|
I TJING
DUALITEIT Ik
zie een chronische ziekte om me heen. Een fundamenteel
onbehagen. Ik weet waarover ik
spreek, want onbehagen is me niet vreemd. Ik heb de
ontevredenheid nodig gehad om tot innerlijke vrede te komen. Er ontbrak mij
lange tijd een inzicht, een sleutel die mij de mogelijkheid bood een deur te openen en die
mij de vrijheid gaf. Natuurlijk ben ik
geen “on-mens”. Ik bedoel, ik ben
niet totaal bevrijd van dit probleem. Ik ben geen
boeddha.
Het monster dat mij
gevangen hield en die de sleutel verborg, heette “denken”. Ik had vele
problemen. Denk jij ook vaak
dat jouw problemen groter zijn dan die van een ander? Problemen zijn problemen!
De Dalai Lama heeft
daar een oplossing voor gevonden. Hij zegt dat er
oplosbare en onoplosbare problemen zijn. De oplosbare
problemen moet ik oplossen, zodat het geen problemen meer zijn. De onoplosbare problemen
moet ik loslaten, zodat ze verdwijnen en dus geen probleem meer voor mij zijn?
Maar goed, ik dacht
dat ik vele problemen had. Ik dacht dat ik
dacht. Maar wat denkt er in mij? Wie? Ik! Wie is
dat?
Als ik mijn “ego”
wou tonen, mijn “ego” cadeau doen aan een geliefde, het verpakken of iets dergelijks,
dan kon ik dat onmogelijk, want ook al snij ik me in duizend stukken, ik zou nergens een
“ik” of “ego” vinden. Over wie heb ik het
dan? Ik kon, dankzij het
denken, tot de slotsom komen, dat het “ego” niets anders is dan “gedachten” over
mezelf. Het was een complex
geheel aan ideeën. Aangeleerd of zelf
gedefinieerd, het maakte niets uit, maar wat echt telde was het volgende: als ik de
gedachten over mezelf kon stoppen of tenietdoen, dan was ik “ik” niet meer. Ik had dus het
denken nodig om het denken te stoppen. Dat is een vreemde
conclusie. Vervolgens was er
nog iets. Om “ik” te
zijn, moest ik mezelf voeden met ideeën over mezelf. Dat is erg
uitputtend, vooral als je weet dat het allemaal geen steek houdt, dat het geen fundamenten
heeft, want gedachten komen en gaan, als met de wind en de mode. Ik kon niet anders
dan mijn gedachten te richten naar vergelijkbare situaties en mensen. Door het denken
stond ik steeds met één voet in het verleden, wat opnieuw lastig was, want het verleden
was inmiddels totaal veranderd en omgevormd tot een heden. Ik vergeleek
datgene wat ik dacht altijd met vroeger en met anderen. Ik kon niet anders
dan inzien dat denken nooit echt nieuw kan zijn, want mijn gedachten hangen af van het
verleden en van hoe anderen tegen mij aankijken. Al te afwijkende
ideeën bijvoorbeeld heeft menigeen in een psychiatrische inrichting doen belanden.
Ik werd moe van
mezelf, moe van denken, moe van “ik”. Na een tijd hou je
alles voor bekeken. Een jongeling kan
best een groot ego opbouwen, waarom niet, hij of zij moet er nog tegenaan gaan, het waar
maken in het leven. Cafés, vrouwen,
muziek, trends, reizen, uiteindelijk gaat het allemaal vervelen. Het denken kan niet
anders dan eindigen, door de voortdurende herhaling van zichzelf, eindigen in vaalheid,
verveling en onbehagen. Het denken kan niet
denken uit zichzelf. Het is afhankelijk
van iets dat veel groter is, namelijk de totaliteit. De echte Bron ervan
is HET. Als het denken HET
niet erkent, is het zijn Bron kwijt, is het op zichzelf aangewezen en put het zichzelf
gaandeweg uit. Niet “ik” leef,
maar HET leeft in mij! Zolang ik niet tot
dit besef kom, bevind ik mij in een innerlijk conflict. Denken is nooit
stil, want denken is bewegen. Denken is nooit
nieuw, nooit stil en nooit vrij. Alleen de
achterliggende Kracht van HET is stil, is nieuw en is vrij. Omdat HET vrij is,
is het liefde, want in liefde is geen conflict. In denken is er
altijd conflict, daarom kan denken nooit alleen liefde zijn. Als jongeman wou ik
“dat wat is” veranderen in iets anders. Ik wou HET
veranderen in IK. Ik wou de godheid
scheppen naar mijn beeld, niet beseffend dat ik geschapen ben naar het beeld van HET. Dan volgt de
gespletenheid, het onbehagen, de hunkering naar iets dat echt verfrissend en zonder
conflict is!
