|
I TJING
HEXAGRAMMEN Zes lijnen die yin of yang zijn, vormen samen een hexagram. Als
ik een hexagram opbouw, begin ik onderaan, omdat het hexagram zich langzaam ontwikkelt
doorheen de tijd, van binnen naar buiten, van “komende van” (onderste trigram) naar
“gaande naar” (bovenste trigram).
Het hexagram 6, De
strijd, verwijst naar het leven als de “struggle for life” en geeft mij de
wijze raad dat het niet gaat om winnen of verliezen, maar om het vinden van een evenwicht,
een compromis, een wederzijds te sluiten vrede, een harmonie. De tegengestelde
krachten die de verandering veroorzaken, de yin en de yang, zijn op zichzelf
onoverwinnelijk, daarom zou elke overwinning uiteindelijk eindigen op een
Pyrrusoverwinning. De bovenste lijn
van het hexagram 6 vermeldt: “al heeft iemand ook een lederen gordel verworven, voor het
eind van de morgen wordt die hem driemaal ontrukt”. De zes heeft alles
met de menselijke geaardheid te maken. Deze toont een
innerlijk conflict tussen geest, ziel en lichaam. In de mens is zowel
de “lover” (rechtopstaande driehoek), als de “killer” (omgekeerde driehoek)
aanwezig, de mogelijkheid tot constructie of destructie, de potentie tot scheppen of
vernietigen. Het probleem van
het lijden heeft het Joodse volk in de vorige eeuw op een gruwelijke wijze moeten
ondervinden. Niet voor niets is
de Davidsster het symbool waar zij zich al eeuwenlang hebben mee geïdentificeerd:
De Zin
Onwetendheid
Ziekte
Gezondheid
Gnosis
Het kwade
Ongenoegen
is kenmerkend voor het verrottingsproces dat in de verschillende levensfasen voorkomt. Het
schijnbaar gevonden evenwicht geeft toch niet de voldoening waarop men had gehoopt. Dat
komt door de kloof die er is tussen het verworven inzicht en de effectieve handelingen die
men daadwerkelijk doet. Wat
voor zin heeft het als ik de diepere laag van liefde in de goddelijke geest begrijp,
wanneer ik hatelijke gevoelens blijf koesteren naar collega’s, vrienden en buren? Alle
filosofie, spiritualiteit en mystiek zijn slechts zinvol als zij zich daadkrachtig
manifesteren in mijn alledaagse gedrag. Als
dat niet lukt, frustreert mij dat. Ik
poog dan in eerste instantie de oorzaken van dit falen toe te wijzen aan dingen die buiten
mijzelf liggen. In het hart
(psyche) onderzoek ik mezelf en kijk ik in de innerlijke spiegel. Als ik eerlijk
kijk, kan ik niet meer ontkennen, verdringen, negeren dat ook vernietigende krachten in
mij werkzaam zijn. Doordat ik kijk
naar de verwarring, de vervlakking en de vervreemding bij mezelf, ontstaat improvisatie;
doordat ik mijn routine en verveling onder ogen zie, vind ik humor, en door de stagnatie
en de verschraling te durven zien, groeit speelsheid en fantasie.
De I Tjing
toepassen betekent dat ik de achterliggende kracht ervan, HET, realiseer, want HET
toepassen is HET DOEN! Om HET te doen is
er enkel aandacht nodig van het bewustzijn. Het kijken (trigram
vuur), de aanblik naar, het gadeslaan van de chaos (trigram water), in mijn omgeving, in
de natuur en in mezelf, brengt een orde aan het licht die stil is, omdat beide krachten in
evenwicht zijn, en deze stilte of orde is de Wortel, de Bron, het Voedsel van het leven. Ik heb inzichten
nodig in de activiteiten van mijn “ego”. Als ik onderzoek
wat die zijn; al mijn gewoontes, gebaren, misleidingen, fantasieën, wrok, verlangens,
begeerten, angsten, verwachtingen, woede,…, als ik echt kijk naar het woelige bewegen
van dit alles, dan kom ik in de Stilte, in de Vrede, en komt alles wezenlijk tot Orde; dan
zie ik het innerlijk wezen die al mijn handelingen bepaalt. Dat is het
toepassen van meditatie: kijken naar de Orde achter de wanorde. Aandacht verandert het
aanschouwde en dus ook de kijker die kijkt. Wie niet kijkt, is
de echte blinde en die geraakt vast te zitten, dus is hij ook de lamme, want kijken
verandert de dingen ten goede, zoals op subatomair niveau dit proces plaatsvindt wanneer
materie verandert van golfjes naar deeltjes, en omgekeerd, naargelang er al dan niet een
waarnemer is die kijkt. Zo transformeert en
sublimeert het “ego” zichzelf, door in die oneindige ruimte te gaan binnenin, die
dezelfde ruimte is als buiten uit. Doordat ik mijn
leven bekijk “sub specae aternitatis”, in een context van eeuwigheid en
volledigheid, ontstaat de “heilige onverschilligheid”, die heel gevoelig is, maar
emotieloos, en waardoor de wereld een ander aangezicht krijgt en waar, in plaats van
verveling, er aandacht is; in plaats van gehechtheid, vrijheid is; in plaats van
versplintering, vereniging en in plaats van ontworteling, een stevige vruchtbare gezonde
en gefundeerde grond.
