|
I TJING
DE NAAM “De
naam die genoemd kan worden, is niet de ware naam,” schrijft Lao-Tse, de auteur van de
Tao-Te-Tjing, een taoïstisch filosofisch geschrift uit de 6de eeuw vóór onze
jaartelling. Een titel voor een boek is zoals een
naam voor een kind. Ik heb vele mogelijkheden om uit te
kiezen. Ik zal niet onnodig uitweiden over
details van mijn leven; daarvoor ben ik niet belangrijk genoeg en ik wil bovendien niet
vervelen. Natuurlijk kan ik niet anders dan in
grote lijnen de context vertellen waarin situaties zich hebben afgespeeld.
Toen de Lydische koning Croesus het
orakel van Delphi raadpleegde omtrent zijn plan om Perzië binnen te vallen, kreeg hij als
antwoord dat hij “een groot rijk zou vernietigen”.
Achteraf bleek dat het zijn eigen
rijk was dat ten onder ging na deze gewaagde operatie. Je ziet maar wat een nare gevolgen
het fout interpreteren van een orakel met zich mee kunnen brengen.
Het is daarom belangrijk de context
te kennen waarbinnen een orakel zich aandient. “In den beginne was het woord”. Of de naam, zo u wil. Ik had een beschermde kindertijd. Mijn ouders waren relatief moderne
katholieken die veel belang hechtten aan het doorgeven van hun geloof én de passende
rituelen die bij de katholieke sekte hoorden. Ik werd misdienaar en voorlezer. Als twaalfjarige wou ik priester
worden, een verlangen dat gelukkig snel, mét de medewerking van enkele leuke vriendinnen,
voorbij ging. Veertien jaar was een mijlpaal in
mijn jonge leven; een broer van me sterft door zelfdoding. Eensklaps leek het of de God waarin
ik meende te geloven en waarop ik vertrouwde, uit mijn leven was gevlucht. Of liever; ik verstootte een Wezen
dat zo hardvochtig omging met “zijn kinderen”. Hij moest maar niet denken dat ik Job
was!
Tegelijk startte een lastige
puberteit. Mijn ouders zaliger wisten geen raad
met me. Ik was de jongste zoon van zeven
kinderen. Het verdriet dat ik mijn omgeving
aandeed, was een wraak op God. Zo redeneerde ik als jongeman. Maar het bracht geen vreugde, geen
tevredenheid. Studies wilden ook niet vlotten. Vervolgens ben ik, amper 23 jaar oud,
in een huwelijk gestapt…en ben ik vroeg, twee jaar later, “gelukkig” gescheiden. Maar goed, ik vertel u dat opdat u
zou begrijpen in wat voor gemoedsgesteldheid ik mij in die periode bevond. Uiteindelijk kon dus de
pluk-de-dag-filosofie mij niet bevredigen. Integendeel. Hoe minder ik scheen na te denken
over het eigen denken, voelen en handelen, hoe ongelukkiger ik mij voelde en hoe heviger
het onbehagen mij uitholde tot een zinledig bestaan. In een regressieve reactie zonk ik nu
en dan in herinneringen aan een vrolijke kindertijd tussen kaarsen, wierook en kromgebogen
ouwe priesters. Geheel onverwacht daagde een lichtje. Opeens besefte ik dat de hele
onhoudbare situatie vervlochten was met één vraag: “hoe is Zijn Naam?”
Achteraf gezien moet ik mij gevoeld
hebben zoals een Galahad die op zoek is naar de Graal. In de mythologische Graallegende moet
de held Galahad de gewonde Visserskoning vragen “wie ben je?” en “voor wie is de
Graal?” Dat was de hele queeste: wie is die
Godheid waar zoveel om te doen is, en die blijkbaar zo drastisch mijn leven heeft bepaald. Mijn escapades en mijn helse
zoektocht bleken altijd weer in verband te staan met dat Onzichtbare Wezen dat Onkenbaar
is. Ik zweer je, het moment dat ik dit
inzag: een klop op mijn kop! Ik hoorde het donderen tot in Keulen,
neen, tot in Tokio. Er zijn vele namen bedacht om het
onnoembare te benoemen: grote geest, boeddhageest, christusgeest, tao, kama, hsin, ...
“Diegene Zonder Naam” manifesteert zich via de pneuma, de chi, de libido, de
ki, de energie, de kundalini, de prana, de genade,... Gemakshalve noem ik hierna de
Naamloze gewoonweg “HET”. Tenslotte spreekt de Naamloze in de
bijbel –ik ben opgegroeid in een maatschappij waarin de christelijke
tradities een erg belangrijke rol hebben gespeeld, dus waarom niet het christelijke
heilige boek als referentie nemen?- slechts eenmaal over zichzelf onder de naam: Ik Ben
Die Ben. Wanneer u het persoonlijke
voornaamwoord “ik” vervangt door “hij” of “zij” of “de dingen” of door het
onzijdige “het”, dan krijgt u achtereenvolgens:
Hij
Is Die Is Zij
Is Die Is De
Dingen Zijn Wat Ze Zijn Het
Is Wat Het Is Dit
zijn, naar mijn mening, allemaal perfecte definities van het Naamloze Goddelijke. Ik
hou het dus bij HET. Daarmee
ben ik tevreden. De
link naar de I Tjing is ook gemakkelijk gelegd. De
werking van HET noem ik dan “Kracht”. Deze
kracht manifesteert zich op tweeërlei wijze: energetisch of stoffelijk, dus via
Geestkracht en/of via Vormkracht. De
basismaterie (Prima Materia) van het dagdagelijks bestaan is “dat wat er is”,
dus HET. Zoals
HET in ons is, zo zijn wij in HET: dat is het mysterie waar alles om draait. Ben
ik op HET gericht (bewust van HET) of leef ik een leven in onwetendheid (onbewust van
HET)?
Niemand
dwingt mij, maar eenmaal dat ik het besluit neem om kennis te maken met het mysterieuze
HET, dan is er geen weg terug! Ik
heb het vuur van de goden gestolen, ik heb in de appel van “goed en kwaad” (dualiteit)
gebeten en ik ben het paradijs ontvlucht (volwassen geworden, weg van regressie en
romantiek) met als doel een “nieuwe hemel en een nieuwe aarde” te scheppen, door het
“Grote Werk” (Magna Opus) in mezelf te volbrengen. Ik ben uit het nest gevlogen, het ontgroeid, en ik zwerf maar wat, wetende dat ik op weg ben naar nergens, dus naar thuis, naar HET.
|