LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      FILOSOFIE: LEER DER GROTE DENKERS 

  KANT: DE ETHICA  

Leerde aldus de kenniskritiek begrijpen, dat er voor het theoretisch bewustzijn geen verbinding tussen de zinnelijke en de bovenzinnelijke wereld, tussen de wereld van de verschijnselen en de wereld van de Dinge-an-sich kan bestaan, dat voor de kennis deze laatste steeds een verboden paradijs zou blijven, zo vond Kant, dat deze verbinding vanzelf ontstaat in het praktische bewustzijn, dat namelijk het zedelijke handelen de intelligiebele, d.i. de bovenzinnelijke en de fenomenale, d.i. de zinnelijke wereld met elkander verbindt.

In tegenstelling met de moraalleer van de,over het algemeen empirisch-sensualistisch georiënteerde wijsbegeerte van de Aufklärung, kon de kritische filosoof, die, immers uitgaand van de objectieve beginselen, in het subjekt de werkelijk wilde begrijpen, zich daarbij niet op de feiten van de innerlijke ervaring, op een empirisch gevoelen, doch uitsluitend op een algemeen geldig, redelijk bewustzijn (Bewustsein Überhaupt) beroepen, die bij zijn oordelen over goed en kwaad en bij alle ethisch gefundeerde handelingen in 't algemeen steunde op beginselen, die (evenals dit bij de kennis het geval was) onafhankelijk van de ervaringswerkelijkheid, toch voor alle werkelijkheid zouden gelden.

Ook voor het zedelijk handelen moesten de a-priorische beginselen worden opgezocht!

In Kant's denken drong zich dus vanzelf de fundamentele vraag van zijn ethica op: bestaat er een noodwendig, algemeen geldend verband tussen de wil, die een niet-zijnde werkelijkheid tot stand wil brengen, en de voorwerpen, juister de 'goederen', waarop hij zich richt, die hij wil verwerkelijken?

Of anders uitgedrukt: bestaat er een algemene zedenwet, waarnaar het redelijk handelen kan?

Zulke zedelijke a-prioriteit, zulke algemeen-geldende ethische beginselen konden nooit of nimmer in de empirische gegeven inhouden van het willen, in bepaalde, zogenaamd 'hoogste goederen' worden gevonden want niet alleen wisselen de waardebepalingen van de de goederen in de loop van de geschiedenis, zij bezitten buitendien ook geen kenmerken, waaraan men hun noodwendigheid, hun algemene-geldigheid herkennen kan.

Weer naar analogie met de kennis kan volgens Kant de a-prioriteit (d.i. om het nog eens verduidelijkend te omschrijven: de algemene en noodwendige geldigheid; de onafhankelijkheid van ervaring en toch geldend voor alle ervaring) van het zedelijke slechts gevonden worden in de vorm van de wil, want slechts de vorm kan algemene wetmatigheid waarborgen, omdat hij onafhankelijk van de werkelijkheid, deze zelf eerst schept,'vormt'.

⚖️ Kernpunten van Kant's ethiek

  • Scheiding tussen kennis en moraal Kant stelt dat er in het theoretisch bewustzijn geen brug bestaat tussen de zintuiglijke wereld (verschijnselen) en de bovenzinnelijke wereld (Dinge-an-sich). Maar in het praktische bewustzijn – dus in het morele handelen – ontstaat die verbinding wél.

  • Redelijk bewustzijn als basis voor moraal In tegenstelling tot de empirisch-sensualistische moraalleer van de Verlichting, baseert Kant zijn ethiek niet op gevoelens of ervaringen, maar op een algemeen geldig, redelijk bewustzijn.

  • A-priorische ethische principes Net zoals kennis volgens Kant gebaseerd is op a-priori beginselen, moeten ook morele handelingen steunen op principes die onafhankelijk zijn van ervaring, maar toch universeel geldig zijn.

  • De vorm van de wil als bron van moraal Kant zoekt de bron van morele wetmatigheid niet in de inhoud van het willen (zoals 'hoogste goederen'), maar in de vorm van de wil zelf. Alleen de vorm kan algemene geldigheid garanderen, omdat die de werkelijkheid vormt in plaats van eruit voort te komen.

  • De categorische imperatief (impliciet aanwezig) Hoewel niet letterlijk genoemd op deze pagina, is Kant’s centrale ethische principe – dat men moet handelen volgens een maxime die men tot algemene wet zou willen verheffen – duidelijk de onderliggende gedachte.