|
GESCHIEDENIS VAN DE FILOSOFIE
CUSANUS: EEN ONEINDIG HEELAL In de astronomie komt Cusanus, lang
voor Copernicus, langs de speculatieve weg er toe de beweging van de aarde en een oneindig
heelal aan te nemen. Kepler grijpt herhaaldelijk op hem
terug.
Ook vooruitlopend op de toekomst is
de leer van Cusanus over het wezen en de waarde van de individualiteit. Volgens hem zijn er geen twee gelijke
individuen, in het bijzonder mensen. Het denken van ieder mens
weerspiegelt het heelal - als holle spiegels met telkens verschillende kromming - op een
bepaalde, niet herhaalbare wijze. Over de in het heelal heersende orde
en harmonie zegt Cusanus, dat zij daarop wijzen dat God de wereld niet planloos, maar op
grond van mathematische principes heeft geschapen! Om het heelal te verstaan, moeten wij
dus dezelfde principes toepassen.
Cusanus zelf bedient zich vaak van
mathematische begrippen en vergelijkingen. Van dergelijke mathematische
voorbeelden bedient Cusanus zich vooral om het wezen van God te omschrijven als de
volstrekt Oneindige, in wie alle tegenstellingen samenvallen. Met betrekking tot het menselijk
kennen onderscheidt hij verschillende trappen: de zinlijke, die in de eerste plaats losse,
onsamenhangende indrukken verschaft; de verstandelijke, die de zins indrukken ordent en
verbindt - zijn voornaamste functie is derhalve de onderscheiding, het uiteenhouden van de
tegenstellingen, zijn opperste principe is de stelling van het uitgesloten derde; ten
slotte de rede, die datgene wat het verstand scheidt, tot een hogere eenheid, een
synthese, verbindt. In het vlak van de rede dus vindt een
samenvallen plaats van de tegenstellingen - waarmede de Cubaan de diepe waarheid
uitspreekt die voor het Herakleitos en na hem veel andere denkers hebben geformuleerd.
God, als het hoogste object van ons
denken, is het absolute waarin zonder meer alle tegenstellingen opgeheven zijn: hij is het
grootste en het kleinste, Hij staat als verborgen god aan gene zijde van de tegenstelling
en aan gene zijde van ons bevattingsvermogen - een gedachte die wij reeds van de
neoplatonische mystici met hun 'negatieve theologie' en van de meester Eckhart kennen,
welke beide ook Cusanus beïnvloed hebben. Met betrekking tot het absolute is
derhalve de uitkomst van al ons denken een niet-weten. Dat is geen gewone onwetendheid, maar een 'geleerde', een bewust niet-weten; een weten van ons niet-weten, zoals Sokrates dat had bezeten en zoals dat aan het begin - en wellicht ook aan het einde - van alle ware filosofie staat.
|