Want voorwerp
van het begeren is al datgene, wat ons schoon toeschijnt, voorwerp van ons willen is op
zichzelf al dit, wat schoon is. Wij begeren, omdat ons iets bevalt, niet echter bevalt ons
iets, omdat wij het begeren. Het criterium is ons daarbij het denken. Daaruit volgt aldus,
dat er een eeuwige, onbeweeglijke, van al het zinnelijke afgescheiden, zelfstandige
wezenheid bestaat. Tegelijkertijd is echter ook bewezen, dat deze Wezenheid geen grootte
hebben kan, dat zij integendeel ondeelbaar en onscheidbaar is. Want zij beweegt gedurende
de onbegrensde tijd en wat aldus een onbegrensde kracht heeft, is zelf ook niet begrensd.
Daar nu elke grootte begrensd of onbegrensd zijn moet, zo kan zij niet een begrensde
grootte hebben om de reeds aangegeven reden; een onbegrensde evenmin, omdat een
onbegrensde grootte onzin is. Tevens is bewezen, dat het Goddelijke Wezen ook zonder
lijden en zonder verandering is, want alle overige bewegingen volgen eerst op de
bewegingen in de ruimte.
Het godsbewijs zelf wordt door Aristoteles op
teleologische (= gericht op een doel) wijze geleverd.
Evenals elk geworden, geschapen ding een 'actuele',
werkend-bewegende oorzaak vooropstelt, evenzo moet ook de wereld in haar geheel een
eersten Beweger hebben gehad.
Als zodanige opperste 'actualiteit', als zodanig
zuivere energievorm, als volstrekte, werkende werkelijkheid is God steeds beweging
veroorzakend, zonder zelf bewogen te worden.
Niet op een bepaald moment heeft God aldus de wereld
doelmatig geschapen, veeleer waarborgt zijn Wezen deze doelmatigheid voor alle eeuwigheid
en wel daardoor, dat Hij als het absoluut volkomenste Wezen bestaat en ieder ding Zijn
volkomenheid strevend zoekt te bereiken of te benaderen.
De wereld als gevormd geheel heeft steeds bestaan en
zal ook nooit of nimmer ondergaan: de tijd is zonder begin en zonder einde.
God is echter niet het laatste product van deze
teleologische, naar een hoogste doel strevende wereldontwikkeling, doch het eeuwige prius
en principe daarvan.
Zijn bezigheid, denken, is het hoogste, beste,
zaligste leven; - ook Aristoteles stelt het theoretische leven, evenals Plato en de
Phytagoreers verre boven het praktische.
De wereld is geen warrelende chaos maar een naar
vaste wetten geordend geheel, de eerste beweger is het redelijke principe van dit alles,
hij wordt door Aristoteles vergeleken met de veldheer, die de oorzaak, de veroorzaker van
de orde in het leger is, ja, deze orde in zijn persoon belichaamt.
De wereld is een wordende, een zich ontwikkelde
godheid, het wereldgebeuren is een, een zich ontwikkelde godheid, het wereldgebeuren is
een, een doel verwerkelijken willend, proces.
Het doel van alle ontwikkeling naar hogere
vormvolkomenheid is, zoals wij zagen, God, maar God is niet alleen de
doeloorzaak, maar ook de bewegende oorzaak van het geheel; evenals de mens (de
man) niet alleen de bedoelende oorzaak, het doel, maar ook de bewegende oorzaak van het
bevruchtings- en wasdomproces van de menselijke nieuw-schepping in het moederlichaam is.
Het mannelijke zaad is de 'vorm', het vrouwelijke
organisme de voedselbodem, de 'stof'-felijke basis van het nieuwe individu.
🧠 Kernpunten van Aristoteles' gods- en zielsleer
-
Stof en vorm: Alles bestaat
uit een combinatie van stof (materie) en vorm
(essentie). Een zuivere, vormloze stof bestaat niet; dat
is een metafysische fictie.
-
God als zuivere vorm: God is
een vorm zonder stof—pure actualiteit en energie. Hij is
de “zichzelf denkende rede”, het volmaakte wezen dat
door alles wordt begeerd.
-
De eerste beweger: Er moet
iets zijn dat beweging veroorzaakt zonder zelf bewogen
te worden. Dat is God: eeuwig, ondeelbaar,
onveranderlijk en zonder lijden.
-
Teleologisch godsbewijs:
Aristoteles bewijst Gods bestaan via doelgerichtheid.
Zoals elk ding een oorzaak heeft, moet ook de wereld een
eerste oorzaak hebben: God als zuivere werkzaamheid.
-
God als doel én oorzaak: God
is zowel het einddoel van alle ontwikkeling als de bron
van beweging. Alles streeft naar volmaaktheid, dus naar
God.
-
De wereld is eeuwig: Volgens
Aristoteles heeft de wereld geen begin of einde. God
heeft haar niet op een bepaald moment geschapen, maar
waarborgt haar doelmatigheid voor altijd.
-
Denken als hoogste activiteit:
Gods bezigheid is denken—het hoogste, beste en zaligste
leven. Aristoteles plaatst het theoretische leven boven
het praktische.
-
Kosmische orde: De wereld is
geen chaos, maar een geordend geheel. God is als een
veldheer die de orde belichaamt en richting geeft aan
alles.
-
Vergelijking met voortplanting:
Zoals het mannelijke zaad de vorm geeft en het
vrouwelijke lichaam de stof levert voor een nieuw mens,
zo is God de vormgevende kracht van de wereld.
|