LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      FILOSOFIE: LEER DER GROTE DENKERS 

  PARACELSUS: GEBONDENHEID EN VRIJHEID  

De grondgedachte van het kosmisch-magisch verbonden-zijn van de mens met de natuur in haar geheel doordrenkt alle wijsgerige en geneeskundige overwegingen en beschouwingen van Paracelsus.

De mens is voor hem niet meer de uit het paradijs verdreven zwerver op een onherbergzame aarde, waar al het natuurlijke op zichzelf reeds zonde is en waarde mens zich slechts op een taak te bezinnen heeft: zich op het toekomstige, eeuwige leven voor te bereiden.

Thans staat de mens met beide voeten op de aarde, als een stuk natuur midden in de natuur, als een zelfbewust deel in het midden van een groots geheel; hij kan zich aldus gerust en zelfbewust gevoelen, want het universum, de natuur is God, dus al het natuurlijke is Gods werk en Gods wil.

Ook de zinnelijkheid, voor het strenge christendom een met voorbehoud gedulde ondeugd, krijgt bij Paracelsus een goddelijke sanctie; onderdrukte zinnelijkheid is zonde en leidt tot andere ondeugden.

De mens is een in zichzelf rustend stuk kosmos.

Hij heeft weliswaar blindelings te gehoorzamen aan de wetten van de natuur, doch deze gehoorzaamheid aan de natuur is in laatste instantie gehoorzaamheid aan zichzelf; de mens immers is mikrokosmos, volwaardig deel van een allesomvattend geheel.

Deze opvatting van blinde volgzaamheid, absolute gehoorzaamheid, volstrekte gebondenheid ontrooft, dan de mens dus geenszins zijn waardigheid als individu, evenmin zijn eigen recht op persoonlijkheid, noch zijn innerlijke vrijheid.

Ook hier sluit de gebondenheid aan het geheel de persoonlijke vrijheid niet uit, maar in.

Paracelsus is dan ook de eerste, in het nieuwe tijdsverband, die de volle nadruk legt op de macht van de in vrijheid besluitende menselijke wil, niet alleen in geval van ziekte, waarbij de wil de ziekte overmeestert, maar ook in kosmische betekenis:

Evenals het firmament aan de hemel op zichzelf staat en door geen schepsel wordt geregeerd, zo wordt evenmin het firmament, dat in de mens is, door andere schepsels overheerst, want het is op zichzelf een geweldig, vrij firmament, zonder enige binding.

Daarom: 'men zegt, de mens heeft een vrije wil; dat is waar, hij heeft die', doch bij velen blijft de wil aan de hartstochten gebonden, is hij vrij dus in werkelijkheid gevangen en tot niets nuttig; eerst de vrije wil van 'de nieuwe geboorte', een wil die alleen doet 'wat God wil', een wil dus, die gehoorzaamt aan de natuur, die kosmisch verankerd is en dus slechts door te gehoorzamen aan de natuur, gehoorzaamt aan eigen wet, kan waarachtig vrij heten.

Deze waarachtige vrije wil is een scheppend beginsel in het wereld-al.

Want de mens 'al heeft hij bloed en vlees' is niet op een trap te stellen met de stoffelijke wereld: 'hij is meer dan de wereld en regeert de wereld'.

Dit voluntarisme van Paracelsus verleent, volgens echt west-europeesche, moderne opvatting, aan de menselijke een wereldherscheppende macht.

Wie de geheimen van de natuur wil doorgronden, moet de natuur leren beheersen, alleen de macht van de wil kan haar haar geheimen ontrukken:

Daarom: wil men de natuur in haar heimelijkheid leren kennen, zo moet men voor haar een meester zijn en blijven, en met ditzelfde meesterschap moet men met haar omgaan, anders blijft alles blind, wat in haar gebeurt.

Dat aldus ook de wil in de geneeskunde van Paracelsus een overheersende rol spelen moet, wordt van de herscheppende macht van de menselijke wil, dat hij zijn collega's waarschuwend toeroept: 'En laat u dat geen scherts zijn, gij artsen: gijlieden kent de kracht van de wil nog in geenen dele; want de wil is een schepper ...'

Zo sterk is de macht van deze wil, dat hij zelfs de wereldwetten van de astrologie kan buigen en tot schande maken: door te willen, kunnen wij ons zelfs aan de schadelijke invloeden van een ongunstige gesterntekonstellatie onttrekken: want 'evenals wij ons tegen de zon in de schaduw kunnen benutten, evenzo kunnen wij ons in dit gevel weren tegen zulke schijn'.

Op deze wijze wordt ten laatste Paracelsus, de overtuigde astroloog, zelf de vernietiger van de macht van de astrologie!

Het moderne bewustzijn breekt ook hier bij onze wijsgeer door en wel in het betekenisvolle moment van de wil!