|
FILOSOFIE: HET ABSOLUTE C.LAMOMT: EEN DEFINITIE VAN HUMANISME (1965) De filosofie van het humanisme stelt voor een eigen en besliste kijk op de wereld, de natuur van de mens en de behandeling van menselijke problemen. De term 'humanist' kwam voor het eerst in gebruik in de eerste decenniën van de zestiende eeuw ter aanduiding van schrijvers en geleerden uit de Europese Renaissance. Het tegenwoordige humanisme sluit de duurzaamste waarden van het Renaissancehumanisme in, maar overtreft dit ver in filosofische draagwijdte en betekenis. Om het humanisme van de twintigste eeuw in het kort te definiëren, zou ik willen zeggen, dat het is een filosofie die zich blijmoedig in dienst stelt van de bevordering van het welzijn van alle mensen in deze 'natuurlijke' wereld, en die daarbij de methoden vóórstaat van het verstand, de wetenschap en de democratie. Ofschoon deze stelling veel diepgaande consequenties heeft, is zij niet moeilijk te begrijpen. Humanisme is in het algemeen geen denkwijze die alleen geschikt is voor beroepsfilosofen, het is ook een levensovertuiging voor gewone mannen en vrouwen die een bestaan willen leiden dat gelukkig en nuttig is. Het tracht geen beroep te doen op hoger ontwikkelden door aanspraken op grote oorspronkelijkheid, noch op de massa door beloften van een gemakkelijke vervulling van menselijke verlangens, zij het op deze aarde zij het in een bovennatuurlijke droomwereld. Maar wel maakt het humanisme plaats voor de verscheiden aspecten van de menselijke natuur. Hoewel het de rede beschouwt als de hoogste rechter inzake waarheid, goedheid en schoonheid, stelt het met nadruk, dat de rede volledig begrip moet hebben voor de gevoelszijde van de mens. Het humanisme ziet dan ook als één van zijn voornaamste taken, het gevoelsleven vrij te maken van dwang en irrationele beperkingen. Het humanisme is een filosofie met veel facetten, aangepast aan deze moderne tijd, en toch zich volledig bewust van de lessen der geschiedenis en van de rijkdom der filosofische traditie. Zijn taak is het tot een samenhangend en begrijpelijk geheel te verenigen de hoofdelementen van de wijsgerige waarheid, en deze synthese te maken tot een krachtige drijfveer en realiteit in het denken en doen van, levende mensen. Wat dan zijn de grondbeginselen van het humanisme, die zijn plaats bepalen en die het onderscheiden van andere filosofische standpunten? Mijns inziens berust de humanistische filosofie op tien centrale stellingen: Ten eerste: het humanisme gelooft in een naturalistische metafysiek of houding ten opzichte van het heelal, die alle vormen van het bovennatuurlijke als mythe beschouwt en die de Natuur houdt voor de totaliteit van het zijnde en voor een voortdurend veranderend systeem van stof en energie, dat bestaat onafhankelijk van iedere geest of bewustzijn. Ten tweede: het humanisme, dat voornamelijk steunt op de wetten en feiten van de wetenschap, gelooft dat de mens het product is van de evolutie der Natuur, waarvan hij een deel is; dat 's mensen geest onafscheidelijk verbonden is met de werking van zijn hersenen; en dat hij, als een onscheidbare eenheid van lichaam en persoonlijkheid, geen bewustzijnsleven kan hebben na de dood. Ten derde: het humanisme, dat zijn laatste vertrouwen stelt in de mens, gelooft dat menselijke wezens de kracht of het vermogen bezitten om hun eigen problemen op te lossen, door eerst en vooral te vertrouwen op de rede en de met durf en visie aangewende wetenschappelijke methode. Ten vierde: in tegenstelling met alle theorieën van algemeen determinisme, fatalisme of predestinatie gelooft het humanisme dat menselijke wezens, ofschoon