LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      I TJING    

  HEXAGRAMMEN 

Zes lijnen die yin of yang zijn, vormen samen een hexagram. 

Als ik een hexagram opbouw, begin ik onderaan, omdat het hexagram zich langzaam ontwikkelt doorheen de tijd, van binnen naar buiten, van “komende van” (onderste trigram) naar “gaande naar” (bovenste trigram).

Het hexagram 6, De strijd, verwijst naar het leven als de “struggle for life” en geeft mij de wijze raad dat het niet gaat om winnen of verliezen, maar om het vinden van een evenwicht, een compromis, een wederzijds te sluiten vrede, een harmonie.

De tegengestelde krachten die de verandering veroorzaken, de yin en de yang, zijn op zichzelf onoverwinnelijk, daarom zou elke overwinning uiteindelijk eindigen op een Pyrrusoverwinning.

De bovenste lijn van het hexagram 6 vermeldt: “al heeft iemand ook een lederen gordel verworven, voor het eind van de morgen wordt die hem driemaal ontrukt”.

De zes heeft alles met de menselijke geaardheid te maken.

Deze toont een innerlijk conflict tussen geest, ziel en lichaam.

In de mens is zowel de “lover” (rechtopstaande driehoek), als de “killer” (omgekeerde driehoek) aanwezig, de mogelijkheid tot constructie of destructie, de potentie tot scheppen of vernietigen.

Het probleem van het lijden heeft het Joodse volk in de vorige eeuw op een gruwelijke wijze moeten ondervinden.

Niet voor niets is de Davidsster het symbool waar zij zich al eeuwenlang hebben mee geïdentificeerd:

 

 

                                                        De Zin

                                                   

                          Onwetendheid                              Ziekte

 

 

 


                          Gezondheid                                  Gnosis

                                                     

    Het kwade

 

 

Ongenoegen is kenmerkend voor het verrottingsproces dat in de verschillende levensfasen voorkomt.

Het schijnbaar gevonden evenwicht geeft toch niet de voldoening waarop men had gehoopt.

Dat komt door de kloof die er is tussen het verworven inzicht en de effectieve handelingen die men daadwerkelijk doet.

Wat voor zin heeft het als ik de diepere laag van liefde in de goddelijke geest begrijp, wanneer ik hatelijke gevoelens blijf koesteren naar collega’s, vrienden en buren?

Alle filosofie, spiritualiteit en mystiek zijn slechts zinvol als zij zich daadkrachtig manifesteren in mijn alledaagse gedrag.

Als dat niet lukt, frustreert mij dat.

Ik poog dan in eerste instantie de oorzaken van dit falen toe te wijzen aan dingen die buiten mijzelf liggen.

In het hart (psyche) onderzoek ik mezelf en kijk ik in de innerlijke spiegel.

Als ik eerlijk kijk, kan ik niet meer ontkennen, verdringen, negeren dat ook vernietigende krachten in mij werkzaam zijn.

Doordat ik kijk naar de verwarring, de vervlakking en de vervreemding bij mezelf, ontstaat improvisatie; doordat ik mijn routine en verveling onder ogen zie, vind ik humor, en door de stagnatie en de verschraling te durven zien, groeit speelsheid en fantasie.

 

De I Tjing toepassen betekent dat ik de achterliggende kracht ervan, HET, realiseer, want HET toepassen is HET DOEN!

Om HET te doen is er enkel aandacht nodig van het bewustzijn.

Het kijken (trigram vuur), de aanblik naar, het gadeslaan van de chaos (trigram water), in mijn omgeving, in de natuur en in mezelf, brengt een orde aan het licht die stil is, omdat beide krachten in evenwicht zijn, en deze stilte of orde is de Wortel, de Bron, het Voedsel van het leven.

Ik heb inzichten nodig in de activiteiten van mijn “ego”.

Als ik onderzoek wat die zijn; al mijn gewoontes, gebaren, misleidingen, fantasieën, wrok, verlangens, begeerten, angsten, verwachtingen, woede,…, als ik echt kijk naar het woelige bewegen van dit alles, dan kom ik in de Stilte, in de Vrede, en komt alles wezenlijk tot Orde; dan zie ik het innerlijk wezen die al mijn handelingen bepaalt.

Dat is het toepassen van meditatie: kijken naar de Orde achter de wanorde. Aandacht verandert het aanschouwde en dus ook de kijker die kijkt.

Wie niet kijkt, is de echte blinde en die geraakt vast te zitten, dus is hij ook de lamme, want kijken verandert de dingen ten goede, zoals op subatomair niveau dit proces plaatsvindt wanneer materie verandert van golfjes naar deeltjes, en omgekeerd, naargelang er al dan niet een waarnemer is die kijkt.

Zo transformeert en sublimeert het “ego” zichzelf, door in die oneindige ruimte te gaan binnenin, die dezelfde ruimte is als buiten uit.

Doordat ik mijn leven bekijk “sub specae aternitatis”, in een context van eeuwigheid en volledigheid, ontstaat de “heilige onverschilligheid”, die heel gevoelig is, maar emotieloos, en waardoor de wereld een ander aangezicht krijgt en waar, in plaats van verveling, er aandacht is; in plaats van gehechtheid, vrijheid is; in plaats van versplintering, vereniging en in plaats van ontworteling, een stevige vruchtbare gezonde en gefundeerde grond.

 

Het getal zes is in feite de drie, want 6=1+2+3+4+5+6=21= 1+2=3.

Terwijl de drie-eenheid de passieve vaststelling is dat mijn bestaan zich manifesteert op drie velden (geest, ziel en lichaam), is de verdubbeling ervan de actieve daad, het vrije handelen en het maken van keuzes.

Op wereldlijk en universeel vlak zien wij dat duale activiteit bestaat, dat de natuur geeft én terugneemt, dat de zee komt en gaat, dat verandering is en lijden of geluk met zich meebrengt.

 

In hexagram 6, De strijd, vertelt het Oordeel van het orakel mij: “Je bent oprecht en wordt geremd.

Voorzichtig stilhouden halverwege brengt heil.

