|
FILOSOFIE: LEER DER GROTE DENKERS LEUKIPPOS: ATOMISCHE WERELDBESCHOUWING Leukippos geldt in de geschiedenis van het denken als de grondlegger van de atomistische wereldbeschouwing. Ons is de voorstellingswijze van het atomisme vertrouwd genoeg, want het begrip 'atoom', dat bij Leukippos het eerst wetenschappelijke waardigheid kreeg, heeft zich in de theorieën van de fysica weten te handhaven door de eeuwen heen, meer nog: in de laatste jaren is het atoom van eenvoudig maar hypothese tot controleerbare werkelijkheid geworden. Met 'atoom' bedoelt Leukippos (het Griekse woord zelf duidt het aan:) het 'ondeelbare', d.i. het laatste, enkelvoudig bestanddeel van de stoffelijke dingen; een laatste bestanddeel echter, dat, evenals ieder ander stoffelijk ding, de eigenschap van 'uitgebreidheid' behouden heeft. Elk van deze atomen is evenals het Zijn van Parmenides: onvergankelijk, onveranderlijk, onontstaan, ondeelbaar. Alleen is thans het ééne Zijn in een oneindig grote hoeveelheid van aller kleintjes dingetjes uiteengerukt. Deze atomen zijn niet waarneembaar en zonder eigenschappen, verschillend alleen in grote, vorm en ligging. Sedert eeuwigheid zijn zij voortdurend in beweging. Het atoom werd door Leukippos gelijkbetekende met 't 'volle' opgevat; waar geen atomen waren, daar was dan in tegenstelling: het 'lege'. Deze beide, het volle en het lege, werden de grondbegrippen van zijn methodische poging de werkelijkheid in haar wezen te verklaren. Het lege en het volle waren aldus voor Leukippos beide even reëel. Hij nam dus aan, dat het Zijnde in geen opzicht meer is dan het niet-Zijnde. Tot de aanvaarding van dit paradox zag Leukippos zich gedwongen, om de absurde consequenties van de Elaten, inzonderheid van zijn tijdgenoot Zeno te ontgaan. Wanneer alleen maar het Zijnde is, dan is geen beweging, geen verandering mogelijk, hadden de Eleaten geleerd, 'bewezen'; thans neemt Leukippos aan: er is, ten eerste het 'volle' (d.i. het Zijnde in eleatischen zin), ten tweede het 'lege' (d.i. de lege ruimte). Deze lege ruimte schept de mogelijkheid, dat zich iets beweegt, verandert; het 'volle' verplaatst, ontwikkelt zich in het 'lege', in de ruimte. De aanschouwelijke werkelijkheid, zoals de ervaring die leert kennen, herkreeg aldus hare waardigheid, kennis van de natuur, natuurwetenschap was weer mogelijk geworden. Wat Leukippos wilde, zoekt ook de wetenschap van onze dagen nog: het wereldgeheel op één, alles omvattende formule te brengen. Hij reduceerde zijn vooropstellingen tot een minimum van constanten: het 'volle' en het 'lege', waarbij het ene slechts het tegengestelde van het andere is. Dat hem hierbij duidelijk de voorstelling van een algemeen geldende natuurwetmatigheid voor de geest zweefde, spreekt duidelijk uit zijn woorden: 'Geen ding ontstaat zonder oorzaak, doch alles uit een bepaalde noodzaak en onder de druk van de noodwendigheid.'
|