LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      GESCHIEDENIS VAN DE FILOSOFIE    

  CUSANUS: EEN ONEINDIG HEELAL  

In de astronomie komt Cusanus, lang voor Copernicus, langs de speculatieve weg er toe de beweging van de aarde en een oneindig heelal aan te nemen.

Kepler grijpt herhaaldelijk op hem terug.

Ook vooruitlopend op de toekomst is de leer van Cusanus over het wezen en de waarde van de individualiteit.

Volgens hem zijn er geen twee gelijke individuen, in het bijzonder mensen.

Het denken van ieder mens weerspiegelt het heelal - als holle spiegels met telkens verschillende kromming - op een bepaalde, niet herhaalbare wijze.

Over de in het heelal heersende orde en harmonie zegt Cusanus, dat zij daarop wijzen dat God de wereld niet planloos, maar op grond van mathematische principes heeft geschapen!

Om het heelal te verstaan, moeten wij dus dezelfde principes toepassen.

Cusanus zelf bedient zich vaak van mathematische begrippen en vergelijkingen.

Van dergelijke mathematische voorbeelden bedient Cusanus zich vooral om het wezen van God te omschrijven als de volstrekt Oneindige, in wie alle tegenstellingen samenvallen.

Met betrekking tot het menselijk kennen onderscheidt hij verschillende trappen: de zinlijke, die in de eerste plaats losse, onsamenhangende indrukken verschaft; de verstandelijke, die de zins indrukken ordent en verbindt - zijn voornaamste functie is derhalve de onderscheiding, het uiteenhouden van de tegenstellingen, zijn opperste principe is de stelling van het uitgesloten derde; ten slotte de rede, die datgene wat het verstand scheidt, tot een hogere eenheid, een synthese, verbindt.

In het vlak van de rede dus vindt een samenvallen plaats van de tegenstellingen - waarmede de Cubaan de diepe waarheid uitspreekt die voor het Herakleitos en na hem veel andere denkers hebben geformuleerd.

God, als het hoogste object van ons denken, is het absolute waarin zonder meer alle tegenstellingen opgeheven zijn: hij is het grootste en het kleinste, Hij staat als verborgen god aan gene zijde van de tegenstelling en aan gene zijde van ons bevattingsvermogen - een gedachte die wij reeds van de neoplatonische mystici met hun 'negatieve theologie' en van de meester Eckhart kennen, welke beide ook Cusanus beïnvloed hebben.

Met betrekking tot het absolute is derhalve de uitkomst van al ons denken een niet-weten.

Dat is geen gewone onwetendheid, maar een 'geleerde', een bewust niet-weten; een weten van ons niet-weten, zoals Sokrates dat had bezeten en zoals dat aan het begin - en wellicht ook aan het einde - van alle ware filosofie staat.

H