Tot het einde gaan brengt onheil.”

In de uitersten ligt het ongeluk. 

 

Ik moet het zelf realiseren.

Wat ik geloof, creëer ik.

Mijn scheppende houding heeft invloed op alle verschijnselen in mijn omgeving.

Natuurlijk zal ik remmingen ervaren, maar als ik oprecht en eerlijk ben, en mij niet tot een uiterste laat verleiden, maar steeds in het middelpunt blijf, in de geest van het bewustzijn en aandacht, dan overwin ik de strijd niet, maar overleef ik in rust en tevredenheid.

Elke daad is een zelfdaad.

Elke onthouding van daad (wu-wei) is ook een zelfdaad.

Zo krijgt wie en wat ik ben een specifieke vorm.

De YI dankt zijn kracht aan het feit dat hij instructies, raadgevingen, tips, overwegingen, mogelijkheden aanreikt die mij in staat stellen zo te handelen, dat ik in evenwicht blijf met omgeving, natuur en universum.

Dat lijkt u misschien grootspraak, en toch is dit mijn ervaring.

Wellicht is het feit dat de YI veranderingen aanduidt, zo bijzonder.

Ik heb tot nog toe alleen gesproken over trigrammen en hexagrammen, maar niet over de specifieke lijnen van een hexagram.

Het muntensysteem kent u intussen al.

Met het muntenorakel werpt u drie munten in de hoogte en via pare en onpare getallen bekom ik yin- en yanglijnen die samen een hexagram vormen.

Als ik drie munten opgooi, elke munt de waarde twee (muntzijde) of drie (kopzijde) toeken, dan krijg ik als som de mogelijkheden 6 of 7 of 8 of 9. Ik wijs erop dat het kleinste yingetal hier 6 is en het grootste yanggetal 9 is.

Volgens de wet van de omslag zal de yinlijn, in haar grootste dieptepunt, omslaan in haar tegendeel yang, en zal het hoogste yanggetal omslaan in het tegendeel yin.

Op die manier vervloeien hexagrammen in elkaar en zijn lijnen de weerslag van veranderingen in een bepaalde context op een bepaald moment.

De lijnen die ontstaan door het gooien van munten, en waarbij de getallensom 6 of 9 is, noemt men de bewegende lijnen of de veranderlijke lijnen. 

Dan ziet een basishexagram en een tendentieus hexagram of veranderend hexagram er als volgt uit.

 

 

Hexagram 43                      Hexagram 1

Het Doorbraak                    Het Scheppende

 

                        9  bewegende lijn

                         7

                         7

                         7

                         7

                         7

Basishexagram               Veranderend hexagram

 

Zo kan ik bij elke vraag één tot zes bewegende lijnen hebben.

Het kan ook gebeuren dat er geen enkele bewegende lijn in het antwoord voorkomt.

Dat duidt aan dat een situatie of een probleem vastzit of dat er in de nabije toekomst geen veranderingen te verwachten vallen.

 

Op een gegeven moment ben ik van plan om de opleiding aan te vatten als analytisch therapeut in Nederland.

Ik vraag de YI wat de gevolgen daarvan zullen zijn.

Als resultaat krijg ik  hexagram 6, De Strijd, en hexagram 4, de Jeugddwaasheid.

Er zijn veel veranderlijke (bewegende) lijnen.

Ik voel mij nochtans erg gemotiveerd.

Alle bedenkingen en weerstanden schuif ik van de baan.

Niets kan mij verhinderen om de opleiding te starten maar innerlijk is een ander proces aan de gang.

Iets in mij is wantrouwig.

Ik ken de hexagrammen.

Die wijzen eerder in de richting van voorzichtigheid en onwetendheid.

Het feit dat ik mij innerlijk ongemakkelijk voel is belangrijker dan motivatie, drang tot handelen, ongedurigheid.

Ik ga verder op onderzoek over het voornemen om in Nederland te studeren.

De YI geeft verduidelijking door een yao aan te wijzen waar sprake is van “eigenzinnigheid”, trots en overmoed.

Ik weet genoeg!

In dezelfde periode heb ik een betekenisvolle droom en kom ik meer details te weten over praktische aangelegenheden die bij de opleiding horen.

Het is acht uren heen en weer reizen met de trein, elke week, en de eerste twee jaren moet ik niet veel nieuws verwachten wat inhoud betreft. 

De kostprijs blijkt hoger uit te vallen dan ik in eerste instantie had voorzien.

Ik heb uiteindelijk, met verdriet in het hart, beslist geen opleiding te starten.

Nu voel ik mij daar heel goed bij.

Niet alleen omdat ik tot een besluit gekomen ben, waarvan ik nu weet dat het de meest wijze beslissing is die ik had kunnen nemen, maar ook omdat ik de raadplegingen van de YI ook echt ter harte neem.

Tien jaar heb ik dat niet ten volle gedaan.

Halfslachtig handelen is in zekere zin voor een bepaalde periode  ook  goed. Ik bedoel eigenlijk: handelen tegen beter weten in.

De YI heeft mij totnogtoe altijd het juiste advies gegeven, ook al zag ik dat in de gegeven omstandigheden niet altijd helder in.

Achteraf bleek het advies van de YI juist.

Maar het is best ok als ik de YI niet volg, maar eigenzinnig blijven de adviezen naast mij neerleggen, ondanks dat ik innerlijk het gevoel heb dat de YI de waarheid spreekt, getuigt in feite van een zekere domheid, en die heb ik nu van mij afgelegd.

 

Elk hexagram heeft zes lijnen.

In het Chinees is zo’n lijn een yao.

De tijd is energie en werkt doorheen een bepaalde situatie.

Iets verschijnt, komt tot een hoogtepunt en het gaat weer voorbij.

Als een toestand een climax bereikt, is de omslag nabij.

De YI gebruikt mooie beelden om deze wet aan te tonen: “ook de mooiste kleren worden lompen”, “geen vlakte waarop geen helling volgt, geen heengaan waarop geen terugkeer volgt” en “eerst steeg hij ten hemel op, daarna stortte hij omlaag in de diepten der aarde”.