Ik wou
TRANSFORMEREN. Ik wou dat ik
veranderde.
Ik wou groeien.
Iets hield mij tegen. Maar wat? Intussen vloeide de
levenskracht langzaam weg. Het belangrijkste
kenmerk van het denken is zijn mogelijkheid tot analyse. Het denken structureert ook,
deelt in, ordent, ontwart, splitst en verdeelt. Als we over denken spreken, hebben we het
over de mogelijkheid tot onderscheiden. Het
onderscheidingsvermogen is een belangrijk aspect van het bewustzijn. Nochtans is het ook
de gevangenis. Als ik de
navelstreng met de totaliteit, met de eenheid, met HET, doorknip, zit ik vast in de
dualiteit van zus en zo, van her en der, van dit en dat. Dat is de oorzaak van de
chronische ziekte waar ik het over heb. In de gespletenheid
van onze psyche en in het eenzijdig denken zitten de kiemen van onbehagen en
ontevredenheid. Terwijl ik het ene
heb, wil ik het andere; nu ik hier woon, wil ik naar daar verhuizen; nu ik zo ben, wil ik
anders zijn; woon ik met een vriendin, dan wil ik alleen door het leven; woon ik alleen,
dan wil ik een vriendin. Langzaam schuift iemand, in een dergelijke geestesgesteldheid,
weg in een psychisch moeras of in een diepe kerker van eenzame vergetelheid.
In het grotere
geheel van de kosmos krijgt de dualiteit betekenis wanneer HET zich uitwerkt in materie en
energie, in Vormkracht en in Geestkracht. Maar het ene kan niet zonder het andere. Het zijn tegendelen
IN de Eenheid. In de YI beeldt
zich dat uit als yin en yang. Yin is dan een
gebroken lijn: Yang tekent zich af
als een rechte of ononderbroken lijn:
Het spanningsveld
tussen yin en yang zorgt ervoor dat een scheppingsproces op gang gebracht wordt. Het universum kan
op die manier, door de dynamiek van de voortdurende verandering en omvorming, zichzelf in
stand houden door de afwisseling van inkrimpen en uitdeinen. Een rigide Eenheid
waarin geen verandering zou plaatsvinden, kan onmogelijk organisch leven in zich dragen. Zelfs machines,
stenen en andere schijnbaar onveranderlijke materialen hebben yin-atomen en
yang-electronen in zich. Op macro- en
microkosmisch vlak spelen zich dezelfde fenomenen af waarbij een kern, een centrum, in een
relatieve stabiliteit wordt gehouden door de omcirkeling van de daarvan afhankelijke
inhouden. Cultuur-historisch
is het misschien belangrijk te weten dat in de joodse traditie, waaruit het christendom
tenslotte is ontstaan, oorspronkelijk sprake was van de eenheid tussen Jahweh en Satan. In het
oud-testamentische boek Job vind ik dat terug. Zij vormden een
eenheid. Toen de Joden naar
Babylonië werden verbannen in de 6de eeuw vóór Christus, kwamen zij in
contact met het zoroastrisme, waar de goddelijke tweelingbroers Ahoera Mazda en Ahriman
steeds werden aanzien als zelfstandig naast elkaar staande machten van het licht en van de
duisternis. Misschien hebben de
Joden tijdens hun ballingschap in Babylonië een belangrijke verschuiving ondergaan in hun
religieus denken en werden god en duivel twee verschillende entiteiten. Dit extreem
dualisme, dat losstaat van een overkoepelende grootheid als eenheid, heeft belangrijke
gevolgen gehad tot op heden, zeker wat betreft onze manier van denken over “goed” en
“kwaad”.
