LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      I TJING 
 

 MAGNUS OPUS OF HET GROTE WERK ?   

TIEN is het getal van het geheel, maar dan van de O naar de 1, van het lege naar het volle, en dan terug naar O, want alles keert terug naar zijn oorsprong, terug in de baarmoeder van de O.

In de oorsprong is geen ontevredenheid.

Alleen vrede.

De oorsprong mag geen verlangen zijn, geen begeerte, geen regressie, want oorsprong is NU en is HIER, in HET zelf en in wat ik doe, hoe ik een handeling volbreng, welke gedachte ik heb en welk woord ik spreek.

Dat dit alles samen, ongespleten, de wereld mag vormen naar het beeld van HET, de Totaliteit, de Eenheid.

 

 

NACHTWAKE

 

Als ik mijn kop in het zand blijf steken, zal ik met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid stikken.

Ik kan niet doen alsof het leven en ik twee afzonderlijke zaken zijn.

Als jongeling dacht ik dat het niet veel voorstelde, ik en dat universum. Vervolgens ontdekte ik hoeveel ik heb gekregen en ontvangen, dat ik allesbehalve nietig ben.

Natuurlijk ben ikzelf niet identiek aan het universum.

Dat zou wijzen op inflatie van mijn ego.

Het universum is een autonome kracht.

Het lijkt erop dat ik te maken heb met een gevecht tussen iets kleins en iets groots, een jonge knaap en een grote man, een ego en een Zelf.

“Twee draken vechten op een veld”.

De Havik zit op een scheidingbrengende muur.

Het universum maakt mij tot wat ik ben en ik bepaal mee hoe het universum evolueert.

Ik ben nietig én machtig.

Dat is het hele geheim.

De macht is het dienaarschap tegenover de Bron die alles geeft.

Als ik dienende heers, is er geen gevecht.

Er is geen innerlijke versplintering als ik mezelf los laat.

De YI zelf spreekt bijna nooit een moreel oordeel uit.

Dat is aanvankelijk moeilijk.

Ik verwacht namelijk raadgevingen van een autoriteit die mij zegt wat ik moet doen, maar zo werkt de YI niet.

Ik moet het “Grote Werk” zelf doen.

Niemand doet het in mijn plaats.

Soms schuif ik iets opzij, soms niet.

Ik denk dat het noodzakelijk is om als jonge mens een stevig ego op te bouwen.

Het lijkt me goed om mij eerst te concentreren op de louter waarneembare wereld.

Zo kan ik in conflict geraken.

De YI helpt mij om een ego uit te bouwen en in een latere fase helpt de YI mij om het weer af te breken.

Ik moet mezelf kunnen verliezen in de buitenwereld.

Daarna bevraag ik mij hoe het er van binnen uitziet.

De Bron van alle bestaan wil dat alle elementen van het bestaan, dus ook ik, het bestaan van de Bron erkennen.

Anders is er, zonder erkenning, geen contact mogelijk, geen communio, en krijg ik de overtuiging dat ik afgescheiden ben van de rest.

Ik ben niet-nietig, niet-machtig.

 

Ik ben al stervend van mezelf aan het leven.

Als ik de Bron ontken, versplinter ik binnenin.

Als ik de Bron ontken, kan ik niet uit eigen kracht bestaan, maar moet ik buiten mezelf iets zoeken dat de nodige kracht verleent: een partner, een vriend, een klant, een huis, een baan,… .

Heb ik het voedsel buiten mezelf gevonden, dat moet ik het gebruiken, opsouperen, wil ik mezelf in stand houden.

Ik lijk op een vampier die bloed drinkt van een ander.

Ik vernietig mijn omgeving, om zelf te bestaan.

Ik zie dat negatie van de Bron zelfvernietigend is na verloop van tijd, want als het voedsel buiten mezelf op is, moet ik mezelf schaden, mezelf opgebruiken.

Mijn confrontatie met mijn ego is belangrijk om de erkenning van de Bron toe te laten.

“Een grote vrucht (de Bron) ligt nog onaangeroerd (is nog niet erkend).

De edele (die de YI raadpleegt) krijgt een rijtuig (middel tot bewegen, veranderen).