 

De wet van de cumulatie en de omslag (eniantiodromie) zie ik in elk hexagram, want een hexagram is de uitbeelding van een specifiek moment in de tijd of van een specifieke situatie. 

Elke lijn draagt een kracht in zich, alleen al door haar plaats in het geheel van het hexagram.

Ofwel is de plaats yin van aard ofwel yang.

De eerste, derde en vijfde yao, dus de onpare lijnen, zijn yange plaatsen. Lijnen twee, vier en zes, de pare lijnen, zijn yin van plaats.

Nu kan een lijn al dan niet correct op haar plaats staan.

Een yanglijn op een yange plaats is correct.

Een yinlijn op een yange plaats is niet correct.

Nochtans is correctheid niet altijd heilzaam.

Dat hangt van de gehele situatie en de context af, en van de inhoud van het specifieke hexagram.

 

LIJN1. De kiemen van een hexagram vind ik in de onderste (eerste) lijn. Hierin is het potentieel vermogen van een hexagram aanwezig.

Ik kan er de kiemen van een situatie in vinden. 

De eerste en de bovenste (zesde) lijn staan in feite buiten de tijd.

Bij de eerste heeft de situatie zich nog niet echt gemanifesteerd, bij de laatste is de situatie al afgelopen.

Als een onderste lijn vibreert, en dus verandert, dan wijst dit vaak op het begin van een verandering.

Er wordt dan aangeraden zich in de houden, af te wachten, niets te forceren, maar het aan de tijd en de natuur zelf over te laten om verder te evolueren.

Ik kan mij klaar houden om de veranderingen welkom te heten.

Ik kan een situatie ook gewoon laten voorbijgaan.

Het kan dat een proces van verandering zich niet verder doorzet en dat alles gewoon bij het oude blijft.

Ik moet niet te snel willen ingrijpen.

In taoïstische kringen spreekt men van “wu wei”, van niet-doen.

Ik laat de natuur zelf zijn gang gaan.

Ik hou mij op de achtergrond, evenwel niet passief.

Ik doe wat gedaan moet worden, zoals altijd.

Ik doe niet “niets”.

Ik doe “niet”.

Een portefeuille ligt op een tafeltje in een restaurant.

De klant is weg.

De ober heeft het niet gezien.

Ik kan “wu wei” volgen, niet-doen.

Ik steel niet. Ik doe iets. Wat doe ik?

Ik steel niet!

In mijn eigen leven is het nog steeds moeilijk om niet in te grijpen, om niet te forceren.

Vooral als mijn “wil” zich manifesteert, als de begeerte beweegt en mij op een doelwit stort.

Een boek van de schrijver Kundera heet “De Grap” en vertelt hoe een man uit een (communistische) samenleving verstoten wordt door een als grap bedoelde opmerking op een ansichtkaart.

De YI toont de specifieke betekenis van de lijnen het duidelijkst in de lijnen van hexagram 1 en hexagram 2.

Bij Het Ontvangende vermeldt de eerste lijn: “trapt men op rijp, dan is het ijs nabij”.

In een specifieke levenssituatie is het vaak moeilijker om niet in te grijpen dan om wel tussenbeide te komen, te sturen, te leiden.

En veelal blijkt achteraf dat je tussenkomst meer negatieve dan positieve resultaten tot gevolg heeft.

Boven de keizerlijke troon van de verboden stad in Peking staat: “wei-woe-wei”.

Dat betekent: doen door niet te doen.

Ik handel door niet-handelen.

Ik doe dan “als vanzelf-zo”, wat de letterlijke betekenis is van het Chinese karakter voor “natuur”.

“Als vanzelf-zo” handelen is doen zonder te doen.

Het is zo spontaan handelen als de natuur zelf.

Jung formuleert, in een psychische context, een dergelijke houding als: “de kracht vinden in mezelf om de dingen zich te laten voltrekken”.

Het is de wet van de minste weerstand die, net als in de natuur, ervoor zorgt dat het geheel der dingen altijd in evenwicht is. 

In een subjectieve waarneming lijken vele omstandigheden onrechtvaardig, onjuist, tegenstrijdig, maar in het “zicht van de eeuwigheid” is altijd alles correct.

Wie “wu wei” toepast is geen pleitbezorger voor gelatenheid, onverschilligheid of voor een overgave aan een gedetermineerd nihilisme. Integendeel, “wu wei” doet meer dan ooit aanspraak op een natuurlijk proces van vitaliteit, stroming en verandering.

Helaas niet altijd volgens mijn individuele voorkeuren, wensen en verlangens.  

In de eerste lijn van een hexagram zijn de centrale begrippen en associaties: het openstaan voor, het toelaten van, de overgave tot, het afwachten, het niet-doen.

Een gerichtheid op aanvaarding en acceptatie is zegenrijker dan een windmolengevecht, dan een uitputtend tegen de stroom in zwemmen.

Wu wei”  is de wet van het water, dat stroomt waar het komt en dat met zachtheid en soepelheid meer bereikt –en rotsen breekt- dan met de harde spierkracht en de metalen stijfheid van de dood.

Wu wei”  is ook de kracht van het onbewuste, die alle archetypen in zich bergt, en die in vele gevallen antwoord biedt op moeilijke levensvragen en die alle latente mogelijkheden van een persoonlijkheid en van een situatie in de kiem in zich draagt.

 

LIJN 2. De tweede lijn toont de eerste verschijningsfase.

Uit de leegte van “het Niets” komt alles voort.

De “op het veld verschijnende draak” (hexagram 1, lijn 2) manifesteert zich in de vorm.

Terwijl in de eerste lijn het volhouden van de normale toestand het beste kan worden aangehouden, is er hier plaats voor een voorzichtig ingrijpen. Hoewel de eerste verschijning zich voordoet, is het toch raadzaam niet al te actief te zijn, want het karakter van de plaats is yin.

Ook al doe ik wat gedaan moet worden, ik kijk de kat uit de boom.

De tweede lijn is een centrale lijn.

Zij staat tussen de eerste en de derde lijn van het onderste trigram.