De Amerikaanse
president spreekt anno 2002 over “de as van het kwaad” en bedoelt daarmee drie landen
die zogenaamd duivelse plannen hebben die tegen Amerika en het westen gericht zijn. De Joden hebben nog
wel het één en ander uit de Zend-Avesta (heilige boeken in het zoroastrisme)
overgenomen. Zo geloofde
Zoroaster dat de ziel onsterfelijk is, dat de ziel na de dood het lichaam na drie dagen
verlaat en voor een rechtbank moet verschijnen. Aan het eind van onze wereld zal een
persoon komen die Saoschieaan heet en de mensen zullen hem volgen en hij zal hen naar een
nieuw leven leiden. We vinden, in een
enigszins gewijzigde versie, dezelfde ideeën terug in de Joodse en Christelijke
godsdienst. Maar het
allerbelangrijkste is de verschuiving van “tegendelen” binnen het Ene naar losstaande
“tegenstellingen”, als Krachten die in strijd zijn met elkaar. Slechts in bepaalde
periodes, in bepaalde beperkte kringen, heeft met het monistisch dualisme weten te
behouden. In bepaalde Griekse
en Alchemistische geschriften is de holistische gedachte wel terug te vinden. In de Tabula
Smaragdina, een oude Arabische tekst uit de 8ste eeuw, maar die teruggaat op
een veel ouder Grieks exemplaar, en waarvan de auteur, de wellicht fictieve en
legendarische Hermes Trismegistos, zegt: “Dat wat boven
is, is gelijk aan wat onder is, en dat wat onder
is, is gelijk aan dat wat boven is, om de wonderen van
het Ene te doordringen. En zoals alle
dingen geworden zijn uit Eén, Door de overweging
van Een, zo ontstonden alle
dingen uit dit Ene door aanpassing.” In het veel oudere
“evangelie van Thomas” (rond 50 n. Chr.) staat: “Jezus zei: Als jullie twee tot
één maken zullen jullie zonen
des mensen worden; en als jullie
zeggen: berg verplaats je, zal hij zich
verplaatsen.”
Voor een
oosterling, in het bijzonder een Chinees, zijn dergelijke gedachten nooit weggeweest. De eerder
aangehaalde Lao-Tze schrijft in de zesde eeuw vóór onze jaartelling: “Tao baart een Een baart twee Twee baart drie Drie baart de
tienduizend dingen De tienduizend
dingen dragen het duister beginsel buiten En het
lichtbeginsel binnen Door ijle adem
(chi) komt samenklank” Wat is nu het
belang van dit alles voor mezelf. In de YI vind ik
concreet een orakel over de verhouding van water tegenover vuur. Als beide krachten
in evenwicht gehouden worden, ontstaat de mogelijkheid van stoom. Vuur en water
hebben diverse symbolische betekenissen. Vuur is de actieve
kracht in het leven, water staat voor de receptieve, ontvangende, en dus eerder passieve
houding in het leven. Is er teveel water,
dan dooft het vuur. Is er een teveel
aan vuur, dan verdampt het water. Op deze symbolische
wijze verhouden yin en yang zich, afhankelijk van de tijd en de context waarbinnen een
gebeurtenis zich afspeelt. Soms is de tijd
rijp voor een volledige yinhouding, soms voor een volledig yanggedrag. Het laatste is
bijvoorbeeld zo als de zon op het middaguur aan de hemel staat. De expansie van
yang is tot een hoogtepunt gekomen en kan nu, volgens de wetten van de tijd, niets anders
dan afnemen. Meestal bevinden
wij ons in een situatie waarbij yin en yang alle twee aanwezig zijn, en waarbij de twee
krachten zich tot elkaar in een bepaalde dosering verhouden. De YI verwijst daar
voortdurend naar. Ik kon de wetten
leren van opgang en ondergang, van expansie en verval.
