|
I TJING
ESSENTIE Aardrijkskundige
plaatsen als Compostella, Jeruzalem, Mekka, Glastenbury, zijn veruitwendigingen van een
innerlijke reis. Het
doel ervan is ervaren dat startpunt en eindpunt hetzelfde zijn. Alles
is punt! Alles is éénpuntigheid! Het
oneindige waaruit ik werd geboren is hetzelfde oneindige waarin ik weer verdwijn als ik
sterf. De
Alpha en de Omega zijn één en hetzelfde punt. Dit
Ene Punt is de rots waarop ik dagelijks mijn kerk bouw. Het
is de lapis philosophorum van de alchemie, de onderste steen, de parel, de diamant,
the magic stone, de dolmen en de menhir. Ik
probeer nog altijd het Ene Punt een vorm of een naam te geven, hoewel woorden kinderen van
het denken zijn, dus duaal, en onmogelijk kunnen weergeven waar ik naar op zoek ben. Volgelingen
van de Islam proberen eenmaal in hun leven een bedevaart naar Mekka te volbrengen. Daar
is immers de Ka’aba, de zwarte steen. De
mensen lopen erom heen. In
Tibet vervult de Stupa dezelfde functie. Vroeger
bestond bij ons de traditie om rond een Mariakapel te wandelen, terwijl men gebeden ter
ere van de Moeder Gods opzegde. In
ons zonnestelsel roteren de planeten rond de zon. In
de atomaire wereld roteren elektronen rond de atomen. In
de YI draaien alle hexagrammen rond een onzichtbaar middelpunt “dat men slechts zwijgend
kan aanbidden”, en dat de vorm aanneemt van een vierkant door de hexagrammen 1, 2, 63 en
64.
Het onzichtbare
middelpunt is een nul die alles omvat, dus is de nul ook de omtrek rond het vierkant,
zowel kleine cirkel als grote cirkel. Het vijfde element
in het midden (en om alles heen) is de kwintessens (quinta essentia). Aristoteles noemde
het ether, de gnostici het licht. Kwintessens
betekent wezen van een zaak, de kern van een uiteenzetting. In de alchemie is
de quinta essentia de “goddelijke” essentie. In de I Tjing is
het de Geest achter het tao, die met het tegenspel van yin en yang niet is te verklaren. Het wereldrad van
gebeurtenissen draait maar rond; ontluiken, groei en verval; maar ik poog, als Diogenes in
een ton, in het midden plaats te nemen, als waarnemer van alle verschijnselen, zonder mij
met iets anders te identificeren dan met de kern, zodat niet de wereld mij beweegt, maar
ik de wereld, zonder van plaats te veranderen, zonder iets buiten mijn innerlijke zelf te
zoeken. Ik kan een steen in
mijn handen houden, een mineraal op mijn borst dragen, of een pentagram dat ik als amulet
draag opdat ik mij kan beschermen tegen de negatieve krachten van de wereld. Ik kan dat doen,
maar het zal mij niet verder brengen, want de steen en het pentagram moeten diep in mijn
ziel verankerd zijn, als weten, als “gnosis” dat de kern van HET mijn kern is. Dan valt er niets
te vrezen, niets te bereiken, niets te ontkennen of erkennen. Er vindt een heilig
huwelijk (Hieros Gamos) in mijn psyche plaats. De opposities, de
tegengestelde tendensen, overtuigingen, functies, krachten, verliezen hun macht omdat zij
zich met elkaar ver-zoenen en verenigen. Er ontstaat een “geestelijk”
kind uit hun tegenstrijdige geaardheden, zoals een fysiek kind ontstaat uit twee geliefden
die, passioneel tot elkaar aangetrokken, maar geheel tegengesteld zijn aan elkaar wat
betreft de opvoeding waarin zij zijn opgegroeid, wat betreft psychische en geestelijke
ontwikkeling, wat betreft doelstellingen, hobby’s, verlangens en begeertes. Een
geestelijk kind wordt er geboren uit mijn innerlijke contradicties, een kind van “steen”
(lapis), omdat het getuigt van een sterke en onwankelbare overtuiging, ontstaan
door duizenden eigen ervaringen, en het kan ook “wijze” genoemd worden, omdat het geestelijk is en omdat het wijst op een
cynische, ironische houding tegenover de buitenwereld, een “heilige onverschilligheid”,
omdat ik nu belang stel in dingen waar anderen om lachen, en omdat ik lach, om dingen die
anderen erg belangrijk achten. Deze “steen
der wijzen” is voortdurend werkzaam, in alle geledingen van mijn wezen. Het doordringt mijn
werkelijkheid, zoals ether zich verspreidt in en rondom de elementen aarde, lucht, vuur en
water, in en rondom de werkelijkheid van de “tienduizend dingen”, van HET.
