|
GESCHIEDENIS VAN DE FILOSOFIE
ZENO: TIJD Zeno gaat uit van het verwijt van
tegenstrijdigheid, dat tegen de leer van Parmenides met haar loochening van veelheid en
verandering was opgeworpen, en maakt zich sterk te bewijzen dat juist het aannemen van een
veelheid van zijnden en van de werkelijkheid der beweging tot onoplosbare innerlijke
tegenspraak voert. Als voorbeeld van zijn bewijsvoering
halen wij hier twee van zijn zogenaamde 'verlegenheden' aan: 1. Indien Achilles en een schildpad
een wedloop houden, waarbij de schildpad een nog zo kleine voorsprong krijgt, kan Achilles
de schildpad nooit inhalen. Want op het ogenblik dat Achilles een
bepaald punt A bereikt, waarop de schildpad zich even daarvoor bevond, is deze weer op een
punt B aangekomen. Bereikt Achilles B, dan is de
schildpad reeds weer op C, enz. De voorsprong wordt weliswaar telkens
kleiner, maar kan nooit worden ingehaald! 2. Een voortvliegende pijl bevindt
zich, wanneer men hem beschouwt, op een bepaalde plaats van de ruimte, ten opzichte
waarvan hij derhalve in rust is. Indien hij echter op elk
afzonderlijke noemt van zijn vlucht in rust is, rust hij ook over het geheel van zijn
baan; dat wil zeggen dat de vliegende pijl zich niet beweegt: beweging is ondenkbaar. Het is natuurlijk moeilijk aan te
nemen, dat Zeno in ernst overtuigd was dat de schildpad niet kon in gehaald worden. Het doel van zijn argumenten - die in
de oudheid een grote vermaardheid genoten - was negatief. Hij wilde aan de tegenstanders van P.
tonen dat het gemakkelijk was ook in hun zienswijze tegenstrijdigheden te ontdekken. Toch mag de scherpzinnigheid van Zeno
ons niet de ogen doen sluiten voor de zwakheid van zijn bewijsvoering.
Indien
ik de tijd, gedurende welke de pijl vliegt, in een reeks van afzonderlijke momenten
ontleed, dan moet inderdaad, indien ik die momenten oneindig klein maak, de pijl de indruk
maken op elk dier momenten stil te staan. De tijd bestaat echter in
werkelijkheid niet uit een reeks van tijdstippen; zijn wezen is juist een gestadig, elk
punt achtereenvolgens doorlopend vervlieden. De verdeling in de afzonderlijke
momenten is geen eigenschap van de tijd, maar is een product van onze verstandelijke
werkzaamheid! Het feit dat dergelijke geforceerde
methodes nodig waren om de eleatische leer staande te houden, toont juist haar zwakheid
aan. Deze ligt in de eenzijdigheid, waarmede zij met versmading van het 'worden' zich vastklemt aan het starre Zijn - een opvatting trouwens, die men nauwelijks als met de Griekse volksaard strokend kan beschouwen.
|