|
I TJING MAGNUS OPUS OF HET GROTE WERK ? TIEN is het getal van
het geheel, maar dan van de O naar de 1, van het lege naar het volle, en dan
terug naar O, want alles keert terug naar zijn oorsprong, terug in de
baarmoeder van de O. In de oorsprong is geen
ontevredenheid. Alleen vrede. De oorsprong mag geen
verlangen zijn, geen begeerte, geen regressie, want oorsprong is NU en is
HIER, in HET zelf en in wat ik doe, hoe ik een handeling volbreng, welke
gedachte ik heb en welk woord ik spreek. Dat dit alles samen,
ongespleten, de wereld mag vormen naar het beeld van HET, de Totaliteit, de
Eenheid.
NACHTWAKE
Als
ik mijn kop in het zand blijf steken, zal ik met een aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid stikken. Ik kan niet doen alsof
het leven en ik twee afzonderlijke zaken zijn. Als jongeling dacht ik
dat het niet veel voorstelde, ik en dat universum. Vervolgens ontdekte ik
hoeveel ik heb gekregen en ontvangen, dat ik allesbehalve nietig ben. Natuurlijk ben ikzelf
niet identiek aan het universum. Dat zou wijzen op
inflatie van mijn ego. Het universum is een
autonome kracht. Het lijkt erop dat ik
te maken heb met een gevecht tussen iets kleins en iets groots, een jonge
knaap en een grote man, een ego en een Zelf. “Twee draken vechten op
een veld”. De Havik zit op een
scheidingbrengende muur. Het universum maakt mij
tot wat ik ben en ik bepaal mee hoe het universum evolueert. Ik ben nietig én
machtig. Dat is het hele geheim. De macht is het
dienaarschap tegenover de Bron die alles geeft. Als ik dienende heers,
is er geen gevecht. Er is geen innerlijke
versplintering als ik mezelf los laat. De YI zelf spreekt
bijna nooit een moreel oordeel uit. Dat is aanvankelijk
moeilijk. Ik verwacht namelijk
raadgevingen van een autoriteit die mij zegt wat ik moet doen, maar zo werkt
de YI niet.
Ik
moet het “Grote Werk” zelf doen. Niemand doet het in
mijn plaats. Soms schuif ik iets
opzij, soms niet. Ik denk dat het
noodzakelijk is om als jonge mens een stevig ego op te bouwen. Het lijkt me goed om
mij eerst te concentreren op de louter waarneembare wereld. Zo kan ik in conflict
geraken. De YI helpt mij om een
ego uit te bouwen en in een latere fase helpt de YI mij om het weer af te
breken. Ik moet mezelf kunnen
verliezen in de buitenwereld. Daarna bevraag ik mij
hoe het er van binnen uitziet. De Bron van alle
bestaan wil dat alle elementen van het bestaan, dus ook ik, het bestaan van
de Bron erkennen. Anders is er, zonder
erkenning, geen contact mogelijk, geen communio, en krijg ik de
overtuiging dat ik afgescheiden ben van de rest. Ik ben niet-nietig,
niet-machtig.
Ik ben al stervend van
mezelf aan het leven. Als ik de Bron ontken,
versplinter ik binnenin. Als ik de Bron ontken,
kan ik niet uit eigen kracht bestaan, maar moet ik buiten mezelf iets zoeken
dat de nodige kracht verleent: een partner, een vriend, een klant, een huis,
een baan,… . Heb ik het voedsel
buiten mezelf gevonden, dat moet ik het gebruiken, opsouperen, wil ik mezelf
in stand houden. Ik lijk op een vampier
die bloed drinkt van een ander. Ik vernietig mijn
omgeving, om zelf te bestaan.
Ik
zie dat negatie van de Bron zelfvernietigend is na verloop van tijd, want
als het voedsel buiten mezelf op is, moet ik mezelf schaden, mezelf
opgebruiken. Mijn confrontatie met
mijn ego is belangrijk om de erkenning van de Bron toe te laten. “Een grote vrucht (de
Bron) ligt nog onaangeroerd (is nog niet erkend). De edele (die de YI
raadpleegt) krijgt een rijtuig (middel tot bewegen, veranderen). Het huis van de gemene
(negatieve kant van het ego, het conservatisme dat wil behouden, dat zoekt
naar zekerheden) wordt versplinterd” (hex. 23, de Versplintering, lijn 6). Mijn besef en mijn
oordeel, over elk onderdeel van mijn dagelijkse ervaringen, zijn onlosmakend
verbonden met verantwoordelijkheidszin, of ik dat nu wil of niet. Als ik besef van mezelf
heb en tot een oordeel kom, ben ik in staat om keuzes te maken. Een mooi schilderij
waar ik naar kijk is doek en verf. Het woord “mooi” is te
veel. Iemand anders vindt het
schilderij maar niets. Best ok. “Mooi” is geen
feit. Ik neem waar en
interpreteer. Alle interpretaties
samen maken een groot deel uit van mijn denkgeest. Het “ik” is een complexe
verzameling van gedachten die ik over mezelf en mijn omgeving heb. Alleen iets wat “heel”
is, bestaat. Iets wat is, is altijd
heel. Het Ene vasthouden,
betekent dat ik de rest loslaat. Het vergankelijke is
Niets. Als u in Niets gelooft,
gelooft u in het vergankelijke. Eigenlijk gelooft u dan
in de verandering, in de “dood-simpele” waarheid van de verandering. Alleen ziet u niet de
linkerkant, de andere kant, het onveranderlijke dat HET is, als
volledigheid, stabiel, stevig, Bron en Eén. Wat niet wil zeggen dat
HET niet verandert. Vreemd, niet?
Ik
heb drie jaren de YI bestudeerd om de fundamenten ervan te begrijpen; de
taal, de symbolen, de hexagrammen, de verbanden.
Vervolgens had ik enkele jaren nodig om de YI veelvuldig te kunnen ervaren,
om “aha” te voelen en de vreugde van zijn diepste zin te
integreren. Tenslotte zal de rest van mijn leven gewijd zijn aan het
loslaten van de YI
door YI te zijn.
Toen een leerling aan het sterfbed van Confucius vroeg wat nu het ergste was
bij het idee dat hij zou sterven, antwoordde hij dat het spijtig was dat hij
niet nog vijftig jaar langer mocht leven, want hij had graag vijftig jaar
verder de YI bestudeerd.
De meeste mensen die de YI bestuderen, doen dat op zichzelf.
Dat is heel merkwaardig.
Het zijn “eenlingen”.
Een eenling is een “monachos” waar het woord monnik uit voortkomt.
De eenlingen die de YI bestuderen gelijken op de alchemisten van weleer; ook
hun weg was een eenzame weg.
Soms ontmoeten YI-studenten elkaar op een congres of een lezing, maar daarna
gaat elkeen zijn eigen weg.
Er bestaan geen YI-scholen, geen YI-liturgie, geen YI-groepen.
Ik vind dat een gezonde situatie.
De YI is een boek voor de toekomst.
Het leert mij om als eenling, binnen de diversiteit van de wereld, steunend
op niets, een eigen weg te gaan.
Dat is passend voor de tijdgeest.
Er is geen verschil tussen YI en Ik.
Ik ben de YI en toch heb ik een leven nodig om daadwerkelijk YI te zijn.
Als ik YI ben, heb ik geen boek nodig.
Als ik YI ben, is er geen YI.
Net als mijn dromen, behoort de symboliek van de orakels van de YI tot de
Bron, dat ondermeer het collectief onbewuste inhoudt, maar de oer-Bron is
veel meer, want het is HET.
Inshallah!
