LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      FILOSOFIE: LEER DER GROTE DENKERS 

  DEMOKRITOS: ATOMISME  

Een wereldbeschouwing, die slechts atomen en de beweging van deze als werkelijk erkent, schijnt wel onvermijdelijk in volstrekt materialisme te moeten verzinken, toch is Demokritos, de grootse onder atomisten, alles behalve eenzijdig materialist.

In het 'atoom' van Demokritos vinden wij, evenals bij zijn voorloper Leukippos, de gedachte van het ondeelbare éne, d.i. het principe van Parmenides, terug.

Doch op zijn weg van Parmenides naar Demokritos is dit principe van een zuiver metafysisch tot een uitsluitend fysisch beginsel geëvolueerd.

Wel had Demokritos daarmede een vruchtbare werkhypothese voor de verklaring van de natuurverschijnselen gewonnen, doch van zuiver filosofisch standpunt beschouwd, was dit atoombegrip zo vol innerlijke tegenspraak, dat de scherpzinnige Zeno voorzeker met een lach van behagen zijn dialectisch ontleedmes daarop zou gewet hebben.

Immers het atoom werd stoffelijk gedacht, het had uitgebreidheid, dus moest het,zij het slechts in gedachte, nog verder kunnen verdeeld worden.

Dat was in tegenspraak met de definitie, die ondeelbaarheid vooropstelde.

Deze ongerijmdheid schijnt ook Demokritos te hebben gevoeld.

Het voornaamste onder de natuurelementen is voor Demokritos, evenals voor Herakleitos, het vuur.

Het is het volkomenste, wijl het begeerlijkste.

Het bestaat uit de fijnste atomen en is het bewegende principe in alle levende organismen: het vuur is de zielestof.

De ziel is evenals alle andere dingen samengesteld uit atomen (en wordt dus materieel gedacht), die zelf onbezielde eenheden zijn.

Het kenmerkende van de demokritische psychologie bestaat dan ook daarin, dat hij het zieleleven met geheel zijn kwalitatieve inhoud: voorstellingen, gevoelens, strevingen tot kwantitatieve processen en bewegingsverschijnselen van de atomen wil terugbrengen.

Zo is de zintuiglijke waarneming, als een van deze functies der ziel, niet anders dan een 'aanraken'.

Deeltjes van dingen dringen in onze waarnemingsorganen en brengen daar 'vuuratomen' in beweging.

Deze waarnemingen hebben volgens Demokritos geen waarde als werkelijke kennis.

Want de waarneming is niet alleen afhankelijk van het ding daarbuiten ons, zij wordt tevens beïnvloed door de zelfstandige bewegingen van de vuuratomen, die evenals alle andere atomen nooit in rust zijn.

Met de zinnen vatten wij dus niet de atomen zelf en hun bepaalde verbinding, beweging in het 'lege', doch enkel maar de 'secundaire' kwaliteiten, als daar zijn: kleur, smaak, reuk, temperatuur enz.

Vandaar de subjectiviteit van alle waarneming, die nooit tot ware kennis leiden kan.Daartegenover staat dan voor Demokritos het denken, dat wel tot de waarheid doordringen kan.

Hier staat Demokritos op hetzelfde standpunt als vroeger Parmenides, die eveneens een scherpe scheidingslijn trok, tussen de ware kennis, die uit het denken ontspringt en de onzekere mening, die uit de ervaring stamt.

Doch voor Demokritos was hiermede tegelijk het punt aangeduid, waar hij het starre eleatisme, dat elk compromis verafschuwde, nader tot de werkelijkheid brengen moest.

Want bij een enkel op schijn berustende mening kan een natuurvorscher, die de werkelijkheid verklaren wil, niet blijven staan.

Hij laat daarom het Zijnde, de eeuwige Waarheid als onkennelijk buiten beschouwing; hij maakt van de nood een deugd en vervangt het goddelijk 'ware' door het, menselijkerwijs gesproken, 'juiste'.

Demokritos zag zich dus als wetenschapsmens voor de taak gesteld de kloof tussen waarnemen en denken te overbruggen.

De beste weg tot dit doel zou later Plato vinden, door in de waarneming zelf een kern van blijvende waarheid te erkennen.

Demokritos echter, is gebonden aan zijn atomistisch-materialistisch  uitgangspunt.

Hij heeft geen oog voor de eigen wet van het geestelijke in de mens.

Voor hem is het kenmerkende van de waarneming, dat zij niet tot de fijnere atomistische structuur van de dingen doordringt, terwijl het denken deze fijnste geledingen onmiddellijk 'aanschouwt'.

Bij de grote massa van de mensen blijven deze 'fijnste' voorstellingen tegenover de 'grove' en 'heftige' invloeden op de zinnen geheel zonder resultaat.

Alleen de wijze, de wijsgeer is voor hem ontvankelijk.

Aldus zag Demokritos in, dat wij door middel van de zintuigen niet de dingen leren kennen, zoals zij op zichzelf in de lege ruimte bestaan, doch enkel maar 'idolen', zinnenbeelden ervaren, die afhankelijk zijn van onze menselijke constitutie.

Hierin had Demokritos van de grote sofist Protagoras geleerd, die deze these op de spits dreef en rondweg verklaarde: 'De mens is de maat van alle dingen'.

Al ons weten-uit-ervaring berust volgens Demokritos op schijn, op conventie:

Schijnbaar (conventioneel) is zoetheid, schijnbaar is bitterheid, schijnbaar het koude, schijnbaar de kleur; eeuwig alleen zijn de atomen en het lege.

De dingen met hun eigenschappen slechts schijn?

Alleen de atomen en het lege waar?

Dus al het andere, wat wij zien en ervaren en heel het leven door gewaar worden, slechts verbeelding en schijn?

Demokritos zelf vindt hier het tegenargument.

Hij laat de zinnen spottend spreken tot het verstand: 'Gij arm verstand, aan ons ontleent gij uw bewijsstukken en wilt ons daarmee uit het veld ruimen? Uw zege is uw val!'

De zintuigen bedriegen, alleen het verstand zoekt het ware, het eeuwige - edoch - het blijft afhankelijk van de gesmade zintuigen, die het materiaal moeten leveren.

Het verstand besluit dus van de schijn op het zijn.

Hoe kan men echter uit de leugen de waarheid destilleren?

Ook hier lag een moeilijkheid, die Demokritos, zeer waarschijnlijk,voor onoplosbaar gehouden heeft.

Zo moet, in tegenstelling met zijn voorgangers, telkens weer de nuchtere, ondogmatische geesteshouding van Demokritos opvallen.

Parmenides b.v. zag er niet tegen op de ganse werkelijkheid te negeren, om zijn principe van het ene Zijn te redden.

Demokritos houdt zich aan het feitelijke, het gegevene.

Hij houdt zijn natuurleer in overeenstemming met de wereld, zoals hij die ervaart.

Daardoor geraakt hij telkens in tweestrijd tussen de eis van de zinnen en de eis van het verstand.

Hij berust echter in deze tegenstrijd tussen denken en ervaring: Demokritos dwingt de feiten niet meer in een systematisch verband. 'De waarheid ligt in de diepte', niet geheel bereikbaar voor de mens.

Dit inzicht leidt bij hem echter niet tot hopeloos scepticisme, zoals dit bij zijn tijdgenoot, de sofist Gorgias, het geval was, doch enkel tot de gereserveerde geesteshouding van de ware natuuronderzoeker, die oordelen kan, dat de ene theorie beter past dan de andere, doch elk ingenomen standpunt gaarne opgeeft voor een beter, dat meer belooft.