LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      FILOSOFIE: HET ABSOLUTE 

  GOD EN HET KWAAD  

Inleiding.

Is de oneindige en absolute Geest, die de wereld van eindige dingen uit het niets, door een ontkenning van zijn eigen Zijn, heeft geschapen, een wezen dat zedelijke kwaliteiten bezit, dat rechtvaardig, goed, barmhartig, waarheidlievend is?

De mens, die deze eigenschappen als idealen erkent en hun afwezigheid bij een denkend en willend wezen voor een tekort aanziet, zou zichzelf tegenspreken, als hij aan Degene die zonder enig tekort is, omdat Hij het oneindige zijn zelf is, deze deugden ontzegde.

En wat aan de Oneindige toekomt, komt hem zonder enige beperktheid toe: God is oneindig wijs, oneindig machtig, oneindig goed.

Maar hoe kan God, als Hij oneindig wijs en sterk en goed is, dan een wereld scheppen met zoveel ellende en zoveel onrecht als de onze te zien geeft?

Ofwel wéét Hij niet wat zich hier afspeelt, maar dan is Hij niet alwetend; ofwel kan Hij het kwaad van natuurlijke of morele aard niet verhinderen, maar dan is Hij niet almachtig; ofwel wil Hij het kwaad, dat Hij kent en zou kunnen voorkomen, niet verhinderen, maar verdient Hij dan de naam van 'goed', laat staan van 'oneindig goed'?

Dit probleem, dat vooral de ethische hoedanigheid van het Absolute in het geding brengt, herinnert tevens aan de vraag, die in het vorige hoofdstuk behandeld werd, naar de toepasselijkheid van begrippen welke menselijke eigenschappen aanduiden, op God die al het eindige mateloos overstijgt.