|
GESCHIEDENIS VAN DE FILOSOFIE HERAKLITUS: EENHEID DER TEGENSTELLINGEN Ook
Herakleitos ziet de eenheid in de veelheid. Maar hij ziet ze niet, zoals
bijvoorbeeld Parmenides, eenvoudig in een onveranderlijk Zijn, terwijl worden en veelheid
slechts bedrieglijk schijn zou zijn. Hij ziet ze echter ook niet in haar
tegendeel, in het eindeloos vervlieten van de dingen. Hij is hierin vaak verkeerd begrepen,
zowel door latere beoordelaars als door tijdgenoten, onder anderen door Parmenides, wiens
leer van het Zijn mogelijk ook in tegenstelling tot de leer van Herakleitos is
geformuleerd. Herakleitos heeft weliswaar de
uitspraak gedaan: 'wij kunnen niet tweemaal in dezelfde rivier stappen' (want inmiddels
zijn nieuwe wateren toegevloeid, en ook wij zelf zijn bij de tweede maal reeds anders
geworden); en het beroemde woord: 'Alles stroomt, en niets blijft'
vinden wij wel niet onder de fragmenten, maar wordt hem toch eenstemmig door de oude en
door de moderne geleerden toegeschreven.
Hij heeft dus ongetwijfeld het geheim
van de tijd en de eeuwige verwording ingezien als niemand anders. Maar de diepte van zijn inzicht is
niet daarin gelegen, maar veeleer hierin, dat hij achter en in deze onophoudelijke
vervlieting toch een eenheid, namelijk een redelijke grondwet beseft. Eenheid in de veelheid en
veelheid in de eenheid! Ook Herakleitos schijnt een
oersubstantie te hebben aangenomen, maar niet, zoals de Milisiers, water of lucht. Hij spreekt van een oervuur, dat naar
eeuwige wet - 'volgens wetmatigheid' - wordt ontstoken en gedoofd. Waarschijnlijk denkt hij daarbij niet
zozeer aan vuur in de letterlijke zin, wij zouden zeggen van oerenergie. Daarvoor kan worden aangevoerd dat
dit oervuur voor hem tegelijk het goddelijke is en dat de menselijke ziel daarvan een deel
is. De grote grondwet, volgens welke zich
uit deze zuivere oerenergie de veelheid in onafgebroken stroming ontplooit, is de eenheid
der tegenstellingen. Alle ontwikkeling geschiedt in een
polair spel van elkander tegenwerkende krachten. 'God is dag en nacht, winter en
zomer, oorlog en vrede, verzadiging en honger.' In de strijd tussen idee en idee, men en mens, man en vrouw, klasse en klasse, volk en volk vormt zich de harmonische gestalte van de wereld. In deze zin is de oorlog 'de vader
van alle dingen, de koning van alle dingen'. Ieder ding heeft tot zijn wezen zijn
tegendeel nodig. 'Zij begrijpen niet, hoe het, terwijl
het uiteengaat, samengaat: tegenstrevende verbinding als van de lier en de boog.' Daarom hebben diegenen ongelijk, die
naar het einde van alle strijd in een eeuwige vrede verlangen, want met het ophouden van
de scheppende spanningen zouden volstrekte stilstand en dood intreden. Daarom ook zou het voor de mens niet
goed zijn, indien hij al zijn wensen vervuld zag. Want het is de ziekte die de
gezondheid zoet maakt: pas gemeten aan het kwaad krijgt het goede zijn zin, honger kruidt
de verzadiging, de moeite adelt de rust.
Met de leer van het samengaan en het
samenwerken van de tegenstellingen schiep Herakleitos als het ware het model van de
dialectische ontwikkeling, die meer dan tweeduizend jaar na zijn dood bij Hegel en na ham
in het dialectisch materialisme van de marxisten weer tot nieuw leven kwam en die
waarschijnlijk de meest geslaagde poging van de menselijke geest is met het denken het
geheim van het worden naderbij te komen.
(Men neme in acht dat de term
'dialectiek' in dubbele zin wordt gebezigd: oorspronkelijk betekent hij de kunst van
bewijsvoering en redenering en tegenredenering - het woord is afgeleid van het Griekse
woord voor 'redeneren, een gesprek voeren' in het moderne gebruik duidt hij die
ontwikkelingsleer aan, die het worden laat voortkomen uit een gestadig op ander niveau
hernieuwd tegenspel van krachten - waarbij dus het 'tweegesprek' niet plaats vindt tussen
wijsgeren of denkbeelden, maar tussen de weerstrevende krachten van de werkelijkheid
zelf.) Voor grondwet bezigt Herakleitos voor
het eerst het woord 'logos' - dat in het Grieks 'woord', 'redenering' en ten laatste ook
'rede' in de absolute zin betekent. Taak van de mens is nu de logos, de
redelijkheid en de rede die aan geheel het wereldgebeuren ten grondslag ligt, te
onderkennen. Wijs is hij, die zich voor zijn
wetten buigt.
Hoe meer wij inzien, dat onze ziel
een deel van deze almachtige logos is, waarin hij na de dood terugzinkt - 'als aan licht
dat in de nacht uitdooft' - des te meer zullen wij leren onze eigen wil vrijwillig aan de
hoogste rede ondergeschikt te maken en die rust der ziel te winnen, die het eigenlijk
geluk van de mens uitmaakt. Want 'voor God zijn alle dingen
schoon en goed en rechtvaardig; de mensen houden het ene voor goed en het andere voor
slecht.' In de leer van Herakleitos bezitten
wij het eerste alles omvattende weigerige systeem, dat op Griekse bodem is ontstaan. Herakleitos heeft niet, zoals zijn
voorgangers, het oog uitsluitend op de stoffelijke wereld en haar vermeende oorzaken
gevestigd. Hij schouwt tegelijk in de diepten der menselijke ziel - 'Ik heb mijzelf doorvorst', luidt een trotse uiting van hem, en 'Grenzen van de ziel zult ge zeker niet vinden, hoe ver ge ook doordringt en welke weg ge ook bewandelt: zo diep is haar grond'. - en rangschikt de mens met zijn streven en zijn in een geordend metafysisch geheel.
|