Kitano
Gempo was een abt van de tempel Eihei in Japan. Hij was tweeënnegentig
jaar toen hij stierf. Als jongeman heeft hij
een tijdlang gerookt, een bepaalde tijd de YI bestudeerd en een tijdlang
kalligrafie en dichtkunst beoefend. Kitano Gempo dacht
altijd weer hetzelfde: “plezierige dingen als roken kunnen me storen in mijn
meditatie; door YI toe te passen verwaarloos ik misschien mijn meditatie;
misschien word ik een beroemd dichter en kalligraaf, maar dan ben ik geen
zenleraar”. Dus hij rookte nooit
meer, raadpleegde niet meer de YI en schreef nooit nog een gedicht. Meester Gempo had geen
YI nodig, maar in zijn meesterschap was hij YI. Zolang ik iets buiten mezelf
nodig heb om mij te verwerkelijken, ben ik niet mijn Zelf. De YI leert mij om
niets meer nodig te hebben, ook geen boek en geen orakel. In zijn diepste
betekenis heft de YI alle tegenstellingen op, en dat is precies individuatie
of Zelfverwerkelijking. Wie met de YI bezig is,
heeft geen godheid, geen leer, geen dogma’s en geen geboden om op te
steunen. Zoek het zelf maar uit! Het enige houvast dat
ik heb is de verandering. De enige steun is de
werkelijkheid zoals die zich aan mij voordoet. Aanvankelijk dacht ik, op
niets steunend, dat ik reddeloos verloren was, maar naderhand blijkt het nu
mijn grootste kracht. Vroeger geloofde ik in
God, daarna in Niets, en nu in Alles. De YI is niet
nihilistisch van aard. De YI schopt wel de
poten van onder de tafel, waarop ik steun, weg. De YI neutraliseert de
tegenstellingen “niets-iets”, “goed-slecht”, “warm-koud” en alle andere
dualistische gedachten. De YI brengt mij op de
grond van alle grond. Zelfs de tafel moet
weg! Ik en grond zijn één.
Nihilisme
is als filosofische strekking dualistisch en heeft daarom niets met de YI te
maken.
Shunryu Suzuki spreekt niet over yin en yang, maar over licht en duisternis.
Hij maakt onderscheid tussen het intellectueel begrijpen van iets en de
ervaring van iets.
In de YI symboliseert zich dat door de trigrammen Li, Vuur en K’an, Water.
Suzuki vergelijkt verder met een maaltijd die je bereidt.
Eerst leg je alles uit elkaar: voorgerecht, soep, hoofdgerecht, dessert.
Als je eet, komt al het voedsel in de maag terecht en mengt het zich
vooraleer de werking ervan op het lichaam plaatsvindt.
Voedsel moet één brei zijn vooraleer het werkt.
Ik krijg inzicht in de alledaagse werkelijkheid omdat ik erover nadenk,
omdat ik ontrafel, orden en indeel, maar het inzicht zal pas in werking
treden als het samenkomt in de ervaring.
Het intellect is niet de YI en de ervaring is niet de YI.
Vuur is vuur en water is water.
Is er teveel vuur, dan verdampt het water.
Is er teveel water, dooft het vuur.
Als ze in evenwicht zijn, krijg je stoom.
Stoom is energie, is verwerkelijking.
De YI is de Weg van het Midden.
Als ik teveel denk, doe ik zazen of een ander soort lichaamswerk.
Als ik teveel met de zintuigen bezig ben, dan ga ik studeren.
Eindeloos twijfelen en tobben maken mij geestelijk verlamd en als ik mijn
lichaam overbelast, beschadig ik mezelf.
Ik hoef geen uiterste.
Oefening en studie staan tot elkaar als yin en yang, maar de grote geest is
geen yin, geen yang, geen oefening, geen studie, maar de Bron zelf, de
daadwerkelijke verwerkelijking van mijn eigen natuur.
Ik
ga mee met de tijd en ik verander met deze.
Het solide aspect van mezelf is de vaste richting, de innerlijke wet van
mijn wezen, dat al mijn handelingen bepaalt.
Soms denk ik na over de YI, soms ervaar ik de YI, maar alleen door de
scheppende daad, op elk moment en op elke plaats, ben ik Zelf.
Ik weet dat er heel wat
onvrede leeft bij mensen die al heel lang op zoek zijn naar een systeem of
een leer om iets nieuws te maken van hun leven. Zij zoeken iets, maar
weten niet juist wat? De heilige Graal? Wat is die hoorn des
overvloeds? Waarom geloven wij in
een belofte van beterschap? Moet er beterschap? Blijkbaar is de
streving naar “anders”, “vernieuwend”, “beter”, erg groot. Olof, de
Nederlander zegt: het gaat niet goed, het gaat niet slecht, maar het gaat! Mooi is dat.
In de YI heeft elk
hexagram een kernhexagram. De kernen geven mij een
beeld van de achterliggende dynamiek van een hexagram. Ze verhelderen. Ze heffen de verwarring
op waarin ik vertoef als ik een hexagram niet begrijp. Er schuilt een
onzichtbare orde in de ogenschijnlijke wanorde van orakels, beelden, tekens,
namen en cijfers. De volgorde van de
hexagrammen is de horizontale benadering van het boek. De kernhexagrammen
zorgen voor een verticale uitdieping. Een gegeven situatie
speelt zich altijd af tegenover het geheel, tegenover een tijdcontext, een
nu-moment, dat alles omvat.
Eigenlijk
staat de orde van één moment altijd tegenover de chaos van alle tijd. In
mijn eigen ervaring verschijnt een gebeurtenis op de voorgrond en verdwijnen
andere zaken naar de achtergrond. De verkregen
hexagrammen zijn de voorgrond, de kernhexagrammen de achtergrond.
Ik leef in twee
werelden. De ene wereld is
onzichtbaar, is pure energie, is adem, ruimte, leegte, bewustzijn. Deze energetische
leegte vindt een uitdrukking in het trigram Hemel dat uit drie yanglijnen
bestaat. De andere wereld is de
zintuiglijke zichtbare aardse wereld, waar de materiële lichamelijke wetten
een eigen bestaan leiden en eigen voorwaarden kennen. De aardse
maatschappelijke werkelijkheid vindt een uitdrukking in het trigram Aarde,
uitgebeeld door drie yinlijnen. Tussen die onzichtbare
bovenwereld en de zichtbare onderwereld bevind ik mij.
Het bewuste “ik” weet
soms geen raad met de “onbewuste” drijfveren van mijn handelen. Ik lijk soms een jojo
die op en neer, in en uit, op zoek is naar één stabiel punt, ergens
halverwege of in het Midden. De YI is daarop
gericht: hoe vind ik en stabiliseer ik het equilibrisch punt in mijzelf, en
daardoor in de wereld? Hoe bevrijd ik mij van
hoogte- en dieptepunten (zonder
ze weg te gooien of te ontkennen)? Hoe kom ik in mijn
centrum, waar alle spaken van het levensrad in samenkomen, waar ik de boel
draaiende kan houden? Is er iets wat alles
overstijgt? Is er iets dat verder
gaat dan denken? Dan voelen? Dan
intuïtie? Is er iets dat echt
nieuw is, met niets te vergelijken?
Ik
moet de juiste vragen durven stellen. Zonder angst. Ik moet
steeds opnieuw beginnen. De stam van mijn
karakter beeldt de YI uit in hexagram 24, De Terugkeer. Ik moet namelijk 24 uur
op 24 de aandacht bij het leven houden, mijzelf vernieuwen, zonder
kleingeestige uitvluchten. Ik hoef maar te kijken. Aandachtig waarnemen
van de activiteiten van “ik”. Zonder iets of iemand
te volgen. In het Hebreeuws
bestaat het woord Tesjtoewa
wat “ommekeer” of “bekering” wil zeggen. We kunnen niet iets
worden. Ik kan het niet
bereiken of vinden! Het is een mentaliteit,
een besef, een houding. Het Grote Werk of
Opus ontmoet ergens bekering en bekering wil zeggen dat ik mij opnieuw
naar het lichte karakter van mijn oorspronkelijke innerlijke aanleg richt,
weg van de verwarring van de uiterlijke gebeurtenissen. Op de bodem van mijn
ziel is het Ene, de Totaliteit, HET, zoals HET overal is, in ieder is. HET erkennen betekent
mezelf onderkennen in mijn verhouding tot de oneindige kosmische krachten. Met deze instelling een
karakter cultiveren, tussen gewone mensen in een gewone wereld, en mét de
blunders die ik bega.