Het getal zes is in
feite de drie, want 6=1+2+3+4+5+6=21= 1+2=3. Terwijl de
drie-eenheid de passieve vaststelling is dat mijn bestaan zich manifesteert op drie velden
(geest, ziel en lichaam), is de verdubbeling ervan de actieve daad, het vrije handelen en
het maken van keuzes. Op wereldlijk en
universeel vlak zien wij dat duale activiteit bestaat, dat de natuur geeft én terugneemt,
dat de zee komt en gaat, dat verandering is en lijden of geluk met zich meebrengt. In hexagram 6, De
strijd, vertelt het Oordeel van het orakel mij: “Je bent oprecht en wordt geremd. Voorzichtig
stilhouden halverwege brengt heil. Tot het einde gaan
brengt onheil.” In de uitersten
ligt het ongeluk. Ik moet het zelf
realiseren. Wat ik geloof,
creëer ik. Mijn scheppende
houding heeft invloed op alle verschijnselen in mijn omgeving. Natuurlijk zal ik
remmingen ervaren, maar als ik oprecht en eerlijk ben, en mij niet tot een uiterste laat
verleiden, maar steeds in het middelpunt blijf, in de geest van het bewustzijn en
aandacht, dan overwin ik de strijd niet, maar overleef ik in rust en tevredenheid. Elke daad is een
zelfdaad. Elke onthouding van
daad (wu-wei) is ook een zelfdaad. Zo krijgt wie en
wat ik ben een specifieke vorm. De YI dankt zijn
kracht aan het feit dat hij instructies, raadgevingen, tips, overwegingen, mogelijkheden
aanreikt die mij in staat stellen zo te handelen, dat ik in evenwicht blijf met omgeving,
natuur en universum. Dat lijkt u
misschien grootspraak, en toch is dit mijn ervaring. Wellicht is het
feit dat de YI veranderingen aanduidt, zo bijzonder. Ik heb tot nog toe
alleen gesproken over trigrammen en hexagrammen, maar niet over de specifieke lijnen van
een hexagram.
Het muntensysteem
kent u intussen al. Met het
muntenorakel werpt u drie munten in de hoogte en via pare en onpare getallen bekom ik yin-
en yanglijnen die samen een hexagram vormen. Als ik drie munten
opgooi, elke munt de waarde twee (muntzijde) of drie (kopzijde) toeken, dan krijg ik als
som de mogelijkheden 6 of 7 of 8 of 9. Ik wijs erop dat het kleinste yingetal hier 6
is en het grootste yanggetal 9 is. Volgens de wet van
de omslag zal de yinlijn, in haar grootste dieptepunt, omslaan in haar tegendeel yang, en
zal het hoogste yanggetal omslaan in het tegendeel yin. Op die manier
vervloeien hexagrammen in elkaar en zijn lijnen de weerslag van veranderingen in een
bepaalde context op een bepaald moment. De lijnen die
ontstaan door het gooien van munten, en waarbij de getallensom 6 of 9 is, noemt men de
bewegende lijnen of de veranderlijke lijnen. Dan ziet een
basishexagram en een tendentieus hexagram of veranderend hexagram er als
volgt uit. Hexagram
43
Hexagram 1 Het Doorbraak
Het Scheppende
9 bewegende lijn
7
7
7
7
7 Basishexagram Veranderend hexagram Zo kan ik bij elke
vraag één tot zes bewegende lijnen hebben. Het kan ook
gebeuren dat er geen enkele bewegende lijn in het antwoord voorkomt. Dat duidt aan dat
een situatie of een probleem vastzit of dat er in de nabije toekomst geen veranderingen te
verwachten vallen.
Op een gegeven
moment ben ik van plan om de opleiding aan te vatten als analytisch therapeut in
Nederland. Ik vraag de YI wat
de gevolgen daarvan zullen zijn. Als resultaat krijg
ik hexagram 6, De Strijd, en hexagram 4, de
Jeugddwaasheid. Er zijn veel
veranderlijke (bewegende) lijnen. Ik voel mij
nochtans erg gemotiveerd. Alle bedenkingen en
weerstanden schuif ik van de baan. Niets kan mij
verhinderen om de opleiding te starten maar innerlijk is een ander proces aan de gang. Iets in mij is
wantrouwig. Ik ken de
hexagrammen. Die wijzen eerder
in de richting van voorzichtigheid en onwetendheid. Het feit dat ik mij
innerlijk ongemakkelijk voel is belangrijker dan motivatie, drang tot handelen,
ongedurigheid. Ik ga verder op
onderzoek over het voornemen om in Nederland te studeren. De YI geeft
verduidelijking door een yao aan te wijzen waar sprake is van “eigenzinnigheid”, trots
en overmoed. Ik weet genoeg! In dezelfde periode
heb ik een betekenisvolle droom en kom ik meer details te weten over praktische
aangelegenheden die bij de opleiding horen. Het is acht uren
heen en weer reizen met de trein, elke week, en de eerste twee jaren moet ik niet veel
nieuws verwachten wat inhoud betreft. De kostprijs blijkt
hoger uit te vallen dan ik in eerste instantie had voorzien. Ik heb
uiteindelijk, met verdriet in het hart, beslist geen opleiding te starten. Nu voel ik mij daar
heel goed bij.
Niet alleen omdat
ik tot een besluit gekomen ben, waarvan ik nu weet dat het de meest wijze beslissing is
die ik had kunnen nemen, maar ook omdat ik de raadplegingen van de YI ook echt ter harte
neem. Tien jaar heb ik
dat niet ten volle gedaan. Halfslachtig
handelen is in zekere zin voor een bepaalde periode ook goed. Ik bedoel
eigenlijk: handelen tegen beter weten in. De YI heeft mij
totnogtoe altijd het juiste advies gegeven, ook al zag ik dat in de gegeven omstandigheden
niet altijd helder in. Achteraf bleek het
advies van de YI juist. Maar het is best ok
als ik de YI niet volg, maar eigenzinnig blijven de adviezen naast mij neerleggen, ondanks
dat ik innerlijk het gevoel heb dat de YI de waarheid spreekt, getuigt in feite van een
zekere domheid, en die heb ik nu van mij afgelegd. Elk
hexagram heeft zes lijnen. In
het Chinees is zo’n lijn een yao. De
tijd is energie en werkt doorheen een bepaalde situatie. Iets
verschijnt, komt tot een hoogtepunt en het gaat weer voorbij. Als
een toestand een climax bereikt, is de omslag nabij. De
YI gebruikt mooie beelden om deze wet aan te tonen: “ook de mooiste kleren worden lompen”,
“geen vlakte waarop geen helling volgt, geen heengaan waarop geen terugkeer volgt” en
“eerst steeg hij ten hemel op, daarna stortte hij omlaag in de diepten der aarde”.