Het huis van de gemene (negatieve kant van het ego, het conservatisme dat wil behouden, dat zoekt naar zekerheden) wordt versplinterd” (hex. 23, de Versplintering, lijn 6).

Mijn besef en mijn oordeel, over elk onderdeel van mijn dagelijkse ervaringen, zijn onlosmakend verbonden met verantwoordelijkheidszin, of ik dat nu wil of niet.

Als ik besef van mezelf heb en tot een oordeel kom, ben ik in staat om keuzes te maken.

Een mooi schilderij waar ik naar kijk is doek en verf.

Het woord “mooi” is te veel.

Iemand anders vindt het schilderij maar niets.

Best ok. “Mooi” is geen feit.

Ik neem waar en interpreteer.

Alle interpretaties samen maken een groot deel uit van mijn denkgeest. Het “ik” is een complexe verzameling van gedachten die ik over mezelf en mijn omgeving heb.

Alleen iets wat “heel” is,  bestaat.

Iets wat is, is altijd heel.

Het Ene vasthouden, betekent dat ik de rest loslaat.

Het vergankelijke is Niets.

Als u in Niets gelooft, gelooft u in het vergankelijke.

Eigenlijk gelooft u dan in de verandering, in de “dood-simpele” waarheid van de verandering.

Alleen ziet u niet de linkerkant, de andere kant, het onveranderlijke dat HET is, als volledigheid, stabiel, stevig, Bron en Eén.

Wat niet wil zeggen dat HET niet verandert.

Vreemd, niet?

 

Ik heb drie jaren de YI bestudeerd om de fundamenten ervan te begrijpen; de taal, de symbolen, de hexagrammen, de verbanden.

Vervolgens had ik enkele jaren nodig om de YI veelvuldig te kunnen ervaren, om “aha” te voelen en de vreugde van zijn diepste zin te  integreren. Tenslotte zal de rest van mijn leven gewijd zijn aan het loslaten van de YI  door YI te zijn.

Toen een leerling aan het sterfbed van Confucius vroeg wat nu het ergste was bij het idee dat hij zou sterven, antwoordde hij dat het spijtig was dat hij niet nog vijftig jaar langer mocht leven, want hij had graag vijftig jaar verder de YI bestudeerd.

De meeste mensen die de YI bestuderen, doen dat op zichzelf.

Dat is heel merkwaardig.

Het zijn “eenlingen”.

Een eenling is een “monachos” waar het woord monnik uit voortkomt.

De eenlingen die de YI bestuderen gelijken op de alchemisten van weleer; ook hun weg was een eenzame weg.

Soms ontmoeten YI-studenten elkaar op een congres of een lezing, maar daarna gaat elkeen zijn eigen weg.

Er bestaan geen YI-scholen, geen YI-liturgie, geen YI-groepen.

Ik vind dat een gezonde situatie.

De YI is een boek voor de toekomst.

Het leert mij om als eenling, binnen de diversiteit van de wereld, steunend op niets, een eigen weg te gaan.

Dat is passend voor de tijdgeest.

Er is geen verschil tussen YI en Ik.

Ik ben de YI en toch heb ik een leven nodig om daadwerkelijk YI te zijn.

Als ik YI ben, heb ik geen boek nodig.

Als ik YI ben, is er geen YI.

Net als mijn dromen, behoort de symboliek van de orakels van de YI tot de Bron, dat ondermeer het collectief onbewuste inhoudt, maar de oer-Bron is veel meer, want het is HET. 

Inshallah!

 

Kitano Gempo was een abt van de tempel Eihei in Japan.

Hij was tweeënnegentig jaar toen hij stierf.

Als jongeman heeft hij een tijdlang gerookt, een bepaalde tijd de YI bestudeerd en een tijdlang kalligrafie en dichtkunst beoefend.

Kitano Gempo dacht altijd weer hetzelfde: “plezierige dingen als roken kunnen me storen in mijn meditatie; door YI toe te passen verwaarloos ik misschien mijn meditatie; misschien word ik een beroemd dichter en kalligraaf, maar dan ben ik geen zenleraar”.

Dus hij rookte nooit meer, raadpleegde niet meer de YI en schreef nooit nog een gedicht.

Meester Gempo had geen YI nodig, maar in zijn meesterschap was hij YI. Zolang ik iets buiten mezelf nodig heb om mij te verwerkelijken, ben ik niet mijn Zelf.