Ik trek mij ook niet
terug in een klooster (eventjes maar, om in stilte te schrijven aan dit
manuscript) of in de eenzaamheid, hoewel de gedachte mij lief is, neen, in
de wereld staan, in een houding van aandacht voor het grote en het kleine. Dat is ware meditatie. Ik hoef geen karma te
elimineren, want schuld is een gedachte, en gekruiste benen zullen mij niet
helpen (ik krijg er reuma van). Ik kan niet anders dan
Tesjtoewa.
Dat
is mijn ethische houding en mijn beproeving, want het ene kan niet zonder
het andere. Ik kan niet doen alsof
een ethische houding aannemen niet nodig is. Deugd is orde en mijn
orde zal beproefd worden. In falun Gong
heet het xinxing laten groeien. Voor sommigen klinkt
deugdzaamheid verouderd, achterhaald, is het een expressie van
conservatisme. De YI spreekt van
“weten hoe men zich van alle smetten kan bevrijden”. Ik ervaar nog steeds
een soort weerstand tegen het idee van een deugdzaam leven. Ik houd ook zo erg veel
van de donkere man in mij. Ik zie bij anderen hoe
waardevol een mededogend en deugdzame levenshouding in de wereld is. Ik denk dat iedereen
voor zichzelf een ethische wereld kan scheppen. Voor mij is het begrip
“geven” erg belangrijk. Geven is niet-hechten
aan! Van dichtbij geven, in
mijn naaste kring, maar vooral ook van “ver-geven”. In mijn hart. Ik kan niet evolueren
als ik niet geef. Daarom hecht ik mij
minder en minder, noch aan dingen noch aan mensen noch aan overtuigingen. De YI toont mij dat ik
“verzamel terwijl ik verstrooi”. Ik geef alleen maar
door. Zelfs het begrip
“geven” en de YI laat ik los. Geleerde mensen van
weleer zeggen dat het onnodig is om boeken te bestuderen. Ze zeggen dat het beter
is om niet veel te weten. Socrates vindt dat, hoe
meer je weet, hoe meer je weet dat je niets weet. Lau-Tze zegt dan weer dat
“wie geleerd is, niet weet en wie weet, is niet geleerd”. Zen-meesters hebben het
over een woordenloze leer die overgaat van hart tot hart. Nochtans is het net zij
die zelf vaak veel hebben gestudeerd. Hoe komt dat? Wat betekent deze
paradox?
Als
ik te hard studeer, kan het gebeuren dat ik iets anders wil zijn dan wie ik
echt ben. Ik wil dan zijn als
Jezus of als een Boeddha, maar Jezus is Jezus en Boeddha is Boeddha! Ook al zou het waar
zijn wat Jezus mij leert, ik kan niet én Jezus én mezelf zijn. Het sluit niet uit dat
de kern van Jezus en de kern van mezelf hetzelfde zijn. Het gevaar kan bestaan
dat ik ontken of verdring dat ik zelf werkelijk BEN. Toch zal het, in de één
of andere vorm, zich veruitwendigen, datgene wat ik BEN.
Ik kan onmogelijk
niet-zijn. Misschien wil ik een
leer zijn, een theorie, een meester, maar uiteindelijk ben ik alleen maar
Wat-Er-Is. Je zou HET ook ER
kunnen noemen. Er zijn zovele namen.
Toch is de hoogste
goedheid de achterliggende orde, en dan worden boeken en woorden een
bewegwijzering en “de vinger is de vinger en de maan is de maan; de vinger
die naar de maan wijst is niet de maan zelf”. Ik moet mijn eigen boek
ZIJN, mijn eigen leer, mijn eigen Boeddha. En ik maak fouten. Ik mag fouten maken.
Ik blijf daaraan niet
hangen. Ik vergeef mezelf en ik
laat het achter me. Voor Christenen zegt de
Jezusfiguur wellicht: “ga en zondig niet meer!”. Fouten maken is voor de YI
geen zonde, maar gewoon fout, een blaam. Als ik gewoon ernaar
kijk, in de beleving ga en voel wat ik echt nodig heb, dan vergeef ik, laat
los en geef het aan pure geest, aan HET, terug. Vervolgens ver-trouw ik erop
dat het onnodig is nogmaals in deze fout te gaan.
Op
die manier geraak ik uit de verwarring van de wereld en uit de begeertes van
mijn ziel, psyche. Ik ga helderder zien,
door selectie en loslaten, wat goed voor me is. In het woord
ver-war-ring herken ik de woorden “ver”, “war” en “ring”. Verwarring is iets
wat in feite ver van mij vandaan ligt, want als ik goed naar de dingen en de
mensen kijk, dan kan ik de wezenlijke orde “achter de dingen en mensen”
zien, en dan verbleekt de verwarring in het felle licht van de waarheid. Het Engelse “war”
betekent oorlog. Het tekent de wet die,
als ik de verwarring voor waarheid aanneem, schijnbaar in de wereld en in de
maatschappij aanwezig is, de wetten van winst, vraag en aanbod, de
sterkeren, de macht. Om uit de verwarring te
geraken, moet ik de oorlog los laten. In de eerste plaats de
oorlog met mezelf. Als ik nergens aan
hecht, valt er ook niets meer om voor te vechten, geen volk, geen vaderland,
geen ideologie, … . De “ring” toont mij het
resultaat na de verwarring. Het cyclische aspect
verwijst naar het “dagelijks vernieuwen” van mijn karakter, in mijn
dagelijkse gewone handelen. Door de Tesjtoewa,
de bekering tot, de ver-zoen-ing met de diepste kern van mijn psyche, ervaar
ik een heilig huwelijk, een hieros gamos, tussen mijn wil en De Wil,
tussen bewuste en onbewuste. Ik ervaar een trouwen
van ver, een ver-trouwen in de onzichtbare Totaliteit, in HET, dat mij de
zekerheid geeft dat ik altijd, op elk moment en op elke plaats, precies ben
waar ik moet zijn, precies doe wat ik moet doen, volgens een innerlijke wet
van mijn wezen. Ik weet wat ik moet en
ik moet wat ik weet. Dat is “geweten”.
Ik
kan niet foutief bezig zijn, want als ik bezig BEN, geef ik al uiting aan
mijn ware aard, aan mijn wezen van voor mijn geboorte. Zo schep ik de wereld
en zo vind ik innerlijke kracht dat mij leert de dingen te accepteren zoals
zij nu eenmaal zijn. Op dat moment is de
leer geen leer, is het boek geen boek en is het woord geen woord. Dan is er alleen hart.
Liefde. Mededogen! Soms wel. Soms niet. De
rest is zwijgen.
TIEN is ook zo, is
zwijgen en is in zichzelf, want 10 is ook het getal 55, want
1+2+3+4+5+6+7+8+9+10=55, die, net als de negen, steeds zichzelf blijft, want
5+5 is opnieuw 10, en zo kunnen we doorgaan, van begin tot eind, van
geboorte naar sterven, als de ouroboros, de alchemistische slang die
in zijn staart bijt. In het hexagram de
Volheid, nr. 55, spreekt de YI van een situatie van overvloed en grootheid,
maar zegt dat zo’n toestand van overvloed niet kan blijven duren. “Wees niet treurig;
wees als de zon op het middaguur”. De zon zal na het
middaguur noodzakelijkerwijs moeten dalen en terug keren naar de horizont. Misschien kan ik
bedroefd worden met het vooruitzicht op zo’n verval, maar dat past hier
niet, want “alleen iemand, die innerlijk vrij is van zorg en kommer, kan een
tijd van volheid in het leven roepen”. De tien stappen zijn
voorbij en nu terug naar af, naar de oorsprong, maar wie, ook als hij gaat,
blijft, en als hij blijft, gaat, kan zijn als “de zon op het middaguur”, dat
alles wat onder de hemel is, verlicht en verblijdt.