Waar yin en yang
elkaar in evenwicht houden, vind ik de energie (stoom) om vooruit te gaan, het grote water
(dit leven) over te steken, zonder vrees of hoop, de weg voortgaand die alleen voor mij is
bestemd, niemand nabootsend, niemand ontkennend of afwijzend, niemand onwaardig door mijn
eigen waardigheid.
Als ik een rechte
en een gebroken lijn bijeenbreng, heb ik een kruis. In het oosten
bestaat het Tai-chi symbool waar yin en yang in een cirkel zijn bijeengebracht.
In de alchemie
sprak men van de quaterniteit van de cirkel. Dit zijn symbolen
om de psychische nood aan te geven van een fundamenteel innerlijk evenwicht dat berust op
de verhouding van duale krachten in ons leven, en die de basis vormen van alle
veranderingen.
De ervaringen die
ik opdoe, de gedachten die opkomen, de handelingen die ik verricht, ondergaan een
onderdompeling (solutio) in het reflectief en introspectief vermogen. Ik ga fantaseren en
associëren omtrent een ervaring en ik geef die een betekenis (zin).
Op de
een of andere manier geef ik alleen door wat ik zelf heb ontvangen. Zelfs inspiratie is
nooit nieuw. Het is
een nieuwe vorm van wat er altijd al is geweest. Ik kan
alleen maar (door)geven. En
geven is niet-hechten-aan. Het
betekent dat ik mezelf bevrijd en door mezelf te bevrijden kan HET in mij werkzaam zijn. De
stof doorgeven, is ze loslaten, omdat ik besef dat niets van mij is. Ik
voel op een gegeven moment dat ik niet heer en meester ben over wat er met mij gebeurt. Eerst
dacht ik dat een ”geloof in een opperwezen” een gevolg was van mijn katholieke
opvoeding. Maar
de YI heeft geen enkele band met de katholieke leer, en toch heb ik de ervaring van een
“grotere kracht”, die ik geen persoonlijke eigenschappen toeken, maar die wel invloed
heeft op mijn keuzes, beslissingen en op de dingen die mij overkomen.
Ik heb
moeten leren de “levensstrijd” op te geven en deze in te ruilen voor een (over)gave. Ik heb
het regressieve “magische” denken omgevormd tot een soort “mystieke” visie op het
leven. Ik kon
kiezen voor een geestesgesteldheid van overgave of voor een Darwiniaanse levensstrijd?
Misschien
heeft u geen idee waarover dit probleem eigenlijk gaat? Als er
al een probleem is? Maar
ik zit wel met een probleem? Hoe moet het nu? Ik
vind in het boeddhisme een belangrijke gedachte: niets bestaat op zich-zelf en niets is
uit zichzelf ontsproten! Alles
is altijd weer afhankelijk van iets of iemand anders. Ik
overleef niet zonder zon, water, koestering, voedsel, enz. . Doordat
ik afhankelijk ben, sta ik niet op mijzelf. Ik heb
alleen de mogelijkheid om daar bewust over na te denken. Door
het denken, ontdek ik de dualiteit, de paradoxen die zich voordoen in het gewone leven. Als ik
denk, ben ik afgescheiden van het Ene, van de totaliteit. Zo
denk ik erover. Zonder
dualiteit is geen oordeel mogelijk. Als
alles wat ik ben, gekregen is, dan sta ik in het krijt met de gever. Ik
begrijp ineens hoe het komt dat mensen geloven in een erfzonde, een basisschuld. Ik
moet mij haast schuldig voelen omdat ik leef, omdat ik geboren ben. De
denkgeest komt soms, in zijn dualistische methode, tot bizarre redeneringen. Ben ik
gek? Ik kan
dus ervaren dat ik in een betere situatie terecht ben gekomen door toedoen van iemand
anders. Ik
hoef daarvoor geen schuld op mij te nemen, want zelf ben ik er op mijn beurt oorzaak van
dat anderen het beter hebben. Wie
schuld opneemt, is de denkgeest. Het
denken alleen kan dus geen antwoord bieden op de talrijke vragen die ik heb over mijn
bestaan. Ik kan
best gewoon vaststellen en waarnemen wat er
gebeurt en dankbaar zijn met elke verrijking en vermeerdering.
