|
FILOSOFIE: LEER DER GROTE DENKERS HERAKLEITOS: HET VUUR ALS OERELEMENT De logos is eeuwig! Het heeft daarom voor Herakleitos geen zin meer naar de oorsprong van dit 'immer zijnde' te vragen,- noch op de manier van de mythen, noch op de manier van de natuurfilosofie. Het heersen van de logos is een feit, voor geen verklaring vatbaar. Deze wereldorde, die dezelfde is voor alle wezens en voor voor alle tijden, heeft geen God, geen wetgever geschapen, 'want zij was in alle eeuwigheid ; zij is en zal steeds zijn een eeuwig levend vuur, dat ontvlamt en verdooft in eeuwige regelmaat'. Deze periodische wereldloop is zonder begin en zonder einde; een eeuwige kringloop op en neer. De wereld is eindeloos in wording, want geen macht van buiten-af kan hare ontwikkeling remmen; deze wereld is volstrekt autonoom, want zij draagt haar wet, haar logos in eigen boezem, daarom ontwikkelt zij zich (en alles in haar) naar een onverbrekelijke maat en volgens vaste ritmen: 'de zon zal haar maat niet overschrijden, want weldra zouden de Erinyen, de dienaressen van het Recht, haar te pakken hebben'. Vier oerstoffen onderscheid onze denker, alle met elkaar in het ene grote wordingsproces verbonden: 'vuur leeft den dood van de lucht en lucht leeft den dood van het vuur; water leeft de dood van de aarde, aarde den dood van het water'. Deze voorstelling doet ons terugdenken aan Anaximenes en wanneer Herakleitos vertelt, hoe het ene vuur, het oerelement, zich in tegendelen splitst en uit de vereniging van deze tegengestelden weer het oervuur ontstaat, worden wij onwillekeurig aan Anaximandros herinnerd. En toch zijn bij Herakleitos al deze beelden, die het stoffelijk zijn betreffen, niet anders dan symbolen van een onzinnelijke, onstoffelijke 'onzichtbare harmonie, die beter is dan de zichtbare'. Het vuur is het oerelement van de wereld: 'De omzet grijpt afwisselend plaats; het al tegen het vuur en het vuur tegen het al, gelijk het geld tegen waren en waren tegen geld'. Doch deze centrale betekenis heeft het vuur niet de danken aan het feit, dat het werkelijk de oerstof zou zijn, waaruit alle dingen zijn gemaakt, het bezit hoofdzakelijk deze betekenis als passend zinnebeeld voor het eeuwige, rusteloze wordingsproces, als uitdrukking van het zuivere zich bewegen en onophoudelijk zich veranderen van de wereld in haar geheel. Dit wereldgebeuren gelijkt op een vlam, die in eeuwigen kringloop zichzelf verteert en zich-zelve voedt. Alle begin is het begin van het einde, alle leven is een begin van de dood: 'Onsterfelijke zijn sterfelijk, sterfelijke onsterfelijk: zij leven wederzijds hun dood en sterven wederzijds hun leven.' Herakleitos wordt niet moede er de klemtoon op te leggen, dat in deze wereld niets volstrekt standvastig is.
|