LAUDEN
In de structuur van de
I Tjing zitten veel deelstructuren. De diepste kern ervan
-Hemel, Aarde, Orde en Chaos- is zo een structuur, alsook het proces van
voedselbereiding, waarbij ik de duistere en onbewuste kanten van de psyche
probeer te transformeren in levend-voedsel-zijn, in eenheid met HET
(hexagrammen 5-27-48-50). Als dat lukt –en
meestal slechts bij momenten of in één specifieke situatie- dan volgen vier
andere hexagrammen die van wezenlijk belang zijn:
51: ik zal de
duistere zijde voor het goddelijke, de “Vreze des Heren” onder ogen moeten
zien, door mijn eigen nietigheid tegenover de Kracht van HET te erkennen,
want het levenslot, welke transformatie ik ook heb mogen ondergaan, slaat in
alle hevigheid toe –en ik heb geen macht- (hexagram 51, Het Opwindende). 52: in een
“hartstochtelijke gelijkmoedigheid” zal ik in mijn hart “onderzoeken of er
heimelijk niets de goddelijke wil weerstreeft” want “ontzag is de grondslag
van een waarachtig leven”. Maar ik zal daarnaast
ook de lichte zijde van de godheid mogen ervaren in de rust van het hart
(Hexagram 52, Het Stilhouden), want mijn gedachten zullen zich beperken tot
de situatie van het ogenblik, de onrust van mijn ego zal verdwijnen door de
val in God, in HET, door deze diepere laag van mijn wezen. Daardoor, door
innerlijk zo rustig te zijn, kan ik mij veilig naar de buitenwereld
toewenden. 53: daar zal ik
een andere beeld hebben over wat menselijke liefde is; ik zal op een andere
wijze mijn levenspartner (Hexagram 53, de Ontwikkeling) liefhebben. 54: en ik zal,
door een “begrip van het vergankelijke”, in staat zijn een universele liefde
te ontwikkelen voor alle levende wezens, die gebaseerd is op een “spontane
genegenheid als alomvattend principe van de vereniging”.
Een derde structuur is
een schaarconstructie. De eerste tien hexagrammen van de YI geven een
duidelijke evolutie weer:
1. Het Scheppende
Energie beweegt.
2. Het Ontvangende
En ontmoet de materie.
3. De Aanvangsmoeilijkheid
Waaruit een vrucht ontstaat, een mens, een individu.
4. De Jeugddwaasheid
Die uit onervarenheid en onwetendheid, een leer of leraar zoekt, een
visie, een antwoord.
5. Wachten
Geduldig moet hij wachten op het voedsel dat bij hem hoort.
6 De Strijd
En hij zoekt naar evenwicht, zoekt naar vrede, harmonie en rust.
7. Het Leger
Daarom moet hij voor zichzelf een beeld maken van God, van HET, opdat
hij disciplinair in dat kan gaan.
8. De Aaneengeslotenheid
Want de Tijdelijke Tijd is kort en alle mensen één, zodat zij zich
verzamelen in groep, want het individu moet zichzelf overstijgen, het ego
noch ontkennen noch erkennen.
9. Temmende Kracht
Dan kan de mensheid de aarde
van het kleine
erven en kleine dingen doen voor elkaar, zodat iedereen gelukkig is.
10 Optreden
Daarvoor moet men in de energie gaan staan van “Het Scheppende”,
terugkeren naar de oorsprong en meewerken met HET, door met elkaar
“blijmoedig” en niet kwetsend om te gaan, en door af te spreken hoe men
samen kan leven en hoe men voedsel op een rechtvaardige manier kan verdelen.
Dan
volgt hexagram 11, De Vrede, waarbij het trigram “de Hemel” onderaan, en het
trigram “de Aarde” bovenaan staan. Dat is het beeld van de
“hemel op aarde”. Het tweede deel van de
I Tjing start, in analogie met de “Vader Hemel” en “Moeder Aarde” van het
eerste deel, met de hexagrammen 31, de verloving, en 32, het huwelijk, als
aantrekking en verbinding tussen twee mensen.
In hexagram 55,
de Volheid, is de cyclus van 10 afgerond. De tangconstructie is
nu dat hier het begin is aangegeven van een nieuwe decade, namelijk die van
hexagram 55 tot en met hexagram 64, Voor de voleinding, waarmee het boek
afsluit.
55=5+5=10=1+0=1 56=5+6=11=1+1=2 57=5+7=12=1+2=3 58=5+8=13=1+3=4 59=5+9=14=1+4=5 60=6+0=6 61=6+1=7 62=6+2=8 63=6+3=9 64=6+4=10=1+0=1
Hexagram 63 heet “Na de
Voleinding” en het hexagram 64, “Voor de Voleinding”. Op het eerste zicht zou
je het omgekeerde verwachten, maar de I Tjing is organisch en cyclisch van
aard en toont dit hier opnieuw aan, doordat de chaos, dat hexagram 64
uitbeeldt, de potentie en de mogelijkheid biedt van een nieuwe opleving, een
nieuwe start bij hexagram 1, Het Scheppende.
Een
andere structuur in de YI is al aangegeven met de negen stappen voor de
ontwikkeling van het karakter, waarbij de laatste stap, hexagram 57,
het Zacht-moedige, verwijst naar een karakter dat innerlijk erg één is en
sterk, maar uiterlijk soepel en meegaand. Tussen hexagram 55, de
Volheid, waar het individu “innerlijk vrij is van zorg en kommer” en
hexagram 57, “sterk en soepel”, als de wind, als de Grote Geest zelf, vind
ik een overgangshexagram, nr. 56, de Zwerver. Han Boering schrijft
erg passend over dit hexagram: “Esoterisch gezien is dit het hexagram van de
mens die zijn bestemming zoekt. Over smalle moeilijk
begaanbare paden (trigram Berg) zoekt hij de plaats waar hij zich kan
vestigen (Vuur, het Zich-hechtende). Dit hexagram kan gezien
worden als metafoor voor de mens die zijn weg door het leven zoekt. Eigenlijk zijn wij
allen kosmische zwervers. Wie kent zijn ware
levensdoel?” Vandaar de koan van
Jezus: “wees voorbijgangers”. Eenzelfde zoektocht
heeft ook Prediker verwoordt, en met hem, zovele anderen die, op een eigen
en zinnige wijze, hun leven betekenis wilden geven en allemaal waren zij op
zoek naar het mysterie dat alle leven dirigeert.
Kan ik iets anders dan
kosmopoliet zijn? Kan ik mij verbinden
met een identiteit die kleiner is dan dat? Kan een Keniaan een
Keniaan zijn en ik een Belg? Of ben ik mens en is
hij mens? Wij zijn zwervers,
pelgrims op weg naar het Midden, naar Nergens, naar God, naar HET!
Als
ik “innerlijk vrij van zorg en kommer ben” en “innerlijk sterk, maar soepel
in de omgang” en als ik mij vrij voel als een pelgrim op weg naar God, kan
ik dan iets anders ervaren dan tevredenheid, dan vreugde, dan blijheid? Kan ik dat? Nu, op dit moment, nu
ik dit schrijf -en Willem, een Nederlandse arts die, net als ik, een korte
tijd in een klooster verblijft, en vriend is geworden, maar die net afscheid
neemt en verder reist-, ben ik alleen maar vreugde. Het resultaat van een
doorleving van de hexagrammen 55, de Volheid; 56, de Zwerver en 57, het
Zachtmoedige, is Hexagram 58, het Blijmoedige, waar de eerste
(onderste) lijn mooi verwoordt wat ik bedoel: “Een stille, in zichzelf
gekeerde blijheid, die geen woorden behoeft, die niets van buitenaf begeert
en met alles tevreden is, blijft vrij van alle egoïstische sympathieën en
antipathieën. In die vrijheid ligt
het heil, als in de rustige zekerheid van het hart, dat in zichzelf zijn
kracht heeft gevonden”. Inshallah! Inshallah!