Hier is de “Weg van het Midden” veelbelovend.

Elk uiterste is nu gevaarlijk.

De tweede lijn spreekt nog altijd van een onbewuste toestand, maar waarin activiteit verschijnt.

Bij deze “leegte-lijn” ligt de klemtoon meer op het bewustzijn van de mogelijkheden die zij biedt, dan op de daden die ik zelf effectief moet doen.

Het doen om het doen. Niets meer.

Resultaten zijn onbelangrijk.

Deze lijn wijst op zaaien, zonder aan de oogst te denken.

Leegte is als ruimte: je kunt nog alle kanten uit.

Leeg-zijn betekent ook leeg zijn van “ik-gerichtheid”.

Niet “ik” ben het die doet, wenst en denkt, maar HET denkt, voelt en handelt in  mij.

Het “ik” maakt hier plaats voor Iets dat veel groter is.

“Het ware heersen moet dienen zijn” is een orakeltekst die in de YI vaak voorkomt.

Dus dienend optreden, vol overgave aan HET, en de Weg gaan die mijn voeten mij tonen.

De voorzienigheid van HET, of het Lot, zo u wilt, brengt mij naar mijn bestemming.

Ik weet instinctief wat mij te doen staat.

Wie zich met de YI inlaat, streeft naar een soort mystiek besef, niet naar een kinderlijk magisch denken.

De magiër wil macht.

Een mysticus geeft zich over aan het AL, aan de Totaliteit.

Dat is zijn kracht.

Het “IK” wil niet meer, maar des te meer is het De Wil die leeft, de Wil van HET.

In de chaotische volheid van het leven vind ik de leiding en de richting die ik nodig heb, op het juiste moment en op de juiste plaats.

 

LIJN 3. De derde lijn is de kinetische lijn.

Zij heeft een yange plaats.

Zij is heel actief en beweeglijk.

Een yange lijn op deze plaats is soms zelfs hyperkinetisch en dit kan negatieve gevolgen hebben.

Evenwel is actie noodzakelijk, want de ambitie van een derde yao is om hogerop te geraken.

Zij wil de overgang wagen van het onderste trigram naar het bovenste, van binnen naar buiten, van afkomst naar toekomst, van awareness (de drie onderste lijnen) naar expressie (de bovenste drie lijnen). 

Elke activiteit of situatie kan waargenomen worden als een vorm van de drie-eenheid.

De twee trigrammen waaruit een hexagram is opgebouwd, bestaan elk uit drie lijnen.

In een hexagram  behoren de onderste lijnen tot de aarde, tot het materiële, tot het moederlijke, tot het onbewuste, tot de fundamenten en tot de oorsprong.

De bovenste twee lijnen behoren tot de hemel, tot het geestelijke, tot het energetische, tot het zonnige, tot het patriarchale vaderlijke, tot het rationele, tot het doelmatige en tot het einde.

Tussen de aarde en de kosmos, tussen hemel en aarde, tussen de planeet aarde en de ster zon, staat de maan.

Deze halfplaneet is mossel noch vis, zoals de mens binnen de evolutie van de tijd.

Het maansymbool staat voor de ziel in de mens, die zijn plaats zoekt in de leegte tussen het stoffelijke en het geestelijke.

De aarde, de maan en de zon vormen samen een eenheid, zoals eerder is uitgebeeld in de driehoek lichaam, ziel en geest.

Het zijn abstracte begrippen die hun concretisering vinden in het natuur op aarde, in de samenleving van individuele mensen en in de kosmische wetten. De drieëenheid bestaat ook in de bioritmen volgens de getallen 24 (aardse), 28 (lunair) en 33 (solair).

Het spanningsveld in drie richtingen maakt dat handelen urgent wordt.

De spanning tussen boven en beneden, tussen willen en kunnen, leidt tot een kinetische activiteit.

Hier begint het leerproces van de afweging, van geven en nemen.

Het is de boekhouding van het bestaan.

Hier start ook het eerste besef van relativiteit der dingen.

De werking van de drie-eenheid resulteert uiteindelijk in een aarzelende empathie.

De drie-eenheidsgedachte is een logisch gevolg uit de dualiteit.

Na het wit-zwart denken van weleer volgt nu een afwegingsdenken. Creativiteit en individualisering zijn hier meer aanwezig dan bij het niveau van de leegte.

Daar de dienende overgave en de onbewuste uitvoering, hier het sturend scheppen en het zoeken naar bewustheid door eigengereidheid, eigenzinnigheid en uniciteit. 

 

LIJN 4. De vierde lijn heeft de overgang volbracht, maar houdt zich best wat afzijdig nu zijn doel is bereikt.

Zij heet de isolatielijn.

Het kenmerkende karakter ervan is de begrenzing tussen willen en kunnen, tussen de belangen van anderen en die van zichzelf.

Deze lijn is de kwadratuur van de cirkel, de dubbele dualiteit in de eenheid, dus het kruis.

Hier speelt zich het vierkantige, moeilijk rollende, verloop in het leven af.

De vierde lijn toont gelijkenissen met de Indische vierde chacra, anahata. Het hart, dat ik moeilijk in  bedwang kan houden, veroorzaakt het denken.

De gedachten vormen zich volgens de verlangens van het hart.

Zonder verlangen, zonder het figuurlijke hart, denkt de mens niet.

De hierboven genoemde driehoek bevindt zich nu in het vierkant, in de quaterniteit, maar de vierledigheid bevindt zich op haar beurt weer in de cirkel.

Als het kruis, als de tegenstellingen tussen bewust en onbewust, tot evenwicht is gekomen in het Midden, ontstaat een versnellend proces van groei vanwege het cyclische roterende aspect van dit evenwicht.

Het equilibrisch Midden vertoont een middelpuntvliedende kracht.

Wie zich in balans voelt met zijn omgeving, met zichzelf in het reine is en een (kosmische) betekenis verleent aan het leven (de zin ervan maakt), die komt, weliswaar na een periode van “zich geïsoleerd” voelen (want de vierde lijn is in de eerste plaats een islatielijn), tot wat de alchemisten noemden een rota-moment.