Een ander heet
hangijzer! Ik leef in een
anoniem systeem. Men noemt dit
systeem de vrije-markt economie of kapitalisme. Het economische en
politieke systeem waar ik in leef is gestoeld op het principe van dualiteit, losgekoppeld
van een hogere eenheidsbron. In België spreekt
men van “de actieve welvaartstaat”. Mooi zo. Ik moet toegeven
dat ik mij, als ik er niet te veel over nadenk, vrij goed voel in een dergelijke omgeving. Ik wens niet te
ruilen met een ander continent. Zelfs in Europa
zijn er subtiele verschillen. In was onlangs in
Rotterdam en ik was blij toen ik terug thuis was. Alles is er zo
klein, in Nederland: de huizen, de wegen, de maaltijden, de pilsjes. Dezelfde week was
ik in Frankrijk en daar was alles zo groots. De “grandeur”
van Frankrijk betekent voor mij vooral de landschappen en de natuur, voor de rest viel er
weinig te beleven. Het scheelde niet
veel of ik had op de pechdienst beroep moeten doen, omdat ik dertig kilometer ver mocht
rijden om een benzinestation te vinden. Ach nee, geef mij
maar de Westvlaamse grond.
Maar waar gaat het
om? Hoe zit het
anonieme systeem waarin ik leef eigenlijk in elkaar. Laat ik het vrij simplistisch houden. Al onze handelingen
worden bepaald door de wet van vraag en aanbod, en door de noodzakelijke drang naar winst. In beide gevallen
is het cruciale punt de verhouding tussen schaarste en behoefte. Ziezo, dat is pas
een mooie samenvatting. Zowel economisch,
sociaal, politiek, cultureel, gaat het erom dat iets er is of dat iets er niet is. Ik heb iets of ik
heb het niet! Dat is de
dualiteit.
Om het systeem
gaande te houden, is het noodzakelijk om behoeften te creëren, die in feite geen
werkelijke behoeften zijn, in die zin, dat ook zonder het begeerde product, een aangenaam
leven mogelijk is. Geleidelijk sluipt
het gif in de maatschappelijke aderen, want de artificiële behoeften krijgen langzaam aan
de waarde en de betekenis van de werkelijke behoeften, zoals zuiver water, gezonde lucht,
voedsel, zon. Neem nu een
wasmachine. In principe totaal
overbodig om te leven. Natuurlijk spaart
zo’n machine veel tijd en maakt het ruimte vrij om andere activiteiten te doen.
Het is een handig
instrument, maar waar ligt de grens. Televisie,
computer, monopolie, Armanipak, auto, filmtickets, coca-cola, enzovoorts. Er komen dagelijks
nieuwe, zogenaamde noodzakelijke, snufjes en producten bij, en voor ik het weet zit ik in
de val en kan ik niet meer zonder een bepaald merk, een bepaald product, een bepaalde
gewoonte.