TERTS
Misschien bent u wat in
verwarring door de hoeveelheid informatie uit de vorige hoofdstukken. De I Tjing is in feite
eenvoudig te begrijpen en gemakkelijk na te doen. Zoals niet iedereen van
schaken houdt (64!), als het over sport gaat, zo houdt niet iedereen van de
YI als men in spiritualiteit naar een discipline zoekt. Maar welke methode jij ook
volgt, zoek uw eigen definitie van God of het goddelijke, en stel dat in het
Middelpunt van uw leven. Onderzoek het! Onderzoek ook het
feitenmateriaal in uw eigen leven? Ga grondig op onderzoek uit
naar de essentie van dit alles? Gooi niet alles weg! Gooi niet weg datgene wat je
ooit, op één moment, zelf hebt ervaren, of wat anderen u ooit hebben
onderwezen. Als je alles weggooit, gooi
je de Adem van HET weg, en HET is de enige werkelijkheid. Als je de werkelijkheid
weggooit, wat rest er dan? De praktijk, het Werk, is een
moeilijke zaak! Om in
de wereld van de ervaringen een plaats te vinden en een gedrag te
stellen dat in harmonie is met een soort universele orde, is het aangewezen
goed de Volgorde van Wen
te bestuderen en die proberen toe te passen in het dagelijkse leven. De ommekeer (bekering)
ontluikt (de Donder) doordat het “ik” geen voldoening meer vindt in de
gewone dingen van elke dag. Daarom ontdoe ik mij van
ballast, geef ik weg, om mezelf vrij te maken. Vrij zijn is niet-hechten aan
iets of iemand. Totaal bevrijd zijn is
TOTALITEIT, of is HET.
.
Als
ik mij van het overbodige en overtollige ontdoe, is er ruimte voor de groei,
de wassing
van de Bron (de Wind), die de Geest of Adem van HET is. In de leegte is er namelijk
ruimte voor de werking van de Grote Wil van HET, die de Bron is van alle
leven. Deze Bron is het fundament en
de wortel van een “heel” of “geheeld” bestaan en HET is de achterliggende
Kracht van de entelechie van elk onderdeel van het geheel.
Als de Grote Wil in mij in
kracht toeneemt, kan ik ontwarren (het Vuur) wat echt belangrijk is
en dan is er licht in mijn leven. Door dit licht ben ik
werkelijk in staat tot “vergeven”.
Als ik mezelf en anderen
vergeef, bevrijd ik mij uit de val van de materie. Ik laat “wat is” en ik
laat de stof los, waardoor ik de geestelijke aspecten van het leven mee help
bevrijden. Loslaten is HET laten! Omdat het stoffelijk ook HET
is, ga ik er zorgzaam (de Aarde) mee om. Ik kan het materiële ook
vrijelijk delen met mijn omgeving, omdat niets nog van mij is. Omdat niets meer van mezelf
is, verdwijnt de ambitie, de drang tot strijd met anderen, het louter
egoïstische, en ben ik in staat om mij echt te verenigen (het Meer)
met de ander(en), met het andere en met HET. Ik kan het brood breken en de
wijn opheffen. In vereniging bestaat geen
isolement en eenzaamheid. Omdat HET is gedeeld,
ontstaat innerlijke vreugde en werkelijke tevredenheid.
Als
ik mij –aanvankelijk bij momenten, later alsmaar meer- in een dergelijke
psychische staat bevind, zal ik een absoluut vertrouwen bewaren in HET, en
ben ik “bevrijd van zorg en kommer” en ben ik “als de zon op het middaguur,
die alles verlicht en verblijdt”. Maar het innerlijk gemoed van
het ego, van “ik-gerichtheid”, probeert verdeeldheid te zaaien en geeft mij
situaties op mijn weg die aanzetten tot denken, dus tot twijfel en daardoor
uitmonden in strijd (de hemel) tussen “ik” en HET. Al het voorgaande juist
inschatten is het echte voedsel voor een mededogend hart en het voedsel
bewaren betekent dat ik een voortdurende scheppende houding aanneem, waarbij
het Grote Werk (het Water) dagdagelijks plaatsvindt. Want het Grote Werk doen is
de voltooiing (de Berg), is de transformatie en is een staat van
voortdurend in HET zijn, in meditatie. Het proces dat ik omschrijf,
is verbonden met de Lo Shu, en deze toont mij enkele praktische
mogelijke toepassingen van transformerend handelen in de concrete
werkelijkheid. Toch is het voor mij moeilijk
“in de Geest” te blijven, misschien is dit zelfs niet haalbaar, maar er is
geen andere weg. “Kom Grote Geest, kom!”
De
Vreugde van hexagram 58 is niet het eindpunt. Geluk en vreugde kunnen angst
met zich meebrengen, angst dat ik het geluk weer zal verliezen. Op gelukkige en welvarende
momenten dreigt de neiging om mijn geluk en welvaart voor mezelf te willen
houden, te beschermen of zelfs op te potten. Als ik een oplossing (hexagram
59, de Oplossing) wil vinden voor het scheiding-brengend egoïsme in mijn
hart, heb ik religieuze krachten nodig die hemel, mens en aarde verbinden. Door de hardheid van het
leven, door de begeerte en de zelfzucht in mijn gedachten, verstart mijn
hart, en wordt hard, en in deze verstarring zonder ik mij af van al het
andere, word ik een fragment, een veer in de wind, dat geen en weer wiegt,
zonder ruggegraat, want begeerte en hebzucht isoleren mensen. Het beeld van “de Oplossing”
raadt aan: “Daarom moet een vrome ontroering zich meester maken van hun
harten. Ze moeten worden verlost door
een huivering van ontzag in het aangezicht van de Eeuwigheid, die hun als in
een bliksemflits een intuïtief begrip geeft van de Enige Schepper van alle
levende wezens en hen verenigt door de macht van de gemeenschapsgevoelens
bij de heilige plechtigheid van de aanbidding van het goddelijke”. Hier verdwijnt het individu
in het collectieve, en op zich toont dit aan dat HET een eenheid is, een
geheel, waar niets of niemand in uit te sluiten valt. Maar het collectieve kent
zijn gevaren, als het niet met het onzichtbare is verbonden, want alle
“-ismen” van systemen zijn, onder menselijke leiding, vervallen tot
dictatuur, onrecht en lijden. Een mens (het Meer) heeft een
beperkte ruimte, terwijl regen (het Water) een onbeperkte bron van
inspiratie en mogelijkheden inhoudt. Onbeperkte mogelijkheden zijn
echter niets voor één mens.
Ik
kan wel in HET zijn en HET in mij, maar ik ben niet HET, ik ben ik en HET is
HET. Een meer is niet de oceaan,
hoewel water water is. Mocht ik mijn grenzen niet
bewaken, dan zou ik vervloeien in het grenzeloze. Ik moet mij beperken
(hexagram 60, de Beperking) door plicht en verantwoordelijkheid, door
ethische vaste regels van trouw en belangeloosheid, want alleen door in
vrijheid deze beperkingen op mij te nemen, en mij te onderwerpen aan geboden
en plichten, krijg ik als enkeling betekenis als vrije geest in het geheel,
in het heelal, in HET. Ik onderneem de pelgrimstocht
om te weten waar mijn ziel voor is voorbestemd; wat mijn taken zijn in dit
leven, op dit moment; welke waarde ik kan toevoegen aan HET. Ik ben nietig-groots, want
ook de beperking zal ik beperken. Dit is een offer, in vreugde,
voortgebracht door HET zelf, door liefde, die zelf geen grenzen kent. Ik zal mij niet verschuilen
achter kleinzielige uitvluchten om aan de roep van mijn ziel te ontkomen. Ik zal doen wat mij te doen
staat. Ik moet dit schrijven. Volgens de Veda’s zijn er
twee obstakels op onze weg: geestelijke dofheid (avarana) en
afleiding (vikshepa). Dat doet mij denken aan de
“onverschilligheid” en “traagheid” bij hexagram 18, het Werk aan het
bedorvene. Daarom probeer ik actief te
zijn, waakzaam van geest, kalm en gelijkmoedig in mijn hart en probeer ik
een gevoel van liefde en eenheid met alles en allen te cultiveren. Dit alles zonder garanties,
zonder een “hemel te willen verdienen”, maar gewoon uit een intuïtieve
overtuiging dat mededogen het enige is in het menselijk leven waarmee ik kan
bevrijden en waardoor ik bevrijd word.