De YI leert mij om niets meer nodig te hebben, ook geen boek en geen orakel. In zijn diepste betekenis heft de YI alle tegenstellingen op, en dat is precies individuatie of Zelfverwerkelijking.

Wie met de YI bezig is, heeft geen godheid, geen leer, geen dogma’s en geen geboden om op te steunen.

Zoek het zelf maar uit!

Het enige houvast dat ik heb is de verandering.

De enige steun is de werkelijkheid zoals die zich aan mij voordoet. Aanvankelijk dacht ik, op niets steunend, dat ik reddeloos verloren was, maar naderhand blijkt het nu mijn grootste kracht.

Vroeger geloofde ik in God, daarna in Niets, en nu in Alles.

De YI is niet nihilistisch van aard.

De YI schopt wel de poten van onder de tafel, waarop ik steun, weg.

De YI neutraliseert de tegenstellingen “niets-iets”, “goed-slecht”, “warm-koud” en alle andere dualistische gedachten.

De YI brengt mij op de grond van alle grond.

Zelfs de tafel moet weg!

Ik en grond zijn één.

Nihilisme is als filosofische strekking dualistisch en heeft daarom niets met de YI te maken.

 

Shunryu Suzuki spreekt niet over yin en yang, maar over licht en duisternis. Hij maakt onderscheid tussen het intellectueel begrijpen van iets en de ervaring van iets.

In de YI symboliseert zich dat door de trigrammen Li, Vuur en K’an, Water. Suzuki vergelijkt verder met een maaltijd die je bereidt.

Eerst leg je alles uit elkaar: voorgerecht, soep, hoofdgerecht, dessert.

Als je eet, komt al het voedsel in de maag terecht en mengt het zich vooraleer de werking ervan op het lichaam plaatsvindt.

Voedsel moet één brei zijn vooraleer het werkt.

Ik krijg inzicht in de alledaagse werkelijkheid omdat ik erover nadenk, omdat ik ontrafel, orden en indeel, maar het inzicht zal pas in werking treden als het samenkomt in de ervaring.

Het intellect is niet de YI en de ervaring is niet de YI.

Vuur is vuur en water is water.

Is er teveel vuur, dan verdampt het water.

Is er teveel water, dooft het vuur.

Als ze in evenwicht zijn, krijg je stoom.

Stoom is energie, is verwerkelijking.

De YI is de Weg van het Midden.

Als ik teveel denk, doe ik zazen of een ander soort lichaamswerk.

Als ik teveel met de zintuigen bezig ben, dan ga ik studeren.

Eindeloos twijfelen en tobben maken mij geestelijk verlamd en als ik mijn lichaam overbelast, beschadig ik mezelf.

Ik hoef geen uiterste.

Oefening en studie staan tot elkaar als yin en yang, maar de grote geest is geen yin, geen yang, geen oefening, geen studie, maar de Bron zelf, de daadwerkelijke verwerkelijking van mijn eigen natuur.

Ik ga mee met de tijd en ik verander met deze.

Het solide aspect van mezelf is de vaste richting, de innerlijke wet van mijn wezen, dat al mijn handelingen bepaalt.

Soms denk ik na over de YI, soms ervaar ik de YI, maar alleen door de scheppende daad, op elk moment en op elke plaats, ben ik Zelf.

 

Ik weet dat er heel wat onvrede leeft bij mensen die al heel lang op zoek zijn naar een systeem of een leer om iets nieuws te maken van hun leven.

Zij zoeken iets, maar weten niet juist wat?

De heilige Graal?

Wat is die hoorn des overvloeds?

Waarom geloven wij in een belofte van beterschap?

Moet er beterschap?

Blijkbaar is de streving naar “anders”, “vernieuwend”, “beter”, erg groot. Olof, de Nederlander zegt: het gaat niet goed, het gaat niet slecht, maar het gaat!

Mooi is dat.

 

In de YI heeft elk hexagram een kernhexagram.

De kernen geven mij een beeld van de achterliggende dynamiek van een hexagram.

Ze verhelderen.

Ze heffen de verwarring op waarin ik vertoef als ik een hexagram niet begrijp.