De
wet van de cumulatie en de omslag (eniantiodromie) zie ik in elk hexagram, want een
hexagram is de uitbeelding van een specifiek moment in de tijd of van een specifieke
situatie. Elke
lijn draagt een kracht in zich, alleen al door haar plaats in het geheel van het hexagram. Ofwel
is de plaats yin van aard ofwel yang. De
eerste, derde en vijfde yao, dus de onpare lijnen, zijn yange plaatsen. Lijnen twee, vier
en zes, de pare lijnen, zijn yin van plaats. Nu
kan een lijn al dan niet correct op haar plaats staan. Een
yanglijn op een yange plaats is correct. Een
yinlijn op een yange plaats is niet correct. Nochtans
is correctheid niet altijd heilzaam.
Dat
hangt van de gehele situatie en de context af, en van de inhoud van het specifieke
hexagram. LIJN1.
De kiemen van een hexagram vind ik in de onderste (eerste) lijn. Hierin is het potentieel
vermogen van een hexagram aanwezig. Ik
kan er de kiemen van een situatie in vinden. De
eerste en de bovenste (zesde) lijn staan in feite buiten de tijd. Bij
de eerste heeft de situatie zich nog niet echt gemanifesteerd, bij de laatste is de
situatie al afgelopen. Als
een onderste lijn vibreert, en dus verandert, dan wijst dit vaak op het begin van een
verandering. Er wordt dan aangeraden zich in de houden, af te wachten, niets te forceren, maar het aan de tijd en de natuur zelf over te laten om verder te evolueren. Ik
kan mij klaar houden om de veranderingen welkom te heten. Ik
kan een situatie ook gewoon laten voorbijgaan. Het
kan dat een proces van verandering zich niet verder doorzet en dat alles gewoon bij het
oude blijft. Ik
moet niet te snel willen ingrijpen. In
taoïstische kringen spreekt men van “wu wei”, van niet-doen. Ik
laat de natuur zelf zijn gang gaan. Ik
hou mij op de achtergrond, evenwel niet passief. Ik
doe wat gedaan moet worden, zoals altijd. Ik
doe niet “niets”. Ik
doe “niet”. Een
portefeuille ligt op een tafeltje in een restaurant. De
klant is weg. De
ober heeft het niet gezien. Ik
kan “wu wei” volgen, niet-doen. Ik
steel niet. Ik doe iets. Wat doe ik? Ik
steel niet! In
mijn eigen leven is het nog steeds moeilijk om niet in te grijpen, om niet te forceren. Vooral
als mijn “wil” zich manifesteert, als de begeerte beweegt en mij op een doelwit stort. Een
boek van de schrijver Kundera heet “De Grap” en vertelt hoe een man uit een
(communistische) samenleving verstoten wordt door een als grap bedoelde opmerking op een
ansichtkaart. De
YI toont de specifieke betekenis van de lijnen het duidelijkst in de lijnen van hexagram 1
en hexagram 2.
Bij
Het Ontvangende vermeldt de eerste lijn: “trapt men op rijp, dan is het ijs nabij”. In
een specifieke levenssituatie is het vaak moeilijker om niet in te grijpen dan om wel
tussenbeide te komen, te sturen, te leiden. En
veelal blijkt achteraf dat je tussenkomst meer negatieve dan positieve resultaten tot
gevolg heeft. Boven
de keizerlijke troon van de verboden stad in Peking staat: “wei-woe-wei”. Dat
betekent: doen door niet te doen. Ik
handel door niet-handelen. Ik
doe dan “als vanzelf-zo”, wat de letterlijke betekenis is van het Chinese karakter
voor “natuur”. “Als
vanzelf-zo” handelen is doen zonder te doen. Het
is zo spontaan handelen als de natuur zelf. Jung
formuleert, in een psychische context, een dergelijke houding als: “de kracht vinden in
mezelf om de dingen zich te laten voltrekken”. Het
is de wet van de minste weerstand die, net als in de natuur, ervoor zorgt dat het geheel
der dingen altijd in evenwicht is. In
een subjectieve waarneming lijken vele omstandigheden onrechtvaardig, onjuist,
tegenstrijdig, maar in het “zicht van de eeuwigheid” is altijd alles correct. Wie
“wu wei” toepast is geen pleitbezorger voor gelatenheid, onverschilligheid of
voor een overgave aan een gedetermineerd nihilisme. Integendeel, “wu wei” doet
meer dan ooit aanspraak op een natuurlijk proces van vitaliteit, stroming en verandering. Helaas
niet altijd volgens mijn individuele voorkeuren, wensen en verlangens.
In
de eerste lijn van een hexagram zijn de centrale begrippen en associaties: het openstaan
voor, het toelaten van, de overgave tot, het afwachten, het niet-doen. Een
gerichtheid op aanvaarding en acceptatie is zegenrijker dan een windmolengevecht, dan een
uitputtend tegen de stroom in zwemmen. “Wu
wei” is de wet van het water, dat stroomt waar het komt en dat met zachtheid
en soepelheid meer bereikt –en rotsen breekt- dan met de harde spierkracht en de metalen
stijfheid van de dood. “Wu
wei” is ook de kracht van het onbewuste, die alle archetypen in zich bergt,
en die in vele gevallen antwoord biedt op moeilijke levensvragen en die alle latente
mogelijkheden van een persoonlijkheid en van een situatie in de kiem in zich draagt. LIJN
2. De tweede lijn toont de eerste verschijningsfase. Uit
de leegte van “het Niets” komt alles voort. De
“op het veld verschijnende draak” (hexagram 1, lijn 2) manifesteert zich in de vorm. Terwijl
in de eerste lijn het volhouden van de normale toestand het beste kan worden aangehouden,
is er hier plaats voor een voorzichtig ingrijpen. Hoewel de eerste verschijning zich
voordoet, is het toch raadzaam niet al te actief te zijn, want het karakter van de plaats
is yin. Ook
al doe ik wat gedaan moet worden, ik kijk de kat uit de boom. De
tweede lijn is een centrale lijn. Zij
staat tussen de eerste en de derde lijn van het onderste trigram. Hier
is de “Weg van het Midden” veelbelovend.
