LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      FILOSOFIE: LEER DER GROTE DENKERS 

  SCHELLING: DE TRANSCENDENTAAL-FILOSOFIE  

Alle weten berust op overeenstemming van het subjectieve met het objectieve.

Deze overeenstemming dient in haar mogelijkheid, haar feitelijkheid en haar noodwendigheid te worden verklaard en thans wel van het standpunt der subjectiviteit.

Het gewichtigste vraagstuk van de transcendentaal-filosofie luidt dan ook: hoe kunnen, tegelijkertijd, de voorstellingen worden opgevat als zich richtend naar de voorwerpen en de voorwerpen als zich richtend naar de voorstellingen?

Slechts daardoor, oordeelt Schelling, dat tussen deze twee werelden een nieuwe "voorgevormde harmonie" heersend wordt gedacht; en deze harmonie zelf is niet anders in haar bestaan begrijpelijk, dan doordat aangenomen wordt, dat de werkzaamheid, door dewelke de objectieve wereld wordt geproduceerd, oorspronkelijk identiek is met die, welke in het willende denken, het denkende willen (men wordt hier herinnerd aan het "daadhandelende" denken van Fichte)zich openbaart, en omgekeerd.

Alleen moet de bedrijvigheid, die in het vrije handelen met bewustzijn productief is, gezien van de natuurzijde, als zonder bewustzijn werkend gedacht worden.

Nogmaals: alles wat met bewustzijn op de ene helft van de magneet (de denkzijde) gebeurt, moet zijn "bewusteloos" equivalent hebben op de andere helft (de natuurzijde).

Waar Schellingen er dan inderdaad toe overgaat de natuur zuiver met de middelen van de geest, dus onafhankelijk van alle ervaring te reconstrueren, ontstaat een wereldbeeld - dat aan de hevigste en de vernietigendste kritiek is blootgesteld geweest.

Wij vergenoegen ons dus met enkele proeven: de materie is het product, de uitdrukking van het evenwicht van tegenovergestelde bedrijvigheden van de geest, van expansief- en attractiekrachten.

De stof is inderdaad "geronnen geest" is "uitgedoofde geest".

Elk voorwerp is een stuk "gefixeerde tijd".

De ruimte is "aangehouden tijd", de tijd is "vloeiende ruimte".

Het universum in zijn geheel ontstaat voor het ik door de oorspronkelijke strijd, die zich in het zelfbewustzijn afspeelt, waarbij het zelfbewustzijn zich tot intelligentie ontwikkelt.

Voorwaarde voor het voortbestaan van het zelfbewustzijn is, dat ik de bedrijvigheid van andere intelligenties buiten mij waarneem.

Slechts daardoor, dat er intelligenties buiten mij bestaan, wordt de wereld eerst voor mij objectief, want dat er werkelijk "voorwerpen" bestaan, daarvan kan ik slechts overtuigd worden, doordat zij door andere intelligenties worden waargenomen.

"Voor het individu zijn de andere intelligenties als het ware de eeuwige dragers van het universum".

De gemeenschappelijke wereld van deze intelligenties is het oerbeeld, waarmede mijn voorstellingen moeten overeenstemmen om waarheid te kunnen heten.