Er schuilt een onzichtbare orde in de ogenschijnlijke wanorde van orakels, beelden, tekens, namen en cijfers.

De volgorde van de hexagrammen is de horizontale benadering van het boek.

De kernhexagrammen zorgen voor een verticale uitdieping.

Een gegeven situatie speelt zich altijd af tegenover het geheel, tegenover een tijdcontext, een nu-moment, dat alles omvat.

Eigenlijk staat de orde van één moment altijd tegenover de chaos van alle tijd. In mijn eigen ervaring verschijnt een gebeurtenis op de voorgrond en verdwijnen andere zaken naar de achtergrond.

De verkregen hexagrammen zijn de voorgrond, de kernhexagrammen de achtergrond. 

Ik leef in twee werelden.

De ene wereld is onzichtbaar, is pure energie, is adem, ruimte, leegte, bewustzijn.

Deze energetische leegte vindt een uitdrukking in het trigram Hemel dat uit drie yanglijnen bestaat.

De andere wereld is de zintuiglijke zichtbare aardse wereld, waar de materiële lichamelijke wetten een eigen bestaan leiden en eigen voorwaarden kennen.

De aardse maatschappelijke werkelijkheid vindt een uitdrukking in het trigram Aarde, uitgebeeld door drie yinlijnen.

Tussen die onzichtbare bovenwereld en de zichtbare onderwereld bevind ik mij.

 

Het bewuste “ik” weet soms geen raad met de “onbewuste” drijfveren van mijn handelen.

Ik lijk soms een jojo die op en neer, in en uit, op zoek is naar één stabiel punt, ergens halverwege of in het Midden.

De YI is daarop gericht: hoe vind ik en stabiliseer ik het equilibrisch punt in mijzelf, en daardoor in de wereld?

Hoe bevrijd ik mij van hoogte- en dieptepunten  (zonder ze weg te gooien of te ontkennen)?

Hoe kom ik in mijn centrum, waar alle spaken van het levensrad in samenkomen, waar ik de boel draaiende kan houden?

Is er iets wat alles overstijgt?

Is er iets dat verder gaat dan denken?

Dan voelen? Dan intuïtie?

Is er iets dat echt nieuw is, met niets te vergelijken?

Ik moet de juiste vragen durven stellen.

Zonder angst. Ik moet steeds opnieuw beginnen.

De stam van mijn karakter beeldt de YI uit in hexagram 24, De Terugkeer.

Ik moet namelijk 24 uur op 24 de aandacht bij het leven houden, mijzelf vernieuwen, zonder kleingeestige uitvluchten.

Ik hoef maar te kijken.

Aandachtig waarnemen van de activiteiten van “ik”. 

Zonder iets of iemand te volgen.

In het Hebreeuws bestaat het woord Tesjtoewa  wat “ommekeer” of “bekering” wil zeggen.

We kunnen niet iets worden.

Ik kan het niet bereiken of vinden!

Het is een mentaliteit, een besef, een houding.

Het Grote Werk of Opus ontmoet ergens bekering en bekering wil zeggen dat ik mij opnieuw naar het lichte karakter van mijn oorspronkelijke innerlijke aanleg richt, weg van de verwarring van de uiterlijke gebeurtenissen.

Op de bodem van mijn ziel is het Ene, de Totaliteit, HET, zoals HET overal is, in ieder is.

HET erkennen betekent mezelf onderkennen in mijn verhouding tot de oneindige kosmische krachten.

Met deze instelling een karakter cultiveren, tussen gewone mensen in een gewone wereld, en mét de blunders die ik bega.

 

Ik trek mij ook niet terug in een klooster (eventjes maar, om in stilte te schrijven aan dit manuscript) of in de eenzaamheid, hoewel de gedachte mij lief is, neen, in de wereld staan, in een houding van aandacht voor het grote en het kleine.

Dat is ware meditatie.

Ik hoef geen karma te elimineren, want schuld is een gedachte, en gekruiste benen zullen mij niet helpen (ik krijg er reuma van).

Ik kan niet anders dan Tesjtoewa.

Dat is mijn ethische houding en mijn beproeving, want het ene kan niet zonder het andere.

Ik kan niet doen alsof een ethische houding aannemen niet nodig is.

Deugd is orde en mijn orde zal beproefd worden.