Elk
uiterste is nu gevaarlijk. De
tweede lijn spreekt nog altijd van een onbewuste toestand, maar waarin activiteit
verschijnt. Bij
deze “leegte-lijn” ligt de klemtoon meer op het bewustzijn van de mogelijkheden die
zij biedt, dan op de daden die ik zelf effectief moet doen.
Het
doen om het doen. Niets meer. Resultaten
zijn onbelangrijk. Deze
lijn wijst op zaaien, zonder aan de oogst te denken. Leegte
is als ruimte: je kunt nog alle kanten uit. Leeg-zijn
betekent ook leeg zijn van “ik-gerichtheid”. Niet
“ik” ben het die doet, wenst en denkt, maar HET denkt, voelt en handelt in
mij.
Het
“ik” maakt hier plaats voor Iets dat veel groter is. “Het
ware heersen moet dienen zijn” is een orakeltekst die in de YI vaak voorkomt. Dus
dienend optreden, vol overgave aan HET, en de Weg gaan die mijn voeten mij tonen. De
voorzienigheid van HET, of het Lot, zo u wilt, brengt mij naar mijn bestemming. Ik
weet instinctief wat mij te doen staat. Wie
zich met de YI inlaat, streeft naar een soort mystiek besef, niet naar een kinderlijk
magisch denken. De
magiër wil macht. Een
mysticus geeft zich over aan het AL, aan de Totaliteit. Dat
is zijn kracht. Het
“IK” wil niet meer, maar des te meer is het De Wil die leeft, de Wil van HET. In
de chaotische volheid van het leven vind ik de leiding en de richting die ik nodig heb, op
het juiste moment en op de juiste plaats. LIJN
3. De derde lijn is de kinetische lijn. Zij
heeft een yange plaats. Zij
is heel actief en beweeglijk. Een
yange lijn op deze plaats is soms zelfs hyperkinetisch en dit kan negatieve gevolgen
hebben. Evenwel
is actie noodzakelijk, want de ambitie van een derde yao is om hogerop te geraken. Zij
wil de overgang wagen van het onderste trigram naar het bovenste, van binnen naar buiten,
van afkomst naar toekomst, van awareness (de drie onderste lijnen) naar expressie
(de bovenste drie lijnen). Elke
activiteit of situatie kan waargenomen worden als een vorm van de drie-eenheid. De
twee trigrammen waaruit een hexagram is opgebouwd, bestaan elk uit drie lijnen. In
een hexagram behoren de onderste lijnen tot de aarde, tot het materiële, tot het
moederlijke, tot het onbewuste, tot de fundamenten en tot de oorsprong. De
bovenste twee lijnen behoren tot de hemel, tot het geestelijke, tot het energetische, tot
het zonnige, tot het patriarchale vaderlijke, tot het rationele, tot het doelmatige en tot
het einde. Tussen
de aarde en de kosmos, tussen hemel en aarde, tussen de planeet aarde en de ster zon,
staat de maan. Deze
halfplaneet is mossel noch vis, zoals de mens binnen de evolutie van de tijd. Het
maansymbool staat voor de ziel in de mens, die zijn plaats zoekt in de leegte tussen het
stoffelijke en het geestelijke. De
aarde, de maan en de zon vormen samen een eenheid, zoals eerder is uitgebeeld in de
driehoek lichaam, ziel en geest. Het
zijn abstracte begrippen die hun concretisering vinden in het natuur op aarde, in de
samenleving van individuele mensen en in de kosmische wetten. De drieëenheid bestaat ook
in de bioritmen volgens de getallen 24 (aardse), 28 (lunair) en 33 (solair).
Het
spanningsveld in drie richtingen maakt dat handelen urgent wordt. De
spanning tussen boven en beneden, tussen willen en kunnen, leidt tot een kinetische
activiteit. Hier
begint het leerproces van de afweging, van geven en nemen. Het
is de boekhouding van het bestaan. Hier
start ook het eerste besef van relativiteit der dingen. De
werking van de drie-eenheid resulteert uiteindelijk in een aarzelende empathie. De
drie-eenheidsgedachte is een logisch gevolg uit de dualiteit. Na
het wit-zwart denken van weleer volgt nu een afwegingsdenken. Creativiteit en
individualisering zijn hier meer aanwezig dan bij het niveau van de leegte. Daar
de dienende overgave en de onbewuste uitvoering, hier het sturend scheppen en het zoeken
naar bewustheid door eigengereidheid, eigenzinnigheid en uniciteit.
LIJN
4. De vierde lijn heeft de overgang volbracht, maar houdt zich best wat afzijdig nu zijn
doel is bereikt. Zij
heet de isolatielijn. Het
kenmerkende karakter ervan is de begrenzing tussen willen en kunnen, tussen de belangen
van anderen en die van zichzelf. Deze
lijn is de kwadratuur van de cirkel, de dubbele dualiteit in de eenheid, dus het kruis. Hier
speelt zich het vierkantige, moeilijk rollende, verloop in het leven af. De
vierde lijn toont gelijkenissen met de Indische vierde chacra, anahata. Het hart,
dat ik moeilijk in bedwang kan houden,
veroorzaakt het denken. De
gedachten vormen zich volgens de verlangens van het hart. Zonder
verlangen, zonder het figuurlijke hart, denkt de mens niet.
