LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      GESCHIEDENIS VAN DE FILOSOFIE   

  AUGUSTINUS: DE LEER VAN DE DRIE-EENHEID  

Van de zo-even genoemde stelling is het maar een stap naar de mystieke gedachte, die ook door Augustinus wordt uitgesproken: 'waarom wilt gij daar buiten zwerven?

Keer in tot uzelf, want in het innerlijk woont de waarheid!'

Zo komt het, dat in later tijd mystieke denkers zich op Augustinus konden beroepen.

Deze stelling zou Augustinus, indien hij erbij was blijven staan, gemakkelijk tot een opvatting kunnen brengen, welke met de Indische verwant is, die namelijk in al het uiterlijke slechts een voortbrengsel van de denkende geest ziet.

En inderdaad wordt hij zo door menigeen geïnterpreteerd.

In de grond echter gaat zijn denken een andere weg.

Hij zoekt 'een bewegende oorzaak, die niet als identiek met de innerlijke krachten van de mens kan worden geduid, een overheersende, bindende instantie, die een eigen hoogheid vertegenwoordigt, een stem, welke niet maar de teruggekaatste echo van de onze is: de waarheid...'

Hij zelf zegt: 'uit wil ik zelfs boven mijn kracht, die geheugen heet; uit wil ik daarboven, om tot U te reiken, o zoet Licht!

Hij vindt de waarheid en het licht in God, God, die door ons wel gekend en bevat kan worden, tegenover wie al ons denken en al onze categorieën verstommen - want Hij is groot zonder hoegrootheid, goed zonder eigenschap, tegenwoordig zonder plaats, eeuwig zonder tijd -, die zich echter in zijn goddelijk Woord aan ons heeft geopenbaard.

Dat brengt Augustinus tot de verloochening van alle filosofie die de wereld voor een voortbrengsel van de menselijke geest zou willen laten doorgaan, en van elke poging de waarheid louter door afdaling in onszelf te vinden: het is niet zo, dat de kennis het kenbare voortbrengt, integendeel, er bestaat een werkelijkheid, onafhankelijk van ons denken, de ordening en de werkelijkheid van God.

Dat brengt hem verder tot de uitdrukkelijke leer van het wezen van God als Drie-eenheid.

Hij verwijdert uit de triniteitleer het laatste restje van de door Origenes en de arianen geleerde ondergeschiktheid van de Zoon aan de Vader.

De 'goddelijke substantie' existeert in drie personen: Vader, Zoon en Heilige Geest; En in elk daarvan existeert zij in haar volkomenheid.

Om dit, voor het verstand bezwaarlijk te vatten dogma, begrijpelijk te maken bedient Augustinus zich van de analogie van de menselijke ziel: in zoverre deze uit Zijn, leven en kennen (of, zoals hij elders zegt, uit Zijn, weten en leven), een homogeen wezen vormt, is zij een symbool van het mysterie van de goddelijke drievuldigheid; en dit is meer dan een vergelijking, want de mens is naar het beeld Gods geschapen.