In falun Gong heet het xinxing laten groeien.

Voor sommigen klinkt deugdzaamheid verouderd, achterhaald, is het een expressie van conservatisme.

De YI spreekt van “weten hoe men zich van alle smetten kan bevrijden”.

Ik ervaar nog steeds een soort weerstand tegen het idee van een deugdzaam leven.

Ik houd ook zo erg veel van de donkere man in mij.

Ik zie bij anderen hoe waardevol een mededogend en deugdzame levenshouding in de wereld is.

Ik denk dat iedereen voor zichzelf een ethische wereld kan scheppen.

Voor mij is het begrip “geven” erg belangrijk.

Geven is niet-hechten aan!

Van dichtbij geven, in mijn naaste kring, maar vooral ook van “ver-geven”. In mijn hart.

Ik kan niet evolueren als ik niet geef.

Daarom hecht ik mij minder en minder, noch aan dingen noch aan mensen noch aan overtuigingen.

De YI toont mij dat ik “verzamel terwijl ik verstrooi”.

Ik geef alleen maar door.

Zelfs het begrip “geven” en de YI laat ik los.

Geleerde mensen van weleer zeggen dat het onnodig is om boeken te bestuderen.

Ze zeggen dat het beter is om niet veel te weten.

Socrates vindt dat, hoe meer je weet, hoe meer je weet dat je niets weet. Lau-Tze zegt dan weer dat “wie geleerd is, niet weet en wie weet, is niet geleerd”.

Zen-meesters hebben het over een woordenloze leer die overgaat van hart tot hart.

Nochtans is het net zij die zelf vaak veel hebben gestudeerd. Hoe komt dat? Wat betekent deze paradox?

Als ik te hard studeer, kan het gebeuren dat ik iets anders wil zijn dan wie ik echt ben.

Ik wil dan zijn als Jezus of als een Boeddha, maar Jezus is Jezus en Boeddha is Boeddha!

Ook al zou het waar zijn wat Jezus mij leert, ik kan niet én Jezus én mezelf zijn.

Het sluit niet uit dat de kern van Jezus en de kern van mezelf hetzelfde zijn.

Het gevaar kan bestaan dat ik ontken of verdring dat ik zelf werkelijk BEN. Toch zal het, in de één of andere vorm, zich veruitwendigen, datgene wat ik BEN.

 

Ik kan onmogelijk niet-zijn.

Misschien wil ik een leer zijn, een theorie, een meester, maar uiteindelijk ben ik alleen maar Wat-Er-Is.

Je zou HET ook ER kunnen noemen.

Er zijn zovele namen.

 

Toch is de hoogste goedheid de achterliggende orde, en dan worden boeken en woorden een bewegwijzering en “de vinger is de vinger en de maan is de maan; de vinger die naar de maan wijst is niet de maan zelf”.

Ik moet mijn eigen boek ZIJN, mijn eigen leer, mijn eigen Boeddha.

En ik maak fouten.

Ik mag fouten maken.

Ik blijf daaraan niet hangen.

Ik vergeef mezelf en ik laat het achter me.

Voor Christenen zegt de Jezusfiguur wellicht: “ga en zondig niet meer!”. Fouten maken is voor de YI geen zonde, maar gewoon fout, een blaam.

Als ik gewoon ernaar kijk, in de beleving ga en voel wat ik echt nodig heb, dan vergeef ik, laat los en geef het aan pure geest, aan HET, terug. Vervolgens ver-trouw ik erop dat het onnodig is nogmaals in deze fout te gaan.

Op die manier geraak ik uit de verwarring van de wereld en uit de begeertes van mijn ziel, psyche.

Ik ga helderder zien, door selectie en loslaten, wat goed voor me is.

In het woord ver-war-ring herken ik de woorden “ver”, “war” en “ring”. Verwarring is iets wat in feite ver van mij vandaan ligt, want als ik goed naar de dingen en de mensen kijk, dan kan ik de wezenlijke orde “achter de dingen en mensen” zien, en dan verbleekt de verwarring in het felle licht van de waarheid.

Het Engelse “war” betekent oorlog.

Het tekent de wet die, als ik de verwarring voor waarheid aanneem, schijnbaar in de wereld en in de maatschappij aanwezig is, de wetten van winst, vraag en aanbod, de sterkeren, de macht.