Als woord en daad in overeenstemming zijn, werpt dit veelvuldige vruchten af.

Het leven volgt een spiraalvormige beweging naar boven of naar beneden, naargelang het destructieve of het constructieve veld waarvoor ik kies en waarin ik terechtkom. Het is nu buigen of barsten.

Het kruis-aspect van de YI en van mijn dagelijkse bestaan leert mij omgaan met wrok en onmacht.

Ik vind en ik accepteer verschillende vormen van begrenzing.

Mijn individuele mogelijkheden zie ik en erken ik.

De existentiële vragen betreffende vrijheid, sterven, enz. komen aan bod en vinden –na de nodige zelfinkeer en isolatie- hun relatief bevredigend antwoord.

De schaduw van deze lijn is de angst.

Angst voor het kruis verlamt het individu. 

Veelal lokaliseert het kruis de kleine nietige mens in zijn grote oneindige omgeving.

Ik ervaar opnieuw het belang van de acceptatie, de aanvaardig en de begrenzing.

Ik vind er anderzijds ook het belang van het bewaken en het bevechten van territoria, het belang van het maken van keuzes.

Door veelvuldige levenservaringen, door welslagen en falen, kom ik tot begrip voor de medemens, tot begrip voor die ander die nu eenmaal anders is dan ikzelf, maar die tegelijk ook gelijk is aan mezelf.

Het rota-proces leert mij patronen te zien in mijzelf, in situaties en in andere mensen.

De paradox groot-nietig leidt tot een intenser medeleven van de soortgenoten, in eerste instantie met de mensheid, in een verder gevorderd stadium met alle vormen van leven.

Op dit niveau is de macht van het louter egoïsme gebroken.

Het tweede trigram (de vierde lijn is de eerste lijn van het bovenste trigram) overstijgt het eigene om door te stoten naar het volgende, dus vijfde, niveau, dat van verwantschap.

De eigen levensvisie is geboren.

De unieke eigen geestesgesteldheid ziet het licht.

Het contact met beneden (onderste of eerste trigram) is niet verloren gegaan –zoals eerst gedacht wordt door de isolerende ervaring- maar is integendeel het basisvoedsel voor de eigen verwerkelijking.

De “ontmoeting met de schaduwzijden van de persoonlijkheid of een situatie” en het leren omgaan met “de persona” of het masker dat wij dragen, hebben mij klaar gemaakt om op dit vierde echelon de “bruid” of “bruidegom” te ontmoeten.

De anima in de man en de animus in de vrouw krijgen, na opname door aandacht en reflectie, invloed op het bewustzijn, ze creëren een moeilijke levensperiode, maar zijn tegelijk een zegen voor de groei van de persoonlijkheid.

De tweede geboorte –de geestelijke- vindt plaats.

En de held die ik ben –zoals elk mens gedoemd is tot het heldendom van zijn eigen bestaan- ontmoet zijn Ariadne, die hem uit het gevaarlijke labyrint leidt, maar niet na eerst de grote draak, het eigen “ik”, in symbolische zin te hebben gedood.

Pas wanneer “ik” niet ben, kan ik mij richten naar het andere, naar de andere, naar HET.   

 

LIJN 5. De vijfde lijn is de verwantschapslijn.

Op een yange plaats een yange lijn toont de werking van resonantie waarin het gelijke naar elkaar toe komt en elkaar vindt.

Dit is veelal de Heerserslijn van een hexagram.

Soms is het een andere lijn die Heerser is van een hexagram, dit hangt af van het totale oordeel en het beeld van het hexagram.

Het meevoelen, het medeleven, het mededogen van de vierde lijn kennen een totale uitwerking op het vijfde nivea, namelijk op de lijn van Verwantschap. Verwantschap kan in vele andere begrippen haar uitdrukking vinden, bijv. in “sympathica”.

Sympathie, solidariteit, humanisme, universele genegenheid, enz..

Deze lijn is de “agapei”, het samen fluctueren van gelijksoortige en verwante elementen.

In het eerste hexagram, Het Scheppende, spreekt de vijfde lijn van “vuur dat omhoog oplaait, en water dat naar beneden vloeit.

“Elk volgt het hem verwante”.

Na de eenzame existentiële fase (de vierde), namelijk na de ontmoeting met de anderen in mijzelf (projecties), komt nu de ontmoeting met de andere(n) buiten mijzelf.

In samenwerking met anderen komen projecten op gang.

Wijsheid vindt haar uitwerking.

De “grote wijze man” steunt mij met raad en daad.

De Waterput (hexagram 48) in mezelf verspreidt nu het koele verfrissende water, verdeelt en geeft “zo maar” uit.

Andere drinken uit mijn bron, die in feite De Bron van allen en alles is. 

Het communicatieve (keelchacra) en organisatorische krijgen hun plaats en betekenis.

Hier neem ik leiding over het eigen lot en over dat van anderen. Verantwoordelijkheid en karma blijken nu geen lege begrippen meer te zijn. Het delicate pad van teamwork, van politiek, van economisering, van sociaal-gerichtheid heeft de ervaring van de vier vorige fasen broodnodig.

Het is een koorddansen tussen macht en onmacht.

Het uiterlijke evenwicht is broos en dient telkens bijgesteld te worden.

De donkere kant van deze lijn is de “ontworteling”.

De tijden kunnen voor mij zo goed lijken, dat de illusie van zekerheid opdaagt.

Zonder mij nog te bekommeren om de andere lijnen, verlies ik mezelf.

Het contact met de “oerbodem”, met de aspecten van HET uit de vorige lijnen is verbroken.

Mijn kleine geest van het denken meent machtiger te zijn dan ooit, tot plotseling…  elke nieuwe wending en verandering het kaartenhuisje wegblaast als een tak in een storm.

Zonder de wortels van het onbewuste is het bewustzijn kansloos.

Het “ik” doet een laatste poging het meesterschap te verwerven.

De wereld biedt ambten, prijzen, titels aan.

De duisternis van dit niveau verpersoonlijkt zich in alle “ismen” op maatschappelijk en spiritueel niveau.

