|
FILOSOFIE: LEER DER GROTE DENKERS HEGEL: DE DIALECTISCHE METHODE De dialectische methode baseert zich op de fundamentele vooropstelling, dat, indien in het wezen van de geest de zin van de wereld en dus ook de oorzaak van haar uiteenvallen in de afzonderlijke empirische vormen gezocht moeten worden (de oude idealistische these!), zulks onvermijdelijk mede impliceert, dat het eveneens noodzakelijk tot het wezen van de geest behoort, zich in zichzelf te verdelen, iets (een "ding") uit zichzelf naar buiten te projecteren en door het voorwerp van deze, zijn schepping, zijn "Gegen-stand" in zich zelf terug te reflecteren - gelijk een teruggekaatste bal. Wanneer de mystici van oudst en de romantici, met Schelling aan het hoofd, gemeend hadden, dat in het goddelijk wezen een donkere diepte voorhanden zijn moest, om daaruit de ontvouwing van de wereld te kunnen afleiden, zo bestond de rationalisering, systematisering van deze algemene romantische opvatting bij Hegel daarin, dat hij de immanente, logisch-methodische noodwendigheid meende te kunnen aantonen, ten gevolge waarvan de ansolute geest tot de zelfverscheuring in de bonte vormverscheidenheden van de werkelijkheid in de natuur en geschiedenis gedwongen wordt. De logische tegenstelling van these en antithese en hun samensmelten in de synthese (de continuerend zich herhalende drieslag van de dialectische methode) werd aldus het schema voor de ontwikkeling van de natuur en van de historie. In de dialectische methode openbaart zich het scheppende wonder van de geest, die door deze voortdurende zelfhernieuwing, zelfherschepping, door deze zigzagwijzen groei van de ene categorie naar de andere opklimt, om ten slotte in de hoogste vorm van het totale zichzelf-begrijpen zijn uiteeindelijk doelpunt zal vinden. De dialectische methode rust aldus op de volgende twee grondpijlers: ten eerste, op de eigenschap van al onze gedachten, die het bewerkstelligt, dat de ene gedachte, de ene stelling noodwendig tot een andere, tot de tegenstelling leidt: ten tweede, op de eigenschap van de dingen, die het bewerkstelligt, dat elk ding noodwendig in verband staat met alle andere dingen. En doordat de werkelijkheid in wezen redelijk is (immers een product van de Rede!) leidt de weg , die het denken naar de waarheid voert, tegelijk naar het innerlijke zijn van de dingen, naar het wezen van de werkelijkheid. Daar elk begrip een begrenzing insluit, uitdrukking is van een bepaalde begrenzing, slaat het, consequent doordacht, over de grenzen: d.i. in zijn tegendeel, zijn negatie over. Door de negatie ontstaat echter een nieuwe these, de antithese van de oorspronkelijke, want wat in deze antithese ontkent wordt, is slechts de bepaalde, de begrensde dus onware inhoud (das Wahre is das Ganze!), niet echter de inhoud als totaliteit. De negatie betekent dus dat een nieuw begrip van kracht wordt. Doordat dit nieuwe begrip in zijn verband met het vorige wordt begrepen, wordt de antithese rijker aan de inhoud dan de these: het nieuwe begrip omsluit de inhoud van het vorige. De negatie is dus een opheffing in dubbelzinnige betekenis: een vernietiging en tegelijk een verruiming en een verrijking van de geestesinhoud: de ontkenning is aldus de eerste stap op het pad van de voortschrijdende kennis. Tot positiviteit wordt deze vooruitgang eerst gerealiseerd door het samenvoegen van de these en de antithese in de synthese "Op deze manier moet nu ook het systeem van de begrippen gevormd worden en in een continuerende zich voleindigen." Naar het ritme van deze drieslag-maat wordt dan door Hegel het wereldbeeld opgebouwd: elk opgesteld begrip wordt doordacht, ten einde gedacht, dus genegeerd: de these slaat in de antithese over; daarop volgt de samentrekkende synthese van de tegenstellingen; de hogere eenheid van beide wordt in het denken voltrokken, een eenheid, die hoewel samenvatting van these en antithese, toch weer zuiver these is, zodat het dialectische spel weer van vooraf kan beginnen. Dit dialectisch, automatisch voortschrijdend denkproces is volgens Hegel de volledige adequate uitdrukking van de zelfontplooiing van de geest, dus van het zijn, in de natuur zowel als in de geschiedenis. Want in de dialectische methode ligt in het geheim van elke structuursamenhang besloten: alles wat in de natuur en in geschiedenis met elkaar in verbinding staat, staat volgens de dialectische methode met elkaar in verbinding!
|