SEKST
In de film “Waarom
vertrok Bodhi Dharma naar het oosten?” van Yong-Kyun Bae, zegt een monnik
aan een leerling het volgende:
Als je de maan bevrijdt
die in je schuilt, zal zij hemel en aarde
verlichten. En haar licht zal de
schaduw van ’t heelal verjagen. Als je dat begrijpt, zal je al het andere
begrijpen. Als je dat bereikt, Zal ’t goede nieuws
zich over het hele universum
verspreiden. Als je dat leert zal je alles kunnen
doordringen. En dan krijg je een
universum waar dag en nacht één
zijn. Deze eenheid zal
volmaakt zijn. En alles zal er
werkelijkheid worden. Ze zal vrij zijn van
alle hindernissen. Er zal een totale
vrijheid heersen.”
NOON
Op 15 november 2001
deed ik een toevallige ontdekking. In de astrologie kijkt
men hoe, vanuit symbolisch oogpunt, planeten, huizen en tekens met elkaar in
verband staan. De geboortehoroscoop
(de radix) geeft ons mogelijks psychologische informatie over een
individu. Twee specifieke
symbolen op de radix zijn de zuidelijke maansknoop (vanuit welke vorige
levens ik kom) en de noordelijke maansknoop (waar het in dit leven en in de
toekomst naartoe zou moeten gaan). In mijn geval staan
deze knopen respectievelijk in boogschutter en in tweelingen. Ik leg hier niet
precies uit wat dit inhoudelijk allemaal betekent, dat zou ons te ver weg
leiden van wat ik wil zeggen. In de I Tjing
technieken volgens Da Liu, die met de pruimebloesemmethode aantoont hoe je
een geboorte-hexagram kan vinden, door een combinatie van diverse
tijdsaspecten en trigrammen,
heb ik kunnen uitrekenen dat mijn geboortehexagram nr. 46, het Omhoogdringen
is, dat verandert, met een vijfde bewegende lijn, naar hexagram 48, de
Waterput. Dus als volgt:
X Hexagram 46
Hexagram 48 Het Omhoogdringen
De Waterput Het onderste trigram
van hexagram 46 betekent symbolisch wind, wortel, hout. In materie omgezet
kan dit een houten stok of een pijl voorstellen. De twee lijnen die yang
zijn, doen me denken aan energie, aan iets verder-licht, en doet me ook
denken aan vliegen. Het buitenste trigram
is de Aarde, iets materieels, een stoffelijk gegeven. Een buitenste trigram
zegt mij iets over “waar het naartoe” gaat. Dus een vliegende pijl
met pluimen beweegt zich naar een doel, een roos. De Waterput heeft als
symbool de “tjing”, zoals u weet, dus ziet dit alles er als volgt uit:
Boogschutter Tjing Tweelingen TIEN is in orakeltaal
“trappen op de staart van de tijger. Hij bijt de mens niet.
Welslagen”. Als ik hexagram 10, het
Optreden, omzet in de Rangorde van Koning Wen, de lo shu, dan
ontstaat hexagram 50, de Spijspot. In de zenliteratuur
beschrijft men een verlichtingsproces in het verhaal van de tien ossen. Hier hebben we te maken
met een tijger. In de encyclopedie van
Maarten Timmer staat bij het woord tijger: “de tijger is evenals de stier
een personificatie van de drift die tegen iemand is gericht. De tijger stelt in
China het vrouwelijke yin-principe voor. Yin heerst over materie
en ruimte en streeft naar vervolmaking. De positieve waardering
voor de tijger hangt mogelijk samen met het feit dat hij wilde zwijnen
verslindt die de akkers vernielen. De tijger symboliseert
de toorn, de wreedheid en de schoonheid van de orgiën, die verbonden zijn
met Dionysos. In het Christendom is
de tijger een symbool van Christus.”
Mijn
leven is, in christelijke symboliek, een zoektocht naar de Christus, eerst
buiten, en nu in, mezelf. Dat vraagt om geduld en
deemoed. Dat vraagt om een aantal
bewerkingen, stappen, nu eens vooruit, dan weer achteruit.
En onderweg maak ik veel
fouten, ik trap tegen alle christelijke regels in, ik trap op de tijger, op
Christus, maar die bijt mij niet. Mogelijks loopt het pad
achter de tijger als volgt (naar analogie met “de tien ossen” in zen):
HET ZOEKEN VAN DE TIJGER
In het universum zoek ik her en der de tijger.
Vreemde landen, verdwaald en langs woestijngrote stranden,
Terwijl ik honger heb en dorst, en pijn in heel mijn zijn,
Kan ik de tijger nergens vinden.
Ik hoor alleen de regen vallen op de groene maagdenpalm.
DE EERSTE SPOREN
Onder het gras in de steppe vind ik sporen van klauwen in de grond.
Zelfs in het harde zand zie ik zijn sporen.
Ver weg van de bewoonde wereld worden zij gevonden.
Deze sporen zijn signalen die niemand kan ontgaan, net zo min als het
onweert, en de weerlicht flitst, niemand ziet dat het zal regenen.
HET ZIEN VAN DE TIJGER
Ik hoor een kraanvogel in de verte.
De zon is warm, de wind is zacht, het groen langs de weg is mooi.
Hier kan geen tijger zich verstoppen!
Welke kunstenaar kan zijn smalle ogen, de trilharen, de fijne oren tekenen?
HET VANGEN VAN DE TIJGER
Ik vang de tijger na een hevig gevecht.
Zijn lenigheid en snelheid zijn weergaloos.
De tijger stormt naar de kooi, iets verder tussen de bomen.
Hij staat voor de deur.
HET TEMMEN VAN DE TIJGER
Zweep en kooi heeft men nodig,
Anders vlucht hij schichtig op een onbewaakt moment weg
Goed gedresseerd, dan volgt de rust
Dan gehoorzaamt hij, vrij, zijn meester.
MET DE TIJGER NAAR HUIS
Ik rij met de tijger naar huis.
Het geluid uit de luidsprekers breekt de stilte van de avond.
Ik klap in mijn handen, buig heen en weer aan het stuur, terwijl ik met mijn
kreten het eindeloze ritme beheers.
Iedereen die mij hoort zal zich bij mij aansluiten.
DE TIJGER TE BOVEN
Met de tijger kom ik thuis.
Ik ben kalm. Ook de tijger wil rusten.
Het ochtendgloren breekt aan. In heerlijke stilte
heb ik kooi en zweep in de garage verbannen.
DE TIJGER EN HET ZELF BEIDE TE BOVEN
Zweep, kooi, individu en tijger – allemaal verdwijnen zij in het Niets.
Het universum is zo groots dat geen woord of boodschap het kan vervuilen.
Hoe kan een sneeuwvlok bestaan in een razend vuur?
Hier zijn de sporen van de I Tjing.
HET BEREIKEN VAN DE BRON
Te ver ben ik weg gegaan van de oorsprong en de Bron.
Beter was ik van aan het begin doof en blind geweest!
Wonen in mijn vaste stek, onbezorgd voor wat daar buiten woedt –de zee gaat
rustig op en neer en het schuim op de golven is wit.
IN DE WERELD
In oude schoenen en in vuile kleren, verplaats ik me naar de mensen in de
wereld.
Mijn kleren zijn gescheurd, ik bezit niets en ik ben steeds gelukkig.
Ik gebruik geen wondermiddelen om mijn leven te rekken.
Nu komen voor mijn ogen de dode bomen tot leven.
Wie
niet tien is, is gezien. Tien houdt alles is. De binaire getallen 1 en O
zijn de sleutels van het leven. Als ik 1 ben of O, maar niet
1 én O, dan ben ik eraan voor de moeite. Maar dat begrijpt niet
iedereen. Toch is het zo: wie niet tien
is, is gezien. “Voor de verlichting: hout
hakken en water dragen. Na de verlichting: hout
hakken en water dragen!”
