LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      FILOSOFIE: LEER DER GROTE DENKERS 

  BRUNO: HET PERSOONLIJKHEIDSBEGRIP  

En dit Alles, deze oneindigheid in haar geheel werkt zich uit in de menselijke individualiteit evenzeer als in de eeuwig scheppende, door God bezielde natuur.

De mens is slechts een microkosmisch spiegelbeeld, herhaalt dus wetmatig, automatisch wat in kosmisch verband geschiedt.

Hoe is zo iets mogelijk en waar blijft dan de eigene wetmatigheid, die de vrije persoonlijkheid kenmerken moet?

In zijn laatste, rijpste geschriften, uit de tijd in Frankfort doorgebracht, heeft Bruno zich intensief met deze problemen beziggehouden.

Scherper dan ooit te voren legt Bruno thans de nadruk op de onreduceerbare, eigendommelijke waardigheid van de individualiteit.

Er zijn, zo leert hij, geen twee dingen, geen twee gebeurtenissen, geen twee mogelijkheden, die in alle opzichten, volstrekt met elkaar overeenstemmen.

Elk individu is integendeel een wezenheid, een substantie op zichzelf.

Deze laatst-werkelijke waarheden, deze 'in-dividuen' (= ondeelbaarheden, elementen) zijn het eigenlijke substantiële van de wereldbouw.

Zij kunnen ontstaan, noch vergaan; zij blijven en duren, ook dan nog, wanneer het 'ding' als verschijnsel verdwijnt.

Evenals elk geheel getal uit een bepaald aantal eenheden bestaat, zo moet ook elk ding uit oorspronkelijke, ondeelbare eenheden, elementen opgebouwd zijn.

Deze wereldelementen noemt hij afwisselend: atomen, minima, monaden.

Maar ook deze elementen denkt hij zich niet volstrekt aan elkaar gelijk en geheel op zichzelf staand: zijn monaden kennen, evenals dit later bij Leibniz het geval zal zijn, alle mogelijke trappen van volmaaktheid, en buitendien bij Bruno nog graden van uitgebreidheid.

De atomen van de hogere kunnen die van de lagere graad in zich sluiten en al zijn alle monaden in wezen onreduceerbare eenheden, zo kunnen zij toch, naar Bruno's mening, ondergeschikte delen bezitten.

Voor hem is b.v. de zon met haar planetensysteem een monade, een eenheid, een minimum in vergelijking met het universum, dat op zichzelf ook weer een monade, namelijk de hoogste eenheid is.

Maar niet alleen ten opzichte van de uitbreiding onderscheidt Bruno monaden, ook ten opzichte van de kracht, van de ziel, van de wil statueert hij zulke.

De mensenziel is een monade, maar ook de wereldziel is een zodanig element.

De laatste noemt hij zelfs de monade der monaden, daar zij in wezen alles samenvat, wat de monaden van lagere orde, dus alle overige, kunnen zijn.

Men merkt duidelijk, hoe hier de monadenleer van Leibniz in de kern voor ons ligt en hoe deze grote denker, verre van iets geheel nieuws te brengen, slechts oude wijsheid, door Bruno geanticipeerd, op een hoger plan van begrip systematischer ontvouwt en grondvest.

Ook in hun leer van de individualiteit is de overeenstemming treffend.

De stelling van Bruno luidde: in de mens werkt het gehele universum zich uit.

Dit is slechts mogelijk, doordat het individu als monade het evenbeeld van de kosmosmonade is.

Maar hoe kan dit grootste geheel in dit kleine deel gaan werken?

Hoe kan de kosmosmonade zich in de mensenmonade openbaren?

Bruno antwoordt: door de voorstelling, in het bewustzijn.

Het universum schept en ontwikkelt zich in het menselijk organisme; de wereldziel denkt, voelt, wil in de menselijke ziel; alles wat daarvan als voorstelling de mens tot het bewustzijn komt, is dus een 'spiegeling' van het kosmisch gebeuren, eenvoudig, wijl in de menselijke geest en in het bezielde universum eenzelfde kracht, de wereldziel, dezelfde uitwerking veroorzaken moet.

Hier verschijnt dan in Bruno's leer, voor het eerst in wijsgerig-systematisch verband, het kracht-begrip (vigore), dat voortaan een belangrijke rol in de wereldbeschouwing van de europeesche filosofen spelen zal, op de voorgrond.

Het wereldbeeld van de scholastiek kraakt in zijn voegen, de goudschijn van diepzinnigheid, die aan de specifiek-middeleeuwse grondvoorstellingen: formae substantiales en causae primordiales kleefde, is voortaan verbleekt, de schoolse wijsbegeerte heeft afgedaan.

Niet meer door louter begripmatigheid, zuiver formeel en met een neiging tot spitsvondigheid, wil men de vraagstukken van God en wereld oplossen; van het standpunt van het scheppende leven wordt thans de kosmos in het licht van het wijsgerig onderzoek beschouwd; de ziel voelt zichzelf niet langer als een monstrum in deze wereld, een verworpelingen op aarde, in zijn eigen binnenste bezit de mens de sleutel om alle wereldraadselen te kunnen ontsluiten.

God is opgegaan in het wereldgeheel; het universum is goddelijk; de mens is dit universum in het klein; de mens is God.

Het eritis sicut Deus: 'Gij zult zijn als God', is in vervulling gegaan.

Geen waagstuk van wereldverklaring kan meer afschrikken; in eigen innerlijkheid vindt de mens microkosmisch verwerkelijkt, wat zich macrokosmisch bewaarheid.

Het menselijke zieleleven verkrijgt daardoor noodzakelijk een betekenis als nooit te voren: de psychologie van een Montaigne (1533-1592) zal het resultaat worden van deze wending van het geestesoog naar de eigen innerlijkheid.

In het wereldbeeld van de specifieke renaissancefilosofie wordt aldus de ereplaats, in de kerkelijke dogmatiek door de Schepper-God bekleed, door de schepper-mens ingenomen.

De mens als schepper komt in het centrum van de geestelijke kosmos te staan: de kunsten, in de eerste plaats de beeldende, namen hun vlucht naar een ongekende hoogte.

In de wijsbegeerte doet een dynamisch evolutionistisch element zijn intrede: het krachtbegrip doortrekt de europeesche wereldbeschouwing.

De wereld is niet langer een reusachtig schaakbord, waarop de eenzame, buitenwereldse God, zonder tegenspeler, tot tijdverdrijf zijn ondoorgrondelijke zetten doet; er zijn in de wereld geen 'vormen', die voor eens en voor altijd hun eeuwig-vaste gedaante behouden; de wereld is een levend organisme, een voortdurend scheppingsproces.

Het bewegende principe in dit proces is de kracht.