|
GESCHIEDENIS VAN DE FILOSOFIE
JAINISME De heilsleer van de Jaina houdt in:
de wereld bestaat van alle eeuwigheid her uit met leven begaafde zielen (jivas) en
onbezielde materie (ajiva). De jivas bezitten de aanleg tot
alwetendheid, zedelijke volmaaktheid en eeuwige zaligheid. Zij kunnen deze aanleg echter niet verwerkelijken, omdat zij van de aanvang af met materiele stoffen zijn doortrokken, of beter: besmet. Door elke werkzaamheid van de ziel
wordt stof aangetrokken. Daardoor worden de op zichzelf volmaakte en onsterfelijke zielen sterfelijke, met stoffelijke lichamen behepte levende wezens. Verlossing van de ziel in deze
toestand van gebondenheid is mogelijk, indien de binnengedrongen stoffen uit haar
verwijderd worden en het binnendringen van nieuwe stof kan verhinderd worden.
De weg daartoe bestaat uit strenge
ascetische oefeningen, waardoor deze stoffen worden uitgeroeid, en uit een strenge
deugdzame levenswandel, waardoor het binnendringen van nieuwe stof verhinderd wordt. De daarmede samenhangende geloften
eisen van de Jaina: niet liegen; niets nemen wat niet gegeven wordt; afstand doen van de
lust in wereldse zaken; en voor alles, niets wat leeft doden. Hij mag geen dier slachten of
offeren; hij filtreert zijn drinkwater, ten einde de zich daarin bevindende kleine levende
wezens te verwijderen; hij draagt een sluier, om geen insecten in te ademen; hij veegt de
grond voor zijn voeten, opdat zijn voet geen kruipend diertje zal verpletteren. Het spreekt vanzelf dat deze ideale
eisen niet steeds en overal in acht worden genomen, zoals in het algemeen de leer van
Mahavira in de loop der eeuwen allerlei veranderingen, verslappingen en vervalsingen heeft
ondergaan. De noodzaak hun streng gesloten
dogmatisch systeem tegen aanvallen te verdedigen, bracht de Jaina's ertoe een fijn
geslepen kunst van bewijzen en weerleggen te scheppen, die haar hoogtepunt in syadvada,
een soort relativiteitstheorie van de logica, bereikte.
Bijzonderheden van deze
belangwekkende theorie zullen wij hier achterwege laten, omdat zij in gelijksoortige vorm
in de later te behandelen boeddhistische logica van de meervoudige ontkenning terugkeert. De strengheid van hun zedelijke eisen
had ten gevolge dat de Jaina's geen vat konden krijgen op de grote massa.
Zij bleven een geselecteerde
minderheid, die zich echter tot op heden in het Indische leven heeft weten te handhaven en
nog 3 miljoen aanhangers telt, die zich voor een groot deel op belangrijke sociale posten
bevinden. Dat de geestelijke stroming van het Jainisme,
al speelt deze een secundaire rol, toch een verstrekkende invloed heeft gekregen, toont
het voorbeeld van Ghandi, die de leer van de Ahimsa, de veroordeling van gewelddadigheid
tegenover al het levende, tot grondslag van zijn leven en van zijn politieke werkzaamheid
heeft gemaakt.
|