VESPERS
Brahman, het Woord,
wordt in het Hindoeïsme ook Isha of Ishvara genoemd, de Heer. In de Koran is Jezus de
profeet Isa en in het runenalfabet is Isa de rune van het ijs en van
de winter, wanneer licht en duisternis een robbertje vechten met elkaar. De moeder van Mercurius
(Hermes) is Maia, de moeder van Boeddha is Maya en de moeder van Jezus is
Maria. Leuk is dat,
spielerei
met woorden, maar hoe ik ook zoek naar juiste namen en woorden, ik kom er
nooit toe, want het celebrale denken beperkt mij en houdt mij weg van de
werkelijke beleving van HET. Ik weet niets, ik weet
helemaal niets, behalve het kakelen van kippen, het bewegen van mijn mond
dat klanken baart, als regen uit wolken, zonder dat ik ergens ben, zonder
dat ik iemand ben. Zonder HET ben ik
niets.
Als
ik mezelf beperk (hexagram 60), wat een offer is, vind ik een plaats, een
specialiteit, die een bijdrage levert aan een groter geheel, aan de
samenleving bijvoorbeeld. Als puber lagen alle
mogelijkheden nog voor mij open. Ik zou de wereld
veranderen en het beter doen dan alle vorige generaties. Zo denken we dan, niet? Maar als ik mij
vrijwillig, door plicht en engagement, verbind met de samenleving, word ik
betrouwbaar. Hier is een verwijzing
naar hexagram 61, “de Innerlijke Waarheid”: “Over het Meer waait de
Wind en hij beweegt de oppervlakte van het water. Zo kunnen de
werkingen van het onzichtbare zichtbaar worden. Het teken bestaat boven
en beneden uit vaste lijnen (yang), terwijl het in het midden onderbroken
–vrij- is. Dat wijst erop dat het
hart vrij is van vooringenomenheid, zodat het in staat is tot opname van de
waarheid.” De tweede lijn van het
hexagram Innerlijke Waarheid is “Een roepende kraanvogel in de schaduw. Zijn jong antwoord hem. Ik heb een goede beker. Die wil ik met je
delen. De uitleg van Wilhelm
erbij is: “Hier is sprake van de onwillekeurige invloed van het innerlijk
wezen op gelijkgezinde mensen.” Ik zie hierin een
parallel met het eerste hexagram, met als vijfde lijn: “elk volgt het zijn
verwante”. Vervolg van hexagram
61: “De kraanvogel hoeft zich niet op een hoge heuvel te vertonen; al laat
hij ook geheel onzichtbaar zijn roep weerklinken, zijn jong hoort en herkent
zijn stem toch wel, en geeft antwoord.
Dit
is de echo die door sympathie in de mensen wordt gewekt. Waar een stemming
zuiver en oprecht tot uiting komt, waar een daad de innerlijke gezindheid
duidelijk uitdrukt, daar werken ze op onnaspeurlijke wijze ook in de verte;
allereerst op degenen die er innerlijk voor open staan, maar deze kringen
worden steeds breder. De wortel van alle
inwerking ligt in het eigen binnenste. Confucius zegt over dit
hexagram en over deze lijn: “De edele verwijlt in zijn kamer. Kiest hij zijn woorden
goed, dan vindt hij instemming op een afstand van meer dan duizend mijl. Hoeveel te meer van
dichtbij! Wijlt de edele in zijn
kamer en kiest hij zijn woorden niet goed, dan wekt hij verzet op een
afstand van meer dan duizend mijl. Hoeveel te meer van
dichtbij! De woorden gaan van de
eigen persoonlijkheid uit, en werken op de mensen in. De werken ontstaan in
de nabijheid en worden zichtbaar in de verte. Woorden en werken zijn
de scharnieren en de voetboogveren van de edele. Naar gelang deze
scharnieren en veren zich bewegen, brengen zij eer of schande. Door woorden en werken
beweegt de edele hemel en aarde. Moet men dan niet
voorzichtig zijn!”
Dat is zichtbaar bij
mensen die psychologisch en spiritueel zo groeien, dat zij vanaf de plaats
waar zij zich bevinden, om het even waar, invloed uitoefenen op hun
omgeving, zowel veraf als dichtbij. Het is niet de
bedoeling dat dit een streven wordt, want er moet niets.
In
het volgende hexagram, nummer 62, “Overwicht van het Kleine”, blijft
het beeld van een vogel behouden, nu geen kraanvogel aan de grond, maar een
vogel die wil vliegen. Het orakel “men kan
kleine dingen doen. Men mag geen grote
dingen doen”, wijst op nederigheid. Ook de zinsnede “De
vliegende vogel brengt de boodschap: het is niet goed omhoog te streven. Het is goed beneden te
blijven. Groot heil!” Wat wil
dat zeggen. Blijkt nu, na talloze
jaren, na het zoeken en aftasten van mogelijks te betreden paden op het vlak
van spiritualiteit en zingeving, na vele gebeden of momenten van inkeer en
meditatie, dat het nog werkt ook. Mensen zoeken u op,
vaak om allerhande andere redenen dan vroeger, u ervaart een relatief
stabiel gevoel van evenwicht en daarmee gepaard gaande tevredenheid, u meent
dat het nu echt wel is vooruitgegaan, want weet u, elke dag ziet u één of
andere synchronistisch voorval en elke dag blijft u in de nabijheid van HET
door de mantra, en als u alle levensdomeinen nader bekijkt, dan zegt u: het
gaat… het gaat verbazingwekkend. Toch zegt hier het
laatste hexagram (dat voor de hexagrammen komt van orde en chaos, 63 en 64),
het tweeënzestigste: “Maar de vogel moet niet te hoog willen vliegen en zich
verbeelden dat hij wel tot de zon kan komen: hij moet bij de aarde blijven,
waar zijn nest is. Daarmee brengt hij de
boodschap, die het teken verkondigt.”
In de Filokalia vind ik
van Johannes Klimakos de uitspraak “oorzaak van verblinding is de
eigendunk”, van Theophanos de kluizenaar: “vrees het meest een hoge dunk van
jezelf” en van Ignatius Brjantsjaninov: “wie zich inbeeldt begenadigd te
zijn zal nooit genade deelachtig worden”.
Ik
ben een mens van vlees en bloed. Ik ben tevreden. Ik
moet niets. Ik moet u niets
vertellen. Niets bijzonders. Het gaat. Inshallah!
In verschillende
stadia, in verschillende perioden van mijn korte leven, stel ik vast dat
hoogmoed en overmoed de kop opstaken. Twee extreme gevaren
liggen op de loer: enerzijds kan het ego opgeslokt worden door het
onbewuste; dan hoort het stemmen heel dichtbij of kan de persoonlijkheid
geen enkele beslissing meer zelf nemen, wordt slaafs en onderdanig aan een
kerk, een leer, een goeroe; anderzijds kan het ego denken dat hij het
onbewuste zelf is, dat het de nieuwe Messias zelf is. Deze twee vormen van
“inflatie” van het ego zijn het die mensen bang maken om de tocht naar
zelfverwerkelijking aan te vatten. En zij die het pad toch
bewandelen, ondervinden vaak wat de gevaren zijn en hoe zij vermeden kunnen
worden.
Ik kan niets! Ik kan
niet iets zelf. Alles wat ik ben en kan
is mij gegeven. Ik kan alleen dankbaar
zijn, HET aanroepen in nood, danken bij vreugde en loven op alle andere
momenten. Ik kan niets! Alles is
mij gegeven. Ik kan HET niet trekken
naar mij. Ik kan alleen wachten
en geduld hebben. Ik kan doorgeven, maar
wat ik doorgeef, is niet van mij, is geen eigen bezit. Ik kan alleen deemoedig
danken dat ik iets doorgeven mag. Ik kan niets! Ik kan
niet iets zelf. Alles is mij gegeven. Alles is genade, want
“bent u niet de rechte man, dan openbaart zich aan u niet de Zin”.