Na de fysieke (lijn een), de emotionele (lijn twee), de  rationele (lijn drie) en de existentiële (lijn vier) fase in de ontwikkeling, is de vijfde lijn de spirituele accu. 

Ondanks de vele positieve fluctuaties in resonantie met de omgeving, mag en kan de innerlijke oorzaak van de resultaten, de eigenlijke oorsprong van ons wezen, niet vergeten en verwaarloosd worden.

De stilte in de diepte!

Dat wat meer is dan het denken en het “ik”?

Zonder de brandstof is er geen licht.

Wie de brandstof niet op tijd aanvult, dooft uit.

En wie de ware Bron van alles vindt, die breidt uit terwijl hij zich verspreidt, die gloeit terwijl hij dooft en die verzamelt terwijl hij deelt.

Natuurlijk komen de beschreven lijnen en fasen niet in chronologische wijze aan bod.

Integendeel, zij vormen een synchronistisch spel van tijdsdraden, dat elk individueel levenslied weer anders laat klinken.

In stap vijf vind ik ook de troost om het lijden van het kruis te dragen.

Ik vind steun in familie, vrienden, partner en gezin.

Ik word gedragen en geschraagd door een achterban, door een warme energiestroom van verwantschap.

Het is een flux van energie die op samenhorigheid berust.

Het is de resonantie van gelijkgezinden.

Deze lijn is ook een hervormende lijn.

Het zijn de ideeën van de inhoud die vorm krijgen in de uitvoering van een baan, van leiderschap, van zelfverwerkelijking.

De vibraties van gelijke energie stromen krachtig naar de oceaan van het geheel.

De eigenwaarde is genoeg ontwikkeld en juist ingeschat om niet tot een “inflatie” van het “ik” te komen.

Het individu wordt niet meegesleurd naar de diepten van het onbewuste slaafse collectieve onpersoonlijke, noch neigt het naar boven tot hybris. Mijn persoonlijkheid is ver genoeg gevorderd om steeds op mijn hoede te blijven voor overdrijving naar een of ander uiterste. 

 

LIJN 6. De zesde lijn staat buiten de tijd.

In de laatste lijn treedt een terugtreden in.

De pensionering is op komst.

De reis is volbracht. De flux kalmeert.

Het alleen-zijn doet geen pijn meer.

De ervaringen worden verwerkt, de feeback bestudeerd.

De “steen der wijzen” maakt het levensgoud dat elke resterende minuut is. Het derde oog (hoofdchacra) treedt in werking.

Het nu-moment is allesomvattend.

Het hoogste punt van het menselijk kunnen is hier nu aanwezig. 

De kruin zelf is een te hoog gegrepen streefdoel.

De mens is de mens en HET is HET.

En ook al zouden beide één zijn, de YI is een gids en bron voor de mens, een wegwijzer voor onderweg in een veranderende wereld en kosmos.

Hier is niets bovenmenselijks of paranormaal.

In de kruin liggen de oorsprong en het einde, de alfa en de omega, het eerder aangehaalde “laatste waarom”.

Over een zevende lijn zwijgt de YI dus of er is slechts sprake van wanneer dit “goddelijke getal” aanstuurt op omkering, op totale omvorming, of op bekering. 

De zesde lijn is de lijn van eniantiodromie en is de laatste oever die dient te voorkomen dat ik opnieuw in het gevaarlijke water treed, dat ik regreseer.

Anderzijds zet deze lijn mij aan tot het oversteken van een ander water, tot het volgen van een nieuw.

Eniantiodromie is een gemakkelijk te begrijpen verschijnsel.

Lucifer wordt ter aarde geworpen.

Prometheus aan de  rotsen vastgeklonken.

Odin aan de Levensboom Yggdrasil opgehangen en Icarus stort te pletter met zijn gesmolten wassen vleugels.

Dus de Titanenstrijd! De hoogmoed!

De hybris en haar gevolgen.

De godenschemering of Apocalyps als een aards eindpunt of misschien als een beginpunt van iets nieuws.

De zesde fase is de eindscriptie van het schooljaar.

Het is echter ook de dwaas uit de tarot, in zijn dwaasheid wijs en in zijn wijsheid dwaas, die in de lach de pijn blootlegt en in zijn gekheid de lichte hoop op vrijheid vestigt.

Eniantiodromie is het mysterium coniunctionis van yin en yang, van licht en duisternis.

Deze lijn weerhoudt mij van overdrijving en eenzijdigheid.

Op dit punt dient elke terugslag te worden vermeden, of juist omgekeerd, dien ik op dezelfde plaats te beginnen waar ik nu ben geëindigd.

Het is de ouroboros van de tijd, gesymboliseerd door de slang die met haar kop in haar staart bij en “voor “ en “tegen” verenigt in het evenwicht. Zoals gezegd: elk contrast slaat, als het zijn hoogtepunt heeft bereikt, om zijn tegendeel.

Dat is in feite eniantiodromie.

Zo is het in de kosmos, zo is het in de natuur en zo is het bij mensen.

Wie het tegendeel wil vermijden, dient het hoogtepunt te laken.

Dan kom ik opnieuw bij “wu wei” uit, bij het niet-doen, bij de eerste fase of eerste lijn.

En zo begint alles van voren af aan opnieuw.

Alles gaat altijd weer voorbij en alles komt altijd weer terug.

Dat is Tijd.

Wie dus vasthoudt aan de eenzijdigheid of wie streeft naar één aspect van het leven, komt in onmogelijke situaties terecht.

Hij is gevangen in een web van illusies, in zijn drang naar zekerheid. Vandaar dat dogma’s, overtuigingen en idealen geen soelaas brengen, maar zelfs gevaarlijk zijn. 

Eniantiodromie zegt ook dat ik elke dag opnieuw, elke minuut van mijn leven, elke seconde van mijn bestaan, overgeleverd ben aan een spel van krachten die mij in evenwicht houden en waarop ik kan vertrouwen, zonder subjectief oordeel en zonder enige inmenging.

