|
![]() BERGSON: DUUR EN GEHEUGEN Alle gegevens van het menselijk bewustzijn vertonen drie kenmerkende karaktertrekken, in wezen zijn zij: intensiteit, duur en vrijheid. Deze karaktertrekken worden echter niet in volle zuiverheid waargenomen, daar de noodzakelijkheid voor ons bestaat te handelen in een uitgebreide en mechanisch geregelde wereld en wij onze gedachten slechts door middel van symbolische woorden uitdrukking kunnen geven. Daardoor worden wij onbewust gedrongen ons innerlijk leven in die mechanische vormen te uiten, die wij overal rondom ons in de wereld waarnemen, zonder te beseffen, hoezeer wij daardoor aan het wezen van het zuiver geestelijk te kort doen. Daar de dingen in de ruimte meetbaar zijn, beschouwen wij de zuiver kwalitatieve intensiteit van onze zielstoestanden eveneens als quantitief meetbare grootheden: dat is de fout van de psychofysika, die op zulke gewelddadige manier ons zieleleven wil verklaren. Daar de dingen vele en onderscheiden zijn, houden wij onze bewustzijnstoestanden eveneens voor naast elkander staande, enkel mechanisch verbonden eenheden: dat is de fundamentele fout van de associatiepsychologie.
Deze vergissingen worden begrijpelijk uit onze onvermijdelijk ontstaande en door de uitkomsten van de exacte wetenschap nog versterkte gewoonte, de zuivere "duur" ruimtelijk op te vatten. De mens neigt daardoor vanzelf tot dit eigenaardige soort materialisme, omdat wij steeds en overal rekening moeten houden met de stof; wij denken ruimtelijk - en nochtans is het de tijd, de natuurlijke, "levende tijd", die het wezen is van alle dingen. Deze "tijd", deze duur is niet het afgetrokken begrip van de mathematische natuurkunde, hij in tegendeel in wezen: accumulatie, groei, schepping. "Duur is de continuerende vooruitgang van het verleden, dat zich invreet in de toekomst en zwelt naarmate het vooruit gaat". Bergson zelf maakt zijn voorstelling van de duur duidelijk met een voorbeeld:
In ons zelf is het geheugen de drager van de "duur", het geheugen de drager van de "duur", het geheugen is het machtige hulpmiddel, dat aan ons bestaan continuïteit verleent en alle mogelijkheden in gereedheid houdt om ons aan elke situatie aan te passen; het geheugen belichaamd onze geestelijke groei, doordat het ons gehele leven, ons gehele verleden in één enkel ogenblik samenvat en tegelijk als springplank dient om hogerop te klimmen. Het geheugen is geenszins een onnodige ballest; het is een forum, een schouwtoneel voor onze verbeeldingskracht, waar de verschillende mogelijkheden worden overwogen, de verschillende uitkomsten worden doordacht, voor de beslissende keuze valt, de uitvoerende handeling geschiedt. De vrije wil is een gevolg van ons bewustzijn en dit bewustzijn is in feite een gevolg van ons vermogen herinneringen te reproduceren; zeggen, dat wij vrij zijn, is niets anders dan beweren, dat wij weten, wat wij doen:
Indien de deterministen, die de vrijheid van de wil ontkennen, gelijk hadden en elke daad dus het automatische en mechanische gevolg van een bepaalde oorzaak was, dan zou elk motief aanstonds en zonder aarzelen in een handeling overslaan, met dezelfde natuurlijkheid als waarmee de elektrische vonk als gevolg van het contact der polen tot stand komt. Maar zo is het in feite niet: de keuze, waarvoor de mens bij zijn handelen komt te staan, kost hem soms heel wat moeite en wanneer de keuze valt, heeft men het gevoel "een daad" te hebben verricht. Zulk een beslissing is dus een schepping en enkele inspanning kost moeite. Vandaar de soms afgespannen en vermoeide trekken van de mens, zo schril afstekend tegenover de wettige zelfvoldaanheid van de dieren. En inderdaad hoeveel gemakkelijker komt het dier door het leven: het kan vertrouwen op zij instinct; keuze, bezinning, en dus ook gewetenskwalen, kent het niet.
|