Om uit de verwarring te geraken, moet ik de oorlog los laten.

In de eerste plaats de oorlog met mezelf.

Als ik nergens aan hecht, valt er ook niets meer om voor te vechten, geen volk, geen vaderland, geen ideologie, … .

De “ring” toont mij het resultaat na de verwarring.

Het cyclische aspect verwijst naar het “dagelijks vernieuwen” van mijn karakter, in mijn dagelijkse gewone handelen.

Door de Tesjtoewa, de bekering tot, de ver-zoen-ing met de diepste kern van mijn psyche, ervaar ik een heilig huwelijk, een hieros gamos, tussen mijn wil en De Wil, tussen bewuste en onbewuste.

Ik ervaar een trouwen van ver, een ver-trouwen in de onzichtbare Totaliteit, in HET, dat mij de zekerheid geeft dat ik altijd, op elk moment en op elke plaats, precies ben waar ik moet zijn, precies doe wat ik moet doen, volgens een innerlijke wet van mijn wezen.

Ik weet wat ik moet en ik moet wat ik weet.

Dat is “geweten”.

Ik kan niet foutief bezig zijn, want als ik bezig BEN, geef ik al uiting aan mijn ware aard, aan mijn wezen van voor mijn geboorte.

Zo schep ik de wereld en zo vind ik innerlijke kracht dat mij leert de dingen te accepteren zoals zij nu eenmaal zijn.

Op dat moment is de leer geen leer, is het boek geen boek en is het woord geen woord.

Dan is er alleen hart. Liefde. Mededogen!

Soms wel. Soms niet. De rest is zwijgen.

 

TIEN is ook zo, is zwijgen en is in zichzelf, want 10 is ook het getal 55, want 1+2+3+4+5+6+7+8+9+10=55, die, net als de negen, steeds zichzelf blijft, want 5+5 is opnieuw 10, en zo kunnen we doorgaan, van begin tot eind, van geboorte naar sterven, als de ouroboros, de alchemistische slang die in zijn staart bijt.

In het hexagram de Volheid, nr. 55, spreekt de YI van een situatie van overvloed en grootheid, maar zegt dat zo’n toestand van overvloed niet kan blijven duren.

“Wees niet treurig; wees als de zon op het middaguur”.

De zon zal na het middaguur noodzakelijkerwijs moeten dalen en terug keren naar de horizont.

Misschien kan ik bedroefd worden met het vooruitzicht op zo’n verval, maar dat past hier niet, want “alleen iemand, die innerlijk vrij is van zorg en kommer, kan een tijd van volheid in het leven roepen”.

De tien stappen zijn voorbij en nu terug naar af, naar de oorsprong, maar wie, ook als hij gaat, blijft, en als hij blijft, gaat, kan zijn als “de zon op het middaguur”, dat alles wat onder de hemel is, verlicht en verblijdt. 

 

 

LAUDEN

 

In de structuur van de I Tjing zitten veel deelstructuren.

De diepste kern ervan -Hemel, Aarde, Orde en Chaos- is zo een structuur, alsook het proces van voedselbereiding, waarbij ik de duistere en onbewuste kanten van de psyche probeer te transformeren in levend-voedsel-zijn, in eenheid met HET (hexagrammen 5-27-48-50).

Als dat lukt –en meestal slechts bij momenten of in één specifieke situatie- dan volgen vier andere hexagrammen die van wezenlijk belang zijn:

 

51: ik zal de duistere zijde voor het goddelijke, de “Vreze des Heren” onder ogen moeten zien, door mijn eigen nietigheid tegenover de Kracht van HET te erkennen, want het levenslot, welke transformatie ik ook heb mogen ondergaan, slaat in alle hevigheid toe –en ik heb geen macht- (hexagram 51, Het Opwindende).

52: in een “hartstochtelijke gelijkmoedigheid” zal ik in mijn hart “onderzoeken of er heimelijk niets de goddelijke wil weerstreeft” want “ontzag is de grondslag van een waarachtig leven”.