De
hierboven genoemde driehoek bevindt zich nu in het vierkant, in de quaterniteit, maar de
vierledigheid bevindt zich op haar beurt weer in de cirkel. Als
het kruis, als de tegenstellingen tussen bewust en onbewust, tot evenwicht is gekomen in
het Midden, ontstaat een versnellend proces van groei vanwege het cyclische roterende
aspect van dit evenwicht. Het
equilibrisch Midden vertoont een middelpuntvliedende kracht. Wie
zich in balans voelt met zijn omgeving, met zichzelf in het reine is en een (kosmische)
betekenis verleent aan het leven (de zin ervan maakt), die komt, weliswaar na een periode
van “zich geïsoleerd” voelen (want de vierde lijn is in de eerste plaats een
islatielijn), tot wat de alchemisten noemden een rota-moment. Als
woord en daad in overeenstemming zijn, werpt dit veelvuldige vruchten af. Het
leven volgt een spiraalvormige beweging naar boven of naar beneden, naargelang het
destructieve of het constructieve veld waarvoor ik kies en waarin ik terechtkom. Het is nu
buigen of barsten. Het
kruis-aspect van de YI en van mijn dagelijkse bestaan leert mij omgaan met wrok en
onmacht. Ik
vind en ik accepteer verschillende vormen van begrenzing. Mijn
individuele mogelijkheden zie ik en erken ik. De
existentiële vragen betreffende vrijheid, sterven, enz. komen aan bod en vinden –na de
nodige zelfinkeer en isolatie- hun relatief bevredigend antwoord. De
schaduw van deze lijn is de angst. Angst
voor het kruis verlamt het individu. Veelal
lokaliseert het kruis de kleine nietige mens in zijn grote oneindige omgeving. Ik
ervaar opnieuw het belang van de acceptatie, de aanvaardig en de begrenzing. Ik
vind er anderzijds ook het belang van het bewaken en het bevechten van territoria, het
belang van het maken van keuzes.
Door
veelvuldige levenservaringen, door welslagen en falen, kom ik tot begrip voor de medemens,
tot begrip voor die ander die nu eenmaal anders is dan ikzelf, maar die tegelijk ook
gelijk is aan mezelf. Het
rota-proces leert mij patronen te zien in mijzelf, in situaties en in andere
mensen. De
paradox groot-nietig leidt tot een intenser medeleven van de soortgenoten, in eerste
instantie met de mensheid, in een verder gevorderd stadium met alle vormen van leven. Op
dit niveau is de macht van het louter egoïsme gebroken. Het
tweede trigram (de vierde lijn is de eerste lijn van het bovenste trigram) overstijgt het
eigene om door te stoten naar het volgende, dus vijfde, niveau, dat van verwantschap. De
eigen levensvisie is geboren. De
unieke eigen geestesgesteldheid ziet het licht. Het
contact met beneden (onderste of eerste trigram) is niet verloren gegaan –zoals eerst
gedacht wordt door de isolerende ervaring- maar is integendeel het basisvoedsel voor de
eigen verwerkelijking. De
“ontmoeting met de schaduwzijden van de persoonlijkheid of een situatie” en het leren
omgaan met “de persona” of het masker dat wij dragen, hebben mij klaar gemaakt
om op dit vierde echelon de “bruid” of “bruidegom” te ontmoeten. De
anima in de man en de animus in de vrouw krijgen, na opname door aandacht en reflectie,
invloed op het bewustzijn, ze creëren een moeilijke levensperiode, maar zijn tegelijk een
zegen voor de groei van de persoonlijkheid. De
tweede geboorte –de geestelijke- vindt plaats. En
de held die ik ben –zoals elk mens gedoemd is tot het heldendom van zijn eigen bestaan-
ontmoet zijn Ariadne, die hem uit het gevaarlijke labyrint leidt, maar niet na eerst de
grote draak, het eigen “ik”, in symbolische zin te hebben gedood. Pas
wanneer “ik” niet ben, kan ik mij richten naar het andere, naar de andere, naar HET.
LIJN
5. De vijfde lijn is de verwantschapslijn. Op
een yange plaats een yange lijn toont de werking van resonantie waarin het gelijke naar
elkaar toe komt en elkaar vindt.
Dit
is veelal de Heerserslijn van een hexagram. Soms
is het een andere lijn die Heerser is van een hexagram, dit hangt af van het totale
oordeel en het beeld van het hexagram. Het
meevoelen, het medeleven, het mededogen van de vierde lijn kennen een totale uitwerking op
het vijfde nivea, namelijk op de lijn van Verwantschap. Verwantschap kan in vele andere
begrippen haar uitdrukking vinden, bijv. in “sympathica”. Sympathie,
solidariteit, humanisme, universele genegenheid, enz.. Deze
lijn is de “agapei”, het samen fluctueren van gelijksoortige en verwante
elementen. In
het eerste hexagram, Het Scheppende, spreekt de vijfde lijn van “vuur dat omhoog
oplaait, en water dat naar beneden vloeit. “Elk
volgt het hem verwante”. Na
de eenzame existentiële fase (de vierde), namelijk na de ontmoeting met de anderen in
mijzelf (projecties), komt nu de ontmoeting met de andere(n) buiten mijzelf. In
samenwerking met anderen komen projecten op gang. Wijsheid
vindt haar uitwerking. De
“grote wijze man” steunt mij met raad en daad. De
Waterput (hexagram 48) in mezelf verspreidt nu het koele verfrissende water, verdeelt en
geeft “zo maar” uit. Andere
drinken uit mijn bron, die in feite De Bron van allen en alles is.
Het
communicatieve (keelchacra) en organisatorische krijgen hun plaats en betekenis. Hier
neem ik leiding over het eigen lot en over dat van anderen. Verantwoordelijkheid en karma
blijken nu geen lege begrippen meer te zijn. Het delicate pad van teamwork, van politiek,
van economisering, van sociaal-gerichtheid heeft de ervaring van de vier vorige fasen
broodnodig.
Het
is een koorddansen tussen macht en onmacht. Het
uiterlijke evenwicht is broos en dient telkens bijgesteld te worden. De
donkere kant van deze lijn is de “ontworteling”. De
tijden kunnen voor mij zo goed lijken, dat de illusie van zekerheid opdaagt. Zonder
mij nog te bekommeren om de andere lijnen, verlies ik mezelf. Het
contact met de “oerbodem”, met de aspecten van HET uit de vorige lijnen is verbroken. Mijn
kleine geest van het denken meent machtiger te zijn dan ooit, tot plotseling…
elke nieuwe wending en verandering het kaartenhuisje wegblaast als een tak in een
storm. Zonder
de wortels van het onbewuste is het bewustzijn kansloos. Het
“ik” doet een laatste poging het meesterschap te verwerven. De
wereld biedt ambten, prijzen, titels aan. De
duisternis van dit niveau verpersoonlijkt zich in alle “ismen” op maatschappelijk en
spiritueel niveau. Na
de fysieke (lijn een), de emotionele (lijn twee), de
rationele (lijn drie) en de existentiële (lijn vier) fase in de ontwikkeling, is
de vijfde lijn de spirituele accu. Ondanks
de vele positieve fluctuaties in resonantie met de omgeving, mag en kan de innerlijke
oorzaak van de resultaten, de eigenlijke oorsprong van ons wezen, niet vergeten en
verwaarloosd worden. De
stilte in de diepte! Dat
wat meer is dan het denken en het “ik”? Zonder
de brandstof is er geen licht. Wie
de brandstof niet op tijd aanvult, dooft uit. En
wie de ware Bron van alles vindt, die breidt uit terwijl hij zich verspreidt, die gloeit
terwijl hij dooft en die verzamelt terwijl hij deelt. Natuurlijk
komen de beschreven lijnen en fasen niet in chronologische wijze aan bod.