Ooit heb ik mij
symbiotisch verenigd met een geliefde, buiten mezelf, en ik had het gevoel dat ik zonder
haar niet kon leven. Toen wij uit elkaar
gingen, trok ik mij verbitterd terug en werd een groot pleiter voor een geïsoleerd
bestaan. Nu ik de kern van
mijn eigenheid heb gevonden, kan ik mij verbinden, zonder de nood aan symbiose en zonder
dat ik wat dan ook kan verliezen. Ik ben tevreden. Soms heb ik een
situatie, dankzij de YI, goed ingeschat, maar andere keren bleef ik met een onbevredigend
gevoel achter. De stroom van “eindeloze
veranderingen” woog op me. Ik moet erkennen
dat ik liever aan het oude vasthield, waar ik me veilig bij voelde, dan dat ik
veranderingen toeliet, hoe helder de richting naar de toekomst zich ook aan mij toonde. Ik was het gewoon
om zo te doen. Maar, zoals altijd,
gaan veranderingen hun eigen weg. In een leegstaand
huis groeien mossen en grassen, tot het huis onzichtbaar wordt. Iets wordt vanzelf
aftands. Veranderingen komen
en overvallen me. De Bron waaruit ik
alles put en van wie ik alles ontvang, is een organische bron. Verandering
betekent dat het oude verdwijnt en dat er iets nieuws voor in de plaats komt. Eigenlijk kon ik
net zo goed blij zijn met het nieuwe dat ik ontving, maar meestal was ik verdrietig om het
oude dat ik diende los te laten. De organische Bron
heeft een dwingend karakter. Het leven dwingt
zichzelf naar haar doel. Zo heeft ook elk
individu een eigen ingeschapen doel, waarnaar het drijft als een boot op een rivier.
Ik kan de stroming
volgen of tegen de stroom in gaan. Als ik geen kracht
wil verspillen, pleeg ik geen verzet en geef ik mij over, door alles wat passeert los te
laten, door nergens te blijven hangen. Ik kon moeilijk
loslaten, want mijn “oor-deel” was niet altijd in orde. Ik meende te weten
wat goed voor mij was, maar ik kon een situatie vaak niet juist beoordelen, niet zien als
een fase, als een momentopname van de lange reis dat een mensenleven is.
Ik ben geen
masochist. Ik ben niet iemand
die hindernissen en problemen opzoekt, en toch vinden ze plaats, vanzelf, zeker als ik de
golven van de zee terug wil duwen in plaats van hen over me heen te laten razen. Als ik de
veranderingen in mijn leven, een echtscheiding bijvoorbeeld, niet beoordeel als een
geschenk, lijkt het wel of het een hindernis is. Soms kijk ik met
gezonde ogen door een bril en alles is wazig, ondoorzichtig. Ik meen dan dat
obstakels ontstaan uit iets anders dan uit de oerbron. Ik leg de schuld
bij anderen, ik wijs oorzaken toe aan bepaalde omstandigheden of aan mijn materiële
situatie. De I Tjing neemt de
oogkleppen af en toont mij dat de buitenkant de binnenkant is en de binnenkant de
buitenkant. Ik probeer nu aan
te nemen wat ik krijg, als datgene wat het gewoon is. De puzzel valt in
elkaar en alles licht op tegen een achtergrond van chaotische volheid. Niet de feiten zelf
doen mij pijn, maar mijn interpretaties van de feiten. Ik moet leren om altijd weer
hetzelfde proces te herhalen, waarbij ik tegengestelde tendensen bij elkaar breng totdat
ik los kan laten, vrij kan laten, en daardoor zelf bevrijd wordt. Ik moet mezelf
verlossen en ik ben de verloste zelf. Door de herhaling
groeit het besef dat het noodzakelijk is dat ik aanvaard wat op mij afkomt, want mijn
toekomst is wat mij toekomt. De YI brengt mij
voortdurend besef bij. Dat is eigenlijk
alles.