DAGSLUITING
TIEN is mysterieus. Tien is een volledig
proces, een totaliteit. Tien is mystiek, omdat
het alles omvat en omdat het één is. Mystiek hoeft niet
wereldvreemd te zijn, maar het woord klinkt velen in de oren als vreemd,
vaag, duister, moeilijk, zweverig, enzovoorts, maar ik geloof dat een
mystieke levensvisie niets van dit alles is. Mystiek is in de
werkelijkheid staan zoals die is: non-dualistisch, vreugdevol, helder,
gemakkelijk, eenvoudig en hemels aards. Ik gebruik voor mezelf
vaak gekende symboliek, uit het christendom, omdat ik in de uitdeiningen van
die religie ben opgegroeid. De Dalai Lama zegt dat
het niet gemakkelijk, of zelfs onmogelijk is, om van spirituele traditie te
veranderen. Een traditie is niet
opgebouwd over één nacht ijs. Traditie is een
resultaat van eeuwenlang zoeken van een heel volk, een heel continent. Ik kan dit beamen, want
het vreemde trekt aan, door de fascinatie, maar niet door wat we er
werkelijk van begrijpen. Toch wil ik mij zelf
nergens mee identificeren, niet met één kerk of één traditie. Ik geloof rotsvast dat
een mystieke benadering dit alles overstijgt en aantoont wat spiritualiteit
echt is, voor elk mens, voor elk continent, voor elk land en voor elke
geloofsovertuiging –zelfs voor wie geen overtuiging heeft. Dat is het wonder van
mystiek, van eenwording, vreugde en tevredenheid. De taal om over een
onverwoordbare mystieke ervaring te spreken bestaat uit symbolen, en deze
symbolen vind ik voldoende terug in onze eigen westerse traditie. Mystiek laat de geest
ook toe om vrij te zijn. Hoe wijsgerig is iemand
wanneer hij, overvol als hij is van gedragsregels, moraal, dogma’s, wetten,
open wil staan voor het mysterie en voor een medemens? Wie zijn dan die
anderen, die dergelijke rommel weigeren mee te zeulen? Wie zijn zij? Armen van
geest? Onwetenden? Zondaars?
Verdwaalden? Wie is het dan die
oordeelt? Wie is het die zegt wat
anderen dan zijn? Volgens mij moet de
geest totaal bevrijd zijn, helemaal leeg, louter ruimte. Ik moet alles
loslaten, ook de traditie, als ik HET wil toelaten!
Waarom
heb ik u meegevoerd in dit verhaal en in deze uiteenzetting over aspecten
van de I Tjing of de YI? Ik weet dat niet zo
goed. Het vertrekpunt was dat
ik iets op papier wou zetten over een orakelboek dat mij al zo lang
bezighoudt en waarmee ik moeilijke tijden in mijn persoonlijke leven heb
doorworsteld, waar ik steun aan gehad heb, advies, troost, opwekking. Verder was er de
eerzucht. Een boek schrijven is
een droom die ik sinds mijn achtste levensjaar koester, maar de eerzucht
vernietigde de inhoud, waardoor ik al een jaar of drie ploeter en pruts aan
zinnen, woorden, frases. Ik stond op een
piedesstal en de lezer was publiek. Ik wou de emotie en de
anekdotiek vermijden. Dit opzet mislukte
natuurlijk, want wat het boek voor mij betekende en de waarde dat het nog
steeds voor mij heeft, is ook emotie, is een relatie, een verhouding en een
overgave. Geen geloof, want I
Tjing is geen geloof. I Tjing is “in de
werkelijkheid” staan, in de “dood-simpele” waarheid van de verandering.
Een andere reden voor
dit boek, dat zijn de mensen die ik op straat zie lopen, kromgebogen,
bedrukt, met doffe ogen, schichtig om zich geen kijkend. Ik zie de angst van
“niet genoeg”. Ik zie de begeerte, de
onrust, het onbehagen, de ontevredenheid. Ik zie hen verlangen
naar rust, soms naar de dood, een “rust in vrede”. Ik zie wat ik niet-ben,
maar lange tijd “ben geweest” en ik zie in dat het mij nu anders vergaat
doordat ik heb mogen kennismaken met een oud Chinees wijsheidsboek. Ik dacht, wie weet dat,
als iemand mijn script leest, hij daardoor de YI leert kennen en dat dan
langzaam zijn of haar ogen weer gaan schijnen, dat ze hun rug rechten, vrij
worden van angst en geloven in hun eigen ziel, hun eigen entelechie? Wie weet, dacht ik! En nu het einde van dit
boek nadert, is de vreugde alleen maar groter. Ik heb de laatste weken
alle vruchten geplukt van de voorbije jaren ploeteren en prutsen, en op het
moment dat ik niet meer uitkeek naar het resultaat in de toekomst, maar
gewoon verder werkte, uit liefde voor het werk zelf en de YI, pas op dat
moment verliep het schrijven aan dit boek gesmeerd.
Ik
wandel in de natuur, door de velden. Mijn hart jubelt, mijn taak
is volbracht. Ik luister naar een zachte
bries in het koren. De wind zingt met me mee. Ik hou haar hand vast, haar
rug, haar buik. Zopas, in de cafétaria, nipte
ze van haar koffie en moest zij lachen met een opmerking van me. Ik zei dat ik niets kon
opnoemen dat ik bij haar miste. Ik zei ook dat ik zo blij
was, niet alleen omwille van haar, maar omwille van het leven, het
fantastische leven dat ik heb. Wat verder zagen wij een
maïsveld. We liepen er heen. We wrongen ons giechelend
door de stengels en bladeren, tot we verdwenen in de geborgenheid van “de
Moeder”. We vleiden ons tegen elkaar
aan en hebben op de Aarde de liefde bedreven. Ik keek in haar ogen
onderwijl en ik zag het licht in haar, ik zag geen angst, geen begeerte,
geen onrust, geen onbehagen en zeker geen ontevredenheid. Ik zag, in het diepste van
haar ogen, nadat zij zich eerst over me heen had gebogen en vervolgens terug
in evenwicht kwam, haar rug strekte, zag ik de volheid,
“de zon op het middaguur”,
zag ik de liefde, HET. Toen werd het duister. Mijn lichaam stremde zich en
bijna stikte ik in een half ingehouden schreeuw. Het volgende wat ik zag was
een helder blauw hemelgewelf, de klederdracht van Maria, en in mijn hart
moest ik huilen, heel stil, en niet van verdriet, maar wel huilen van geluk.
In
acht hexagrammen, van 55 tot 62, en in de zeven stappen zoals die in de
eredienst van de trappistenorde aangehouden worden, is dit hoofdstuk
opgebouwd. Acht plus zeven is
vijftien, het meesterschap (hexagram 15) door nederigheid en geduld,
zodat de geest en de drift (hexagram 16, de Geestdrift) verenigd
kunnen worden, zonder slavernij aan of oordeel over één van beide uitersten,
maar in het Midden blijvend, zodat ik HET kan navolgen (hexagram 17,
het Navolgen) waar de tweede en derde lijn ook een evolutie laten zien:
Tweede plaats: “hecht men zich aan de kleine knaap (ego), dan verliest men
de sterke man (HET)”
Derde plaats: “Hangt men de sterke man aan, dan verliest men de kleine
knaap. Door na te volgen vindt men wat men zoekt”.
Na 17 volgt dan weer hexagram
18, het Werk aan het Bedorvene, waarbij de mens het als taak heeft een
betere wereld te creëren, niet alleen door maatschappelijke structuren en
systemen aan te passen of te veranderen, maar door een innerlijke
individuele transformatie, waar iedereen doet wat hij doen moet.
Een geestelijke anarchie als
samenlevingsvorm, zo zou je het kunnen noemen, alhoewel het woord anarchie
een negatieve bijklank heeft. Een geestelijke autarkie
klinkt wellicht beter, niet? Och wat, u zoekt het zelf
maar uit! Basta!
Ik ben tevreden.
Ik moet niets melden, niets schrijven, niets vertellen.
Dat maakt me erg gelukkig.
Ik moet niets!
Bent u tevreden? Ik wel.
Niet zomaar, niet plotseling, niet vanzelf.
Maar het gaat hier niet om mij.
Het gaat om “niets”.
HET IS WAT HET IS…
U die dit hebt gelezen, bedankt. Handzame, augustus 2002
|