Ons systeem is
gebaseerd op “méér”. Maar aan “meer”
komt nooit een einde. Probeer het maar,
om nee te zeggen, tegen de vele lonkende prularia op de consumentenmarkt. Staatscontrole op
het privé-leven door politie en partijleden is er bij ons gelukkig niet en sociale
controle waarbij “verklikken” regeltje één is, hoort godzijdank niet bij het normale
sociale verkeer. Er heerst echter
een meer subtiele vorm van dictatuur: die van de behoefte. Wie van een leefloon
afhankelijk is of wie bewust kiest om consumptie tot het allernoodzakelijkste te beperken,
is al vrij vlug gebrandmerkt als asociaal of wordt als marginaal aanzien, als iemand die
geholpen moet worden, als iemand die van een ziekte bevrijd moet worden. Dus stopt men nog
maar eens een zoveelste reclamefolder in de bus, in de hoop dat ik mij zal bekeren tot de
religie van het “gouden kalf”. Ik rij met een
twaalf jaar oude renaultwagen. Als ik mijn wagen
in de stad parkeer, zie ik de medelijdende blikken en ik dank hen glimlachend in het
diepste van mijn hart. Waarom is een
dergelijk systeem zo funest voor de gezondheid van elke onderdaan? Waarom de vele
depressies? Waarom drijven
werkloosheid en scheiding zoveel Vlaamse mannen tot zelfmoord? Het is in België
de belangrijkste doodsoorzaak van mannen tussen 30 en 50 jaar! Ik denk helaas dat
het er gedurende de volgende jaren nog erger aan toe zal gaan! Geloof het of niet,
maar we koesteren een systeem dat voortdurend aanstuurt op, en slechts kan bestaan door,
frustratie en onbehagen! U moet dit en dat
hebben, u moet zus of zo gekleed zijn, u moet iets zien, iets proeven, iets horen, iets
denken. Zoniet bent u een sukkelaar, een buitenstaander, een zonderling, een zieke.
We leven in een
maatschappij waarin we proberen “wat is” te veranderen in een “zou moeten”. Dat is een verzet
tegen HET dat al IS. Er MOET niets, want
alles is al! We kunnen evenwel
proberen te ont-moeten! Het “ik” wil
een onderscheid maken tussen de zoeker en het gezochte. Ik meen iets te
vinden dat buiten mijzelf is: een heiland, een redder, een leer, een product, een
modegril. Niemand lijkt de
graal te vinden, de loutere zin, omdat het individu zelf niet de juiste vragen stelt. Hij laat anderen de
vragen stellen en de antwoorden geven. De vraag is echter
al het antwoord! De vraag is een
gebed, een “bede” tot HET. In HET, in de totaliteit, is geen conflict. Eenmaal uit HET, in
de dualiteit, is er een vervreemding tussen “ik” en “jij”, tussen “zij” en “wij”,
tussen “voor” en “achter”, tussen “vroeger” en “nu”, tussen de zoeker en
het gezochte, tussen de kijker en het bekekene. Het “ik” wil
“worden”. Dat is een ramp.
We willen iets
worden wat we niet zijn, of “worden” doorheen de tijd, die ook al een illusie is! Zo weerstreeft het
“ik”, het “ego” met zijn kleine kinderlijke wil de Grote Wil van HET. Het is moeilijk om
dit juist te begrijpen. Ik weet ook niet of
ik het wel juist inschat, maar behalve de boven aangehaalde kritiek, zijn er ook veel
positieve punten aan onze manier van leven. Geen
maatschappelijke revolutie is hier aan te bevelen, maar wel een innerlijke transcendentie
van het individu. Dit kan door een
hoge vorm van individueel bewustzijn en een hoge mate van “vrijheid”, om in de
samenleving “bij te dragen naar vermogen” en te “ontvangen naar behoefte”. Door een innerlijk
proces kunnen we onszelf bevrijden en de slavernij in een anoniem systeem opheffen, zonder
het waardevolle, dat er ook is, weg te gooien. De YI is ook hier
weer een goede gids. Ik probeer bij
mezelf uit te zoeken wat ik echt nodig heb, wat mijn werkelijke behoeften zijn.
Als ik overweeg om
iets aan te kopen, leg ik een lijstje aan. Ik laat de lijst
een maand of langer liggen en kijk dan nog eens of het wel echt nodig is om die aankoop te
doen. In negen op de tien gevallen blijkt dat het overbodig is.
|