Alle lijnen van de hexagrammen van de YI tonen mij dat alles Is Wat Het Is. Er valt niets over te zeggen.

Ik kan enkel woordeloos aanschouwen.

Er is niets om bang voor te zijn.

Ik kan er volledig op vertrouwen.

Als een woordeloos vertrouwen in datgene wat is, “als vanzelf zo” verschijnend en weer ondergaand.

 

Na het raadplegen van de YI, heb ik al veel gelachen, vooral met mezelf!

Als ik denk dat de YI onduidelijk is en mij in verwarring brengt, dan weet ik dat er een vingerwijzing plaatsvindt naar een onbewust deel van mijn persoonlijkheid.

Soms is een antwoord van het orakel ook verbazingwekkend helder of confronterend.

Ik heb eens meegemaakt dat ik dreigde het contact met mijn dochter te verliezen.

Ik dacht toen dat zoiets kon.

Ik vreesde de macht van de buitenwereld, en van de moeder van mijn dochter (of van mijn eigen moeder?).

Toen ik daarover, in wanhoop, de YI raadpleegde, was het antwoord: “Je kan niet verliezen wat jou werkelijk toebehoort, ook al gooi je het weg”.

In de gegeven situatie was mij dit een confronterend antwoord.

Ik heb gezinswetenschappen gestudeerd en wist vrij veel over de “loyaliteiten in een gezin”. 

De YI wees mij op de angst, los van de feitelijke werkelijkheid. 

 

Soms verwart men de woorden psyche en spirit.

Dat is niet toevallig.

De “drift” en de “geest” hebben misschien meer gemeen dan dat we normaliter willen toegeven.

In de YI bestaat het hexagram “De Geestdrift”, nummer 16.

Samengevat spreekt dit hexagram in hoofdzaak over vreugde, dans, feest, muziek, de weg van de minste weerstand.

Als beide krachten, die van de geest en die van de drift, elkaar vinden en zich verenigen, ontstaat er een feestroes.

Ik stel vast dat dit proces een natuurlijk proces is, waartegen menigeen zich wil verzetten uit angst of onzekerheid.

Aanvankelijk poogt men beide krachten uit elkaar te trekken.

Men vermoedt een machtsstrijd en men stelt dat beide niet kunnen samengaan. Het is precies de psychologie die heeft aangetoond dat op het eerste zicht tegengestelde emoties en krachten zich vaak wel tegelijk kunnen manifesteren.

Doordat men rationele elementen gaat onderscheiden en onttrekken aan driftmatige tendensen, ontstaat de kans op een omkering, en kunnen beide elementen naar elkaar toeklappen of kunnen zij in elkaar overgaan, of samen nieuwe inspiratie teweegbrengen.

 

Zoals sterren gezogen worden naar een midden, naar een zwart gat, zo dwalen al mijn ervaringen richting “duistere nacht van de ziel” en brengen psychische vertwijfeling met zich mee.

Al mijn belevenissen komen samen in een smalle overgang, in een bardo-toestand waarbij mijn psychische natuur mij dwingt tot wedergeboorte.

Ik moet oude overtuigingen en levenspatronen laten varen om plaats te maken voor verwondering en vernieuwing.

Geluk en tragedie smelten samen, zonder dat ik er veel voor doe.

Ik groei, of ik wil of niet.

Verzet daartegen maakt me ziek en depressief, niet de groei zelf.

Ik moet niet veel doen, maar eerder veel laten van doen.

Als ik mij in gedachten en gevoelens verzet, dan is zelfs het verzet een onderdeel van de groei. 

Een stap terug doen is ook groei.

Ik ben de zandloper en elke korrel is een ervaring en alle ervaringen moeten om één of andere reden door de nauwe schacht, tot op een andere niveau.

Het zand lijkt niet alleen van boven naar onder, als gevolg van gravitatie, te gaan, maar ook van onder naar boven, ten gevolge van transcendentie.

Het land waarnaar ik reis is nergens, gaat alle kanten uit.

Soms loopt het uit op onder, soms op boven.

Elke crisis is dan een kans.

Ook stilstand is crisis, want wat leeft, houdt niet stil.

Elke trede naar boven lijkt achteraf ook op een zoektocht diep beneden en elke stap naar binnen, naar onder, is een progressie naar boven gericht. Boven is onder en onder is boven.

Geest is drift en drift is geest.

Het onbewuste heeft bewustzijn en het bewuste is onbewust. 

Er is een wisselwerking.

Het is ikzelf die dartel in het leven en het leven dartelt in mij, en ook zonder mij is er leven, maar zonder leven is er geen mij.

Een meer bevat een hoeveelheid water, terwijl regen als aggregatietoestand gewoon een onbeperkte hoeveelheid water is.

Het libido (chi) dat ik in mij heb is een beperkt libido, maar ik kan putten uit de oerbron van libido, uit het leven zelf.

Als ik denk dat ik als individu het leven zelf ben, dan vergis ik mij ergerlijk.

Ik ben het leven en ik ben het leven niet.

Ik heb mijn unieke plaats in het geheel.

Ik heb mijn taak, mijn opdracht, in mij gebracht bij de conceptie, en of ik nu wil of niet, ik vervul mijzelf.

Dat is de wet van de entelechie.

Geen enkel meer is hetzelfde, zoals geen enkel individu dezelfde is.

Ik ben authentiek mezelf.

In mijn beperktheid vind ik mezelf en in mijn onbeperktheid vind ik ieder ander.

Ik moet geen enkele autoriteit aanvaarden en ik moet niemand navolgen.

Ik moet dagdagelijks uiting geven van mezelf en elke daad is een zelfverwerkelijking.

En toch moet ik niets. Alles is.

Woorden zijn geen werkelijkheid.

Ik heb gemerkt dat, als ik de gebeurtenissen in de wereld een plaats wil geven, ik afhankelijk ben van een model.

De YI is een zoveelste model naast alle andere modellen.

Ik kan dit niet negeren.

Ik stel alleen vast dat het model zeer volledig is en elke levenssituatie kan uitbeelden.

Ik zie ook dat een concept de denkgeest stimuleert.