Soms vind ik dat ik
te diepzinnig bezig ben. Misschien hou ik
enkel van de YI omdat ik getekend ben door het leven, maar wie is dat niet? Misschien moet ik
het minder ver gaan zoeken en gewoon maar genieten van het leven? Anderzijds stel ik
in mijn omgeving vast dat er eerst ernstige dingen moeten gebeuren voordat men de moed
heeft om over zichzelf na te denken. Het liefste van al
–en het meest veilige, zo lijkt het me- blijf ik onbewust mijn gewoontes en patronen
herhalen. Zolang dat mij geen
schade berokkent, heb ik geen behoefte aan verandering. Ben ik niet al te
egoïstisch wanneer ik zo intens met mezelf bezig ben? Maar de slogan
waarmee ik ben opgegroeid, “bemin uw naaste, als uzelf”, heeft twee delen. In mijn
Christelijke opvoeding lag de klemtoon op het eerste deel. Ik kan echter niet
anders dan naar de realiteit kijken zoals die zich aan mij toont en dan stel ik vast dat
ik eerst mezelf moet accepteren en liefhebben voordat er sprake kan zijn van acceptatie en
liefde van mijn naaste. Maar wie is “ikzelf”? Wie is het die
liefheeft? Ik kan niet
liefhebben wat ik niet ken. Ik ben dan wel
gedwongen om na te denken over wie ik ben. Ik kan er niet
omheen. Ik kan het
natuurlijk te ver gaan zoeken, te ver van mezelf. Als ik me meer
bekommer om mijn ouders, mijn partner, mijn kind, dan ben ik te ver van het innerlijke
huis. Geen populaire
gedachte. Het pleit mij niet
vrij van verplichtingen. Het is geen
vrijgeleide naar onverschilligheid voor mijn omgeving. Heel het proces van
individuatie, met de hulp van de YI, vraagt geduld. Soms ben ik
ontmoedigd door het tempo. Ik lijk wel een
boer die in maart de zaden zaait en in mei aan het gewas trekt om het vlugger te laten
groeien. Het helpt niet. Er is veel kans dat
ik vrucht en wortel uit de grond trek. Alle moeite is
vergeefse moeite. Het heeft geen zin
mijn groeiproces te willen forceren. Ik moet alle
levensfasen door. Soms ben ik loom,
vraag ik me af of het wel de moeite loont? Soms denk ik dat de
wereld rot is! Soms is het
gewoonweg lastig. Voor een alchemist
is dit onderdeel van het werk de putrefactio of verrotting. Uit de mest groeien
nieuwe vruchten. In de modder groeit
de lotus. Maar het vraagt
tijd. Lau-Tse zegt dan
weer: “als men iets wil laten uitzetten, moet men het eerst flink samendrukken”. Als ik de YI erover
raadpleeg, lees ik: “wie te veel ineens verlangt, struikelt over zichzelf. En omdat hij te
veel wilt, gelukt hem tenslotte niets. Rusteloosheid als
duurzame toestand brengt onheil.”
Het gebeurt dat ik
kijk naar de Koningin Elisabethwedstrijd, een concours voor muziekanten van klassieke
muziek. Jong talent
probeert met viool, piano of met hun stem de eerste prijs in de wacht te slepen. Als ik een finalist
aan het werk zie, dan lijkt het of zo iemand heel spontaan “zijn ding” doet. Wellicht is de
realiteit op dat moment voor hem een trance. Hij heeft stapje na
stapje geleerd hoe hij met een instrument één kon worden. Ik wil geen
finalist van een wedstrijd worden. Er valt niets te
winnen.
Als ik “bij het
ploegen niet aan het oogsten denk, en bij het rooien niet aan het gebruik van het veld”,
dan voel ik de vreugde van de eenvoudige werkelijkheid, die dan trance wordt, en dan “doe
ik het werk uit liefde voor het werk op zichzelf, zoals tijd en plaats dat verlangen, en
niet met het oog op een resultaat”. Ik denk dat elke
opgave op die manier haalbaar is. De vragen mogen
blijven. De twijfel ook. Waar ben ik aan
begonnen? Zal ik volhouden? Waar zal het toe
leiden? De YI vraagt om de
tijd. In één of ander
lied zingt men “time is a healer”. Dat is mooi. De tijd als heler.
Heel mooi. De Chinese taal,
net als de Egyptische, bestaat uit tekenen, uit hiërogliefen. Ze beelden iets uit
of ze staan symbool voor iets. Om tekenen te
kunnen begrijpen moet ik associëren en de context van de gehele situatie kennen.
Een cultuur die de
causale taal spreekt zal logischerwijze geheel anders functioneren dan een cultuur die de
beeldentaal van het onbewuste hanteert. Beide
zullen elkaar verwijten naar het hoofd slingeren. De causale cultuur
zal zogenaamd te rigide zijn, een enge geestesgesteldheid hebben of als saai ervaren
worden.