Integendeel,
zij vormen een synchronistisch spel van tijdsdraden, dat elk individueel levenslied weer
anders laat klinken. In
stap vijf vind ik ook de troost om het lijden van het kruis te dragen. Ik
vind steun in familie, vrienden, partner en gezin. Ik
word gedragen en geschraagd door een achterban, door een warme energiestroom van
verwantschap. Het
is een flux van energie die op samenhorigheid berust. Het
is de resonantie van gelijkgezinden. Deze
lijn is ook een hervormende lijn. Het
zijn de ideeën van de inhoud die vorm krijgen in de uitvoering van een baan, van
leiderschap, van zelfverwerkelijking.
De
vibraties van gelijke energie stromen krachtig naar de oceaan van het geheel. De
eigenwaarde is genoeg ontwikkeld en juist ingeschat om niet tot een “inflatie” van het
“ik” te komen. Het
individu wordt niet meegesleurd naar de diepten van het onbewuste slaafse collectieve
onpersoonlijke, noch neigt het naar boven tot hybris. Mijn persoonlijkheid is ver genoeg
gevorderd om steeds op mijn hoede te blijven voor overdrijving naar een of ander uiterste.
LIJN
6. De zesde lijn staat buiten de tijd. In
de laatste lijn treedt een terugtreden in.
De
pensionering is op komst. De
reis is volbracht. De flux kalmeert. Het
alleen-zijn doet geen pijn meer. De
ervaringen worden verwerkt, de feeback bestudeerd. De
“steen der wijzen” maakt het levensgoud dat elke resterende minuut is. Het derde oog (hoofdchacra)
treedt in werking. Het
nu-moment is allesomvattend. Het
hoogste punt van het menselijk kunnen is hier nu aanwezig.
De
kruin zelf is een te hoog gegrepen streefdoel. De
mens is de mens en HET is HET. En
ook al zouden beide één zijn, de YI is een gids en bron voor de mens, een wegwijzer voor
onderweg in een veranderende wereld en kosmos. Hier
is niets bovenmenselijks of paranormaal.
In
de kruin liggen de oorsprong en het einde, de alfa en de omega, het eerder aangehaalde “laatste
waarom”. Over
een zevende lijn zwijgt de YI dus of er is slechts sprake van wanneer dit “goddelijke
getal” aanstuurt op omkering, op totale omvorming, of op bekering.
De
zesde lijn is de lijn van eniantiodromie en is de laatste oever die dient te
voorkomen dat ik opnieuw in het gevaarlijke water treed, dat ik regreseer.
Anderzijds
zet deze lijn mij aan tot het oversteken van een ander water, tot het volgen van een
nieuw. Eniantiodromie
is een gemakkelijk te begrijpen verschijnsel. Lucifer
wordt ter aarde geworpen. Prometheus
aan de rotsen vastgeklonken. Odin
aan de Levensboom Yggdrasil opgehangen en Icarus stort te pletter met zijn gesmolten
wassen vleugels. Dus
de Titanenstrijd! De hoogmoed! De
hybris en haar gevolgen. De
godenschemering of Apocalyps als een aards eindpunt of misschien als een beginpunt van
iets nieuws. De
zesde fase is de eindscriptie van het schooljaar. Het
is echter ook de dwaas uit de tarot, in zijn dwaasheid wijs en in zijn wijsheid dwaas, die
in de lach de pijn blootlegt en in zijn gekheid de lichte hoop op vrijheid vestigt. Eniantiodromie
is het mysterium coniunctionis van yin en yang, van licht en duisternis. Deze
lijn weerhoudt mij van overdrijving en eenzijdigheid. Op
dit punt dient elke terugslag te worden vermeden, of juist omgekeerd, dien ik op dezelfde
plaats te beginnen waar ik nu ben geëindigd. Het
is de ouroboros van de tijd, gesymboliseerd door de slang die met haar kop in haar
staart bij en “voor “ en “tegen” verenigt in het evenwicht. Zoals gezegd: elk
contrast slaat, als het zijn hoogtepunt heeft bereikt, om zijn tegendeel. Dat
is in feite eniantiodromie. Zo
is het in de kosmos, zo is het in de natuur en zo is het bij mensen. Wie
het tegendeel wil vermijden, dient het hoogtepunt te laken. Dan
kom ik opnieuw bij “wu wei” uit, bij het niet-doen, bij de eerste fase of
eerste lijn. En
zo begint alles van voren af aan opnieuw. Alles
gaat altijd weer voorbij en alles komt altijd weer terug.
Dat
is Tijd. Wie
dus vasthoudt aan de eenzijdigheid of wie streeft naar één aspect van het leven, komt in
onmogelijke situaties terecht. Hij
is gevangen in een web van illusies, in zijn drang naar zekerheid. Vandaar dat dogma’s,
overtuigingen en idealen geen soelaas brengen, maar zelfs gevaarlijk zijn.