Het gevaar bestaat erin dat ik over het leven denk, in plaats dat ik het leven leef.

 

Er moet een soort innerlijk bevattingsvermogen aanwezig zijn in de mens om de YI te begrijpen.

De raadpleger moet in contact staan met het tau of tao, met het Ene, met de Totaliteit.

In mijn woordgebruik: met HET.

Dat betekent dat ik mij richt op een andere wereld, de niet-zichbare kant van het leven, en dat ik HET erken.

Hoe kan ik richtlijnen van de andere kant ontvangen, als ik geen (h)erkenning geef, als de andere kant voor mij niet bestaat?

Ik moet eerst bestaan erkennen voordat HET bestaat. 

De YI maakt geen keuzes in mijn plaats.

Ik kan mijn verantwoordelijkheid niet afschuiven.

De YI stuurt aan op zelfstandigheid, onafhankelijk van twijfel, hoop en angst.

De YI leert mij te vertrouwen op de Oerbron, op HET.

In de oosterse wereld is “goed” datgene wat in evenwicht is of iets wat evenwicht helpt tot stand brengen.

“Slecht” is dan datgene wat evenwicht verstoort.

Als ik de honger in de wereld help oplossen, denk ik misschien dat ik iets goed ga doen.

In morele zin is dat ook wel waar.

Ik denk dat iedereen daar best een steentje toe bijdraagt.

In spirituele zin verandert er echter niets aan het geheel, aan de Totaliteit.

Ik denk dat, als er een wereldziel bestaat, het ondraaglijk is om een uiterste te handgaven.

Totaliteit is altijd “goed”, dus in “evenwicht”.

Waar iemand lijden aan het leven toevoegt, daar zal iemand anders vreugde ontvangen.

Lijden toevoegen kan dwingend zijn.

Net als het toevoegen van geluk.

Wie vreugde bevordert, is er mede oorzaak van dat ergens anders lijden ontstaat.

Dat vind ik een bedroevende en fatalistische gedachte.

Ik vind het vreemd dat ik zo denk, maar zo is het nu eenmaal.

Neig ik naar onverschilligheid, omdat ik zelf alles heb?

Ik wil niet op die manier denken.

Toch denk ik dat ik aan de buitenwereld niets heb toe te voegen of heb af te nemen.

Ik heb geen macht over de dingen buiten mezelf.

Als ik de honger in de wereld wil bestrijden, zal ik eerst mijn eigen voedselgewoontes moeten veranderen!

Mijn macht en invloed strekken zich in de eerste plaats in de richting van mijn eigen gedrag.

De YI spreekt dan van “de legers tegen zichzelf laten oprukken”.

Ik heb het dus niet over narcisme en egoïsme.

Doordat ik mezelf verander, verander ik de wereld.

Natuurlijk zal ik liefdadigheid steunen en hongerige mensen helpen voeden. Ik weet alleen dat liefdadigheid structureel niets verandert.

De grilligheid van de wereld toont mij dat wat nu mode is, morgen passé is en wat nu verouderd lijkt, morgen modern is.

Zo is het ook met meningen over goed en kwaad.

We proberen vaak iets anders te veranderen dan onszelf.

Dat is iets wat ik wil vermijden.

Ik wil ook wel orde aanbrengen in de buitenwereld.

Maar ik kan onmogelijk de wereld in orde brengen als ik niet zelf in orde ben.

De YI is een sterk middel om mezelf op orde te brengen.

 

FOTO 2 – Een vrouw. Grote donkere ogen.

Haar vale gezicht is sterk in contrast met de donkere achtergrond van de foto.

Ze houdt een sigaret vast. Ze heeft mooie handen.

Kijkt ze bang? Gelaten?

Ze lijkt me een vraag te stellen.

De rimpels in haar voorhoofd doen mij vermoeden dat de vrouw bezorgd is. Gedachten dwalen in haar hoofd als merels op het grasperk in de tuin.

Zij heet Etty Hillesum.

Zij stierf in Auschwitz in 1943.

De foto staat op de voorkaft van haar dagboek “het verstoorde leven”.

Ik citeer: “Ik vind het leven mooi en ik voel me vrij.

Ik geloof aan God en ik geloof aan de mensen en ik durf het langzamerhand eerlijk te zeggen zonder valse schaamte.

Het leven is moeilijk, maar dat is niet erg.

Men moet beginnen zijn ernst ernstig te nemen en de rest komt vanzelf.

En “werken aan zichzelf” is heus geen ziekelijk individualisme.

En een vrede kan alleen een echte vrede worden later, wanneer eerst ieder individu in zichzelf vrede sticht en haat tegen medemensen, van wat voor ras of volk ook, uitroeit en overwint en verandert in iets, dat geen haat meer is, misschien op den duur wel liefde, of is dat misschien wat teveel geëist? Toch is het de enige oplossing…” en nog “De ene keer is het een Hitler en de andere keer voor mijn part Ivan de Verschrikkelijke, en de ene eeuw is het de inquisitie en een andere keer oorlogen, of de pest en aardbevingen en hongersnood.

Het gaat er in laatste instantie om, hoe men het lijden, dat toch essentieel aan dit leven is draagt en verdraagt en verwerkt en dat men een stukje van z’n ziel ongeschonden bewaren kan door alles heen…” of “Men moet met zichzelf leven als leefde men met een heel volk van mensen.

En in zichzelf leert men alle goede en kwade eigenschappen van de mensheid kennen.

En men moet zichzelf eerst z’n slechte eigenschappen leren vergeven, wil men anderen kunnen vergeven.

Dat is misschien nog het moeilijkste te leren voor een mens, ik constateer het zo dikwijls bij anderen (vroeger ook bij mezelf, nu niet meer): het zichzelf vergiffenis schenken voor fouten en misstappen.

Waartoe allereerst behoort: het kunnen aanvaarden, grootmoedig aanvaarden, dat men fouten maakt en misstappen begaat. Ik wil wel graag leven als de leliën des velds.

Als men deze tijd goed begreep, zou men het van haar kunnen leren: te leven als een lelie des velds.”