|
GESCHIEDENIS VAN DE FILOSOFIE
BOEDDHISME: RELIGIE ZONDER GOD Alle leven is lijden. Alle lijden vindt zijn oorzaak in de begeerte, in de 'dorst'. Opheffing van deze begeerte voert tot
opheffing van het lijden, tot verbreking van de keten der wedergeboorten. De weg tot bevrijding is het heilige,
achtdelige pad, namelijk: het rechte geloof, het rechte denken, het rechte leven, het
rechte streven, de rechte 'aandacht', de rechte concentratie (contemplatie). In het Boeddhisme wordt van God niet gerept, maar is slechts sprake van het lijden als fundamenteel feit van het menselijke (resp. geschapen) leven. Inderdaad is het Boeddhisme een
atheïstische religie - althans in zijn oorspronkelijke gestalte.
In Europa is, onder de heerschappij
van het christendom, het zogenaamde theïsme, het geloof aan een persoonlijk God, bijna
gelijkluidend geworden met godsdienst in het algemeen. Voor hem die in deze zienswijze is
verstard, moet een 'atheïstische godsdienst' wel een innerlijke tegenspraak betekenen. Het Boeddhisme en andere godsdiensten
(de Jainas bijvoorbeeld kennen ook geen persoonlijk god) leren ons dat deze opvatting van
het godsbegrip te eng is. Zij laten zien dat er godsdiensten
kunnen zijn en er inderdaad ook zijn, die aan een zedelijke wereldorde, aan het ideaal van
zedelijke volmaaktheid, aan wedergeboorte en verlossing geloven en derhalve echte religies
zijn, maar die de godsvoorstelling verwerpen en in zoverre met recht atheïstisch
mogen genoemd worden.
Dharma. Bespiegelingen over metafysische
vragen als: is de wereld eindig of oneindig? Heeft zij een begin in de tijd gehad?
, heeft Boeddha beslist veroordeeld. Hij maakte de trotse
brahmanenpriester belachelijk, die beweerde in de goddelijk geïnspireerde Veda de
oplossing van dergelijke vragen te bezitten. Desalniettemin vertoont reeds het
oudste boeddhisme een volledige metafysica, in de zin van klare voorstellingen omtrent het
wezen en de samenhang van het heelal. De laatste bestanddelen, waaruit al
het zijnde is samengesteld, worden 'dharma' genoemd. Er zijn oneindig veel dharma's. Hoe men zich een dergelijk dharma
moet voorstellen, daarover lopen de meningen van de verschillende scholen uiteen. Zeker schijnt alleen het volgende: de
dharma's zijn geen zielen of wat dan ook wat leeft, maar onbezield. Alle levende wezens, de goden
incluis, en evenzo alle samengestelde dingen als stenen, bergen enz. - moet men opvatten
als uit dergelijke onbezielde dharma's opgebouwd.
Leven is dus een samengesteld
verschijnsel. Overigens is een dharma geen duurzaam
bestaand iets, maar een onbestendige verschijningsvorm, een iets dat ontstaat en spoedig
weer vergaat. Een duurzaam, blijvend Zijn is er
volstrekt niet. Het enige wat is, is de gestadige
wisseling, een eeuwig vervlieten in het ononderbroken ontstaan en vergaan van de dharma's. Al het zijn is slechts een ogenblikkelijk verschijnsel, dat opflitst en, op het ogenblik dat wij het waarnemen, al weer verdwenen is. Alleen het ogenblik is werkelijk, het
heelal niets dan een onophoudelijke stroom van afzonderlijke zijnsmomenten, een
'continuüm van vergankelijkheid'. Zo kan er ook geen bestendig 'ik' in
ons zijn. Ook ziel en bewustzijn vergaan en
ontstaan elk ogenblik opnieuw.
De snelheid waarmede zich deze
processen voltrekken en hun verwikkeldheid vestigen de bedrieglijke indruk, als zou
daarachter een duurzaam, zichzelf steeds gelijkblijvend ik schuilen. Een dergelijke beschouwingswijze
behoeft een geheel andersoortige houding tegenover de tijd dan de onze. Terwijl wij in de tijd een gestadig
voortgaand proces zien, dat, uit het verleden komend, door het punt dat wij 'tegenwoordig'
noemen heengaande, zich naar de toekomst uitstrekt, is voor de boeddhist het tijdsverloop
geen samenhangende stroom, maar de opeenvolging van louter losstaande momenten. Er is geen 'duur' en er bestaat ook
geen geschiedenis in onze moderne betekenis. Het boeddhistische denken is zo een
grote ontkenning: er is geen god, geen schepper, geen schepping, geen ik, geen blijvend
zijn, geen onsterfelijke ziel. Een vooraanstaand Russisch geleerde
heeft de kern van de boeddhistisch leer herleid tot de korte formule: 'geen substantie,
geen duur, geen zaligheid'. Daarbij moeten wij onder
gelukzaligheid de positieve gelukzaligheid verstaan; want een duurzame verlossing
bestaat er, zoals wij zullen zien, voor de boeddhist ongetwijfeld - al draagt ook deze dan
een negatief karakter.
|