Een a-causale of
associatieve taalcultuur zal bijgeloof verweten worden, naïviteit en men kan ze vol
wantrouwen en onbegrip benaderen. Zo is het ook met
de YI, die stamt uit een tijd waarin een rijke beeldentaal hoogtij vierde. Het ontstaan van de
YI, zo’n drieduizend jaar geleden, viel voor een deel samen met het ontstaan van de
Chinese taal. De vierenzestig
beelden, symbolen of hexagrammen van de I Tjing moet ik associatief benaderen en kan ik
alleen begrijpen en interpreteren als ik de context van een gegeven tijdsmoment ken. Dat is zowel de
zwakke als de sterke kant van de YI. Het boek is nog
steeds actueel omdat het niet in de causale taal is geformuleerd. De YI spreekt de
taal van dromen en de dromen zijn volgens Freud de “vitae rhei”, de “koninklijke weg”
naar het onbewuste. De YI is voor mij
dé we.. Ik associeer met de
trigrammen en de hexagrammen en ik schep aldus betekenis, binnen een gegeven context.
In die zin is de
YI, naar westerse normen, speculatief en subjectief. Ik voel weerstand
om aan te nemen dat ook de rationaliteit speculatief en subjectief is. Toch lijkt het er
steeds meer op dat dit werkelijk zo is. Wij denken dat we
denken! Mijn manier van
denken is een resultaat van een eeuwenlange groei van menselijk bewustzijn. De bewuste “orde”
is uit de “wanorde” of uit de chaos ontstaan. Maar de logische
orde is nog steeds verbonden met de oer-chaos, het bewuste met het onbewuste. Als ik denk dat ik
niets waard ben, dat het leven zinloos is en dat ik mezelf beter van kant kan maken, dan
is het de vraag van waaruit deze gedachten zijn ontsproten. Ik kan misschien
“denken” dat dergelijke ideeën rationeel en logisch zijn. Ja, ik kan in een kritieke
situatie daar erg overtuigd van geraken, maar in alle geval zijn zulke gedachten niet
rationeel, want ze komen voort uit het persoonlijke onbewuste dat met bepaalde frustraties
niet om kan gaan, dat op bepaalde levensbelangrijke vragen geen antwoord weet. Zo gebeuren
gezinsdrama’s, zo geschiedt het dat terroristen zichzelf opblazen in de straten van
Jeruzalem, zo komt het voor dat een mens denkt dat geen enkel ander mens hem liefheeft.
Stel dat ik wat
later verliefd ben. De context van mijn
persoonlijke leven is totaal veranderd. Het leven lijkt
weer zinvol en kleurrijk. Ik zal mezelf heel
waardevol vinden. Hoe komt zo een
ommekeer tot stand? Als ik tracht na te
gaan hoeveel stappen ik vandaag heb gezet of hoeveel keer ik geademd heb, ik zal het niet
weten. Ik doe die dingen
onbewust, want onbewust ben ik, de oerchaos is altijd in en met mij aanwezig, zoals ether
in alle andere elementen. Als ik met
associaties een contact tot stand breng tussen onbewuste drijfveren en bewuste
betekenisverlening, dan ontstaat er voor mij de mogelijkheid om anders naar de realiteit
te kijken. Zo ontvouwt zich
een nieuwe wereld voor mijn ogen, waar ik naar kijk en geen deel meer van uitmaak, maar
tezelfdertijd dit alles ben. Ik Ben. Een “aha-Erlebnis”
is vaak het signaal dat een contact werkelijk tot stand is gebracht en een “aha-Erlebnis”
duidt aan dat een boodschap van de YI werkelijk is begrepen. FOTO 1 – Een
oudere man is aan een rivier in Macedonië aan het vissen. In de straten die
hoger gelegen zijn, woedt een hevige brand. Autowrakstukken liggen op elkaar. Het politieke
geweld houdt het land in zijn greep. De man draagt een
pet en rookt een sigaret, terwijl hij de lijn uitgooit. Albanese rebellen hebben net een
28-jarige politieagent gedood. De foto staat in
een krant en de titel erbij is: het leven gaat voort.
Het is stil in
huis. Twee kinderen slapen boven. Zana is mijn
dochter en Robbe haar halfbroer. Op dit moment
genieten andere mensen van andere dingen, ik van de stilte en van twee slapende kinderen. Ik ben tevreden.