Eniantiodromie
zegt ook dat ik elke dag opnieuw, elke minuut van mijn leven, elke seconde van mijn
bestaan, overgeleverd ben aan een spel van krachten die mij in evenwicht houden en waarop
ik kan vertrouwen, zonder subjectief oordeel en zonder enige inmenging. Alle
lijnen van de hexagrammen van de YI tonen mij dat alles Is Wat Het Is. Er valt niets over
te zeggen. Ik
kan enkel woordeloos aanschouwen. Er
is niets om bang voor te zijn. Ik
kan er volledig op vertrouwen. Als
een woordeloos vertrouwen in datgene wat is, “als vanzelf zo” verschijnend en weer
ondergaand. Na
het raadplegen van de YI, heb ik al veel gelachen, vooral met mezelf! Als
ik denk dat de YI onduidelijk is en mij in verwarring brengt, dan weet ik dat er een
vingerwijzing plaatsvindt naar een onbewust deel van mijn persoonlijkheid. Soms
is een antwoord van het orakel ook verbazingwekkend helder of confronterend. Ik
heb eens meegemaakt dat ik dreigde het contact met mijn dochter te verliezen. Ik
dacht toen dat zoiets kon. Ik
vreesde de macht van de buitenwereld, en van de moeder van mijn dochter (of van mijn eigen
moeder?). Toen
ik daarover, in wanhoop, de YI raadpleegde, was het antwoord: “Je kan niet verliezen wat
jou werkelijk toebehoort, ook al gooi je het weg”.
In
de gegeven situatie was mij dit een confronterend antwoord. Ik
heb gezinswetenschappen gestudeerd en wist vrij veel over de “loyaliteiten in een gezin”.
De
YI wees mij op de angst, los van de feitelijke werkelijkheid.
Soms verwart men de
woorden psyche en spirit. Dat is niet
toevallig. De “drift” en
de “geest” hebben misschien meer gemeen dan dat we normaliter willen toegeven. In de YI bestaat
het hexagram “De Geestdrift”, nummer 16. Samengevat spreekt
dit hexagram in hoofdzaak over vreugde, dans, feest, muziek, de weg van de minste
weerstand. Als beide krachten,
die van de geest en die van de drift, elkaar vinden en zich verenigen, ontstaat er een
feestroes. Ik stel vast dat
dit proces een natuurlijk proces is, waartegen menigeen zich wil verzetten uit angst of
onzekerheid. Aanvankelijk poogt
men beide krachten uit elkaar te trekken. Men vermoedt een
machtsstrijd en men stelt dat beide niet kunnen samengaan. Het is precies de psychologie
die heeft aangetoond dat op het eerste zicht tegengestelde emoties en krachten zich vaak
wel tegelijk kunnen manifesteren. Doordat men
rationele elementen gaat onderscheiden en onttrekken aan driftmatige tendensen, ontstaat
de kans op een omkering, en kunnen beide elementen naar elkaar toeklappen of kunnen zij in
elkaar overgaan, of samen nieuwe inspiratie teweegbrengen.
Zoals sterren
gezogen worden naar een midden, naar een zwart gat, zo dwalen al mijn ervaringen richting
“duistere nacht van de ziel” en brengen psychische vertwijfeling met zich mee. Al mijn
belevenissen komen samen in een smalle overgang, in een bardo-toestand waarbij mijn
psychische natuur mij dwingt tot wedergeboorte. Ik moet oude
overtuigingen en levenspatronen laten varen om plaats te maken voor verwondering en
vernieuwing. Geluk en tragedie
smelten samen, zonder dat ik er veel voor doe. Ik groei, of ik wil
of niet. Verzet daartegen
maakt me ziek en depressief, niet de groei zelf. Ik moet niet veel
doen, maar eerder veel laten van doen. Als ik mij in
gedachten en gevoelens verzet, dan is zelfs het verzet een onderdeel van de groei.
Een stap terug doen
is ook groei. Ik ben de zandloper
en elke korrel is een ervaring en alle ervaringen moeten om één of andere reden door de
nauwe schacht, tot op een andere niveau. Het zand lijkt niet
alleen van boven naar onder, als gevolg van gravitatie, te gaan, maar ook van onder naar
boven, ten gevolge van transcendentie. Het land waarnaar
ik reis is nergens, gaat alle kanten uit. Soms loopt het uit
op onder, soms op boven. Elke crisis is dan
een kans. Ook stilstand is
crisis, want wat leeft, houdt niet stil. Elke trede naar
boven lijkt achteraf ook op een zoektocht diep beneden en elke stap naar binnen, naar
onder, is een progressie naar boven gericht. Boven is onder en onder is boven. Geest is drift en
drift is geest. Het onbewuste heeft
bewustzijn en het bewuste is onbewust. Er is een
wisselwerking.
Het is ikzelf die
dartel in het leven en het leven dartelt in mij, en ook zonder mij is er leven, maar
zonder leven is er geen mij. Een meer bevat een
hoeveelheid water, terwijl regen als aggregatietoestand gewoon een onbeperkte hoeveelheid
water is. Het libido (chi)
dat ik in mij heb is een beperkt libido, maar ik kan putten uit de oerbron van libido, uit
het leven zelf. Als ik denk dat ik
als individu het leven zelf ben, dan vergis ik mij ergerlijk. Ik ben het leven en
ik ben het leven niet. Ik heb mijn unieke
plaats in het geheel. Ik heb mijn taak,
mijn opdracht, in mij gebracht bij de conceptie, en of ik nu wil of niet, ik vervul
mijzelf. Dat is de wet
van de entelechie. Geen enkel meer is
hetzelfde, zoals geen enkel individu dezelfde is. Ik ben authentiek
mezelf. In mijn beperktheid
vind ik mezelf en in mijn onbeperktheid vind ik ieder ander. Ik moet geen enkele
autoriteit aanvaarden en ik moet niemand navolgen. Ik moet
dagdagelijks uiting geven van mezelf en elke daad is een zelfverwerkelijking. En toch moet ik
niets. Alles is. Woorden zijn geen
werkelijkheid. Ik heb gemerkt dat,
als ik de gebeurtenissen in de wereld een plaats wil geven, ik afhankelijk ben van een
model. De YI is een
zoveelste model naast alle andere modellen. Ik kan dit niet
negeren. Ik stel alleen vast
dat het model zeer volledig is en elke levenssituatie kan uitbeelden. Ik zie ook dat een
concept de denkgeest stimuleert. Het gevaar bestaat
erin dat ik over het leven denk, in plaats dat ik het leven leef.