bepaald door het verleden, een authentieke vrijheid bezitten tot scheppend kiezen en handelen, en dat zij, binnen zekere objectieve grenzen, meester zijn over hun eigen lot. Ten vijfde: het humanisme gelooft in een ethiek of zedenleer, die alle menselijke waarden grondvest op ervaringen en betrekkingen binnen deze wereld en die als haar hoogste doel beschouwt het aardse geluk, de vrijheid en vooruitgang - in economisch, cultureel en zedelijk opzicht - van heel de mensheid, ongeacht de verschillen van natie, ras of godsdienst. Ten zesde: het humanisme gelooft, dat de individuele mens het ideaal van een goed leven bereikt, als hij persoonlijke bevrediging en aanhoudende zelfontwikkeling op harmonische wijze verenigt met belangrijk werk en andere bezigheden die bijdragen tot het welzijn van de gemeenschap. Ten zevende: het humanisme gelooft in de zo ruim mogelijke ontwikkeling van kunst en schoonheidsbesef, met inbegrip van de waardering voor de pracht en heerlijkheid van de Natuur, zodat de esthetische ervaring een alom aanwezige werkelijkheid zal worden in het leven der mensen. Ten achtste: het humanisme gelooft in een verstrekkend sociaal program, dat strijdt voor de vestiging, over heel de wereld, van democratie, vrede en een hoge levensstandaard op basis van een bloeiend economisch bestel zowel nationaal als internationaal. Ten negende: het humanisme gelooft in de volledige doorvoering in het maatschappelijk leven van redelijkheid en wetenschappelijke methode, en daarom in het gebruik van democratische methoden - met inbegrip van volledige vrijheid van meningsuiting en burgerrechten - op alle terreinen van het economisch, politiek en cultureleven. Ten tiende: in overeenstemming met de methode van de wetenschap gelooft het humanisme in de nooit eindigende taak, principiële opvattingen en overtuigingen, ook die van het humanisme zelf, aan twijfel en kritiek te onderwerpen. Het humanisme is geen nieuw dogma, maar een filosofie die in ontwikkeling is en die altijd blijft openstaan voor proefondervindelijke controle, nieuw ontdekte feiten en strengere betoogtrant. Ik geloof, dat deze tien punten een uitdrukking zijn van het humanisme in zijn meest aannemelijke moderne vorm. Deze filosofie kan meer uitdrukkelijk gekenschetst worden als wetenschappelijk humanisme, seculier humanisme, naturalistisch humanisme of democratisch humanisme, al naargelang de nadruk die men hier of daar wenst te leggen. Hoe men het ook noemt, humanisme is de opvatting dat de mens maar één keer te leven heeft en dat hij van zijn leven het beste moet maken uit oogpunt van scheppend werk en menselijk geluk; dat menselijk geluk zichzelf rechtvaardigt en geen bekrachtiging of ondersteuning behoeft uit bovennatuurlijke bronnen; dat het bovennatuurlijke, gewoonlijk begrepen als hemelse goden of als onvergankelijke hemelse oorden, in elk geval niet bestaat; en dat de mensen, wanneer zij hun eigen verstand gebruiken en bereidwillig met elkaar samenwerken, in staat zijn op deze aarde een citadel te bouwen van vrede en schoonheid die standhoudt. Het is waar dat geen volk tot heden de vestiging van de ideale maatschappij is nabijgekomen. Toch stelt het humanisme, dat het eigen verstand en de eigen inspanningen van de mens zijn beste en in feite zijn enige hoop zijn; en dat de weigering van de mens om dit punt te erkennen één van de voornaamste oorzaken is van zijn mislukkingen in heel de geschiedenis. Het Christelijke Westen is gedurende bijna 2000 jaar in verwarring gebracht en misleid door de gedachte, zo kernachtig uitgedrukt door St. Augustinus: 'Vervloekt is alwie zijn hoop stelt op de mens'.
|