Werkelijk. Zenmeester Hakuin
werd door zijn buren geprezen als iemand die een rein leven leidde. Een knap Japans
meisje, waarvan de ouders een kruidenierswinkel hadden, woonde naast hem. Plotseling, zonder
er ook maar enigszins op voorbereid te zijn, ontdekten haar ouders dat het meisje zwanger
was. Ze werden er erg
kwaad om. Het meisje wilde
niet verklappen wie de man was, maar nadat haar ouders haar het vuur aan de schenen hadden
gelegd, noemde ze tenslotte Hakuin. Woedend gingen de
ouders naar de meester. “Werkelijk?”
was alles wat die zei. Nadat het kind
geboren was brachten ze het naar Hakuin. Inmiddels had hij
zijn goede naam verloren, maar dat deerde hem niet en hij zorgde erg goed voor het kind. Melk en al het
andere dat het kindje nodig had, kocht hij bij zijn buren. Een jaar later kon het jonge
moedertje het niet langer uithouden. Ze vertelde haar
ouders de waarheid: de echte vader van het kind was een jongeman die op de vismarkt
werkte.
Onmiddellijk gingen
de moeder en de vader van het meisje naar Hakuin; zij vroegen hem om vergeving, putten
zich uit in verontschuldigingen en vroegen het kind terug. Hakuin was bereid
het af te staan. Toen hij ze het
kind gaf zei hij alleen maar: “Werkelijk?” (uit: Zen-zin
Zen-onzin, van Paul Reps) In de Han-tijd
ontwikkelden zich her en der modellen om de I Tjing te verbinden aan de geheimen van de
“vijf veranderingsfasen”. De Chinezen gingen
er van uit dat er vijf elementen aan de basis van de verschijnselen lagen, en dat de
trigrammen deze uitbeelden in relatie tot elkaar. Op vijf mogelijke
wijzen kunnen die dan elkaar beïnvloeden: ze brengen elkaar voort (1), ze vernietigen
elkaar (2), ze putten elkaar uit (3), ze versterken (4 – alleen voor wat betreft
bepaalde trigrammen die dezelfde elementale geaardheid hebben, zodat bijvoorbeeld de
trigrammen Berg en Aarde, die beide behoren tot het element aarde, elkaar in hun
geaardheid versterken) of ze beschadigen elkaar (5). In de vorm van een
pentagram nemen de elementen water, vuur, aarde, metaal en hout hun plaats als volgt in:
METAAL (1)
(2)
AARDE
WATER
(5) (3)
VUUR
HOUT
Het
getal vijf is, als u de eenheden ervan samentelt (1+2+3+4+5) gelijk aan 15.
Het
magische vierkant toont hoe alle getallen, als ik ze horizontaal, verticaal of diagonaal
samentel, vijftien tot resultaat hebben:
Het
getal vijf staat ook hier centraal in het vierkant, in de zich omringende wereld.
Het
centrum bewaren, is de vijf bewaren, de quinta essentia, de ether, het licht van
het bewustzijn, de essentie van mijn wezen.
Hexagram
15, De Bescheidenheid, bestaande uit het trigram “de Berg” onderaan en “de Aarde”
bovenaan, is het enige hexagram in de I Tjing waar ik bij al de zes lijnen een positief
orakel vind.
Han
Boering schrijft over dit hexagram als over het meesterschap van de edele, over “hij die
zich stilhoudt (trigram Berg) in de wereld (trigram Aarde), want hij voltooit (trigram
Berg) de taak (trigram Aarde).
Alle
aspecten van het ware vakmanschap vind je in dit teken terug: rustig en zwijgend de taak
uitvoeren, kalme observatie van het materiaal, controle over de vormkracht, enzovoorts.
Er
is in dit hexagram sprake van iemand die meesterlijke innerlijke beheersing heeft
ontwikkeld.
Dat
leidt niet tot groot vertoon, want hij kan zich op een “gewone” manier gedragen in de
wereld.
De
bescheidenheid moet daarom niet verward worden met valse bescheidenheid of onderdanigheid.
De
Bescheidenheid is hier gebaseerd op het feit dat hij zich ervan bewust is dat hij
gebruikmaakt van verkregen talenten en mogelijkheden.
Op
het moment dat hij de neiging zou vertonen de resultaten van zijn werk als een
persoonlijke verdienste te zien, zou hij zijn meesterschap verliezen.”
Het
getal 15 is ook 1+5, dus 6.
In
de vijf zit al een verwijzing naar de zes.
In
het middelpunt blijven, toont hoe ik mij kan bevrijden van lijden door verandering.
Zes
is het kleinste getal dat ik verkrijg wanneer ik de munten opgooi.
Deze kleinheid verwijst naar de nietige mens, in een woelige wereld, in een bewegend universum.
|