Er moet een soort
innerlijk bevattingsvermogen aanwezig zijn in de mens om de YI te begrijpen. De raadpleger moet
in contact staan met het tau of tao, met het Ene, met de Totaliteit. In mijn
woordgebruik: met HET. Dat betekent dat ik
mij richt op een andere wereld, de niet-zichbare kant van het leven, en dat ik HET erken. Hoe kan ik
richtlijnen van de andere kant ontvangen, als ik geen (h)erkenning geef, als de andere
kant voor mij niet bestaat? Ik moet eerst
bestaan erkennen voordat HET bestaat. De YI maakt geen
keuzes in mijn plaats. Ik kan mijn
verantwoordelijkheid niet afschuiven. De YI stuurt aan op
zelfstandigheid, onafhankelijk van twijfel, hoop en angst. De YI leert mij te
vertrouwen op de Oerbron, op HET. In
de oosterse wereld is “goed” datgene wat in evenwicht is of iets wat evenwicht helpt
tot stand brengen. “Slecht”
is dan datgene wat evenwicht verstoort. Als
ik de honger in de wereld help oplossen, denk ik misschien dat ik iets goed ga doen. In
morele zin is dat ook wel waar. Ik
denk dat iedereen daar best een steentje toe bijdraagt. In
spirituele zin verandert er echter niets aan het geheel, aan de Totaliteit. Ik
denk dat, als er een wereldziel bestaat, het ondraaglijk is om een uiterste te handgaven. Totaliteit
is altijd “goed”, dus in “evenwicht”. Waar
iemand lijden aan het leven toevoegt, daar zal iemand anders vreugde ontvangen.
Lijden
toevoegen kan dwingend zijn. Net
als het toevoegen van geluk. Wie
vreugde bevordert, is er mede oorzaak van dat ergens anders lijden ontstaat. Dat
vind ik een bedroevende en fatalistische gedachte. Ik
vind het vreemd dat ik zo denk, maar zo is het nu eenmaal. Neig
ik naar onverschilligheid, omdat ik zelf alles heb? Ik
wil niet op die manier denken. Toch
denk ik dat ik aan de buitenwereld niets heb toe te voegen of heb af te nemen. Ik
heb geen macht over de dingen buiten mezelf. Als
ik de honger in de wereld wil bestrijden, zal ik eerst mijn eigen voedselgewoontes moeten
veranderen! Mijn
macht en invloed strekken zich in de eerste plaats in de richting van mijn eigen gedrag. De
YI spreekt dan van “de legers tegen zichzelf laten oprukken”. Ik
heb het dus niet over narcisme en egoïsme. Doordat
ik mezelf verander, verander ik de wereld. Natuurlijk
zal ik liefdadigheid steunen en hongerige mensen helpen voeden. Ik weet alleen dat
liefdadigheid structureel niets verandert. De
grilligheid van de wereld toont mij dat wat nu mode is, morgen passé is en wat nu
verouderd lijkt, morgen modern is. Zo
is het ook met meningen over goed en kwaad. We
proberen vaak iets anders te veranderen dan onszelf. Dat
is iets wat ik wil vermijden. Ik
wil ook wel orde aanbrengen in de buitenwereld. Maar
ik kan onmogelijk de wereld in orde brengen als ik niet zelf in orde ben. De
YI is een sterk middel om mezelf op orde te brengen.
FOTO
2 – Een vrouw. Grote donkere ogen. Haar
vale gezicht is sterk in contrast met de donkere achtergrond van de foto. Ze
houdt een sigaret vast. Ze heeft mooie handen. Kijkt
ze bang? Gelaten? Ze
lijkt me een vraag te stellen. De
rimpels in haar voorhoofd doen mij vermoeden dat de vrouw bezorgd is. Gedachten dwalen in
haar hoofd als merels op het grasperk in de tuin. Zij
heet Etty Hillesum. Zij
stierf in Auschwitz in 1943. De
foto staat op de voorkaft van haar dagboek “het verstoorde leven”. Ik
citeer: “Ik vind het leven mooi en ik voel me vrij. Ik
geloof aan God en ik geloof aan de mensen en ik durf het langzamerhand eerlijk te zeggen
zonder valse schaamte. Het
leven is moeilijk, maar dat is niet erg. Men
moet beginnen zijn ernst ernstig te nemen en de rest komt vanzelf. En
“werken aan zichzelf” is heus geen ziekelijk individualisme. En
een vrede kan alleen een echte vrede worden later, wanneer eerst ieder individu in
zichzelf vrede sticht en haat tegen medemensen, van wat voor ras of volk ook, uitroeit en
overwint en verandert in iets, dat geen haat meer is, misschien op den duur wel liefde, of
is dat misschien wat teveel geëist? Toch is het de enige oplossing…” en nog “De ene
keer is het een Hitler en de andere keer voor mijn part Ivan de Verschrikkelijke, en de
ene eeuw is het de inquisitie en een andere keer oorlogen, of de pest en aardbevingen en
hongersnood.
Het
gaat er in laatste instantie om, hoe men het lijden, dat toch essentieel aan dit leven is
draagt en verdraagt en verwerkt en dat men een stukje van z’n ziel ongeschonden bewaren
kan door alles heen…” of “Men moet met zichzelf leven als leefde men met een heel
volk van mensen. En
in zichzelf leert men alle goede en kwade eigenschappen van de mensheid kennen. En
men moet zichzelf eerst z’n slechte eigenschappen leren vergeven, wil men anderen kunnen
vergeven. Dat
is misschien nog het moeilijkste te leren voor een mens, ik constateer het zo dikwijls bij
anderen (vroeger ook bij mezelf, nu niet meer): het zichzelf vergiffenis schenken voor
fouten en misstappen. Waartoe
allereerst behoort: het kunnen aanvaarden, grootmoedig aanvaarden, dat men fouten maakt en
misstappen begaat. Ik wil wel graag leven als de leliën des velds. Als men deze tijd goed begreep, zou men het van haar kunnen leren: te leven als een lelie des velds.”
|