Maar ik zal daarnaast ook de lichte zijde van de godheid mogen ervaren in de rust van het hart (Hexagram 52, Het Stilhouden), want mijn gedachten zullen zich beperken tot de situatie van het ogenblik, de onrust van mijn ego zal verdwijnen door de val in God, in HET, door deze diepere laag van mijn wezen. Daardoor, door innerlijk zo rustig te zijn, kan ik mij veilig naar de buitenwereld toewenden.

53: daar zal ik een andere beeld hebben over wat menselijke liefde is; ik zal op een andere wijze mijn levenspartner (Hexagram 53, de Ontwikkeling) liefhebben.

54: en ik zal, door een “begrip van het vergankelijke”, in staat zijn een universele liefde te ontwikkelen voor alle levende wezens, die gebaseerd is op een “spontane genegenheid als alomvattend principe van de vereniging”.

 

Een derde structuur is een schaarconstructie. De eerste tien hexagrammen van de YI geven een duidelijke evolutie weer:

 

 

1. Het Scheppende                  Energie beweegt.

2. Het Ontvangende                 En ontmoet de materie.

3. De Aanvangsmoeilijkheid     Waaruit een vrucht ontstaat, een mens, een individu.

4. De Jeugddwaasheid           Die uit onervarenheid en onwetendheid, een leer of leraar zoekt, een visie, een antwoord.

5. Wachten                     Geduldig moet hij wachten op het voedsel dat bij hem hoort.

6 De Strijd                    En hij zoekt naar evenwicht, zoekt naar vrede, harmonie en rust.

7. Het Leger                   Daarom moet hij voor zichzelf een beeld maken van God, van HET, opdat hij disciplinair in dat kan gaan.

8. De Aaneengeslotenheid       Want de Tijdelijke Tijd is kort en alle mensen één, zodat zij zich verzamelen in groep, want het individu moet zichzelf overstijgen, het ego noch ontkennen noch erkennen.

9. Temmende Kracht             Dan kan de mensheid de aarde

    van het kleine             erven en kleine dingen doen voor elkaar, zodat iedereen gelukkig is.

10 Optreden                    Daarvoor moet men in de energie gaan staan van “Het Scheppende”, terugkeren naar de oorsprong en meewerken met HET, door met elkaar “blijmoedig” en niet kwetsend om te gaan, en door af te spreken hoe men samen kan leven en hoe men voedsel op een rechtvaardige manier kan verdelen.

 

Dan volgt hexagram 11, De Vrede, waarbij het trigram “de Hemel” onderaan, en het trigram “de Aarde” bovenaan staan.

Dat is het beeld van de “hemel op aarde”.

Het tweede deel van de I Tjing start, in analogie met de “Vader Hemel” en “Moeder Aarde” van het eerste deel, met de hexagrammen 31, de verloving, en 32, het huwelijk, als aantrekking en verbinding tussen twee mensen.

 

In hexagram 55, de Volheid, is de cyclus van 10 afgerond.

De tangconstructie is nu dat hier het begin is aangegeven van een nieuwe decade, namelijk die van hexagram 55 tot en met hexagram 64, Voor de voleinding, waarmee het boek afsluit.

 

55=5+5=10=1+0=1

56=5+6=11=1+1=2

57=5+7=12=1+2=3

58=5+8=13=1+3=4

59=5+9=14=1+4=5

60=6+0=6

61=6+1=7

62=6+2=8

63=6+3=9

64=6+4=10=1+0=1

 

Hexagram 63 heet “Na de Voleinding” en het hexagram 64, “Voor de Voleinding”.

Op het eerste zicht zou je het omgekeerde verwachten, maar de I Tjing is organisch en cyclisch van aard en toont dit hier opnieuw aan, doordat de chaos, dat hexagram 64 uitbeeldt, de potentie en de mogelijkheid biedt van een nieuwe opleving, een nieuwe start bij hexagram 1, Het Scheppende.

 

Een andere structuur in de YI is al aangegeven met de negen stappen voor de ontwikkeling van het karakter, waarbij de laatste stap, hexagram 57, het Zacht-moedige, verwijst naar een karakter dat innerlijk erg één is en sterk, maar uiterlijk soepel en meegaand.

Tussen hexagram 55, de Volheid, waar het individu “innerlijk vrij is van zorg en kommer” en hexagram 57, “sterk en soepel”, als de wind, als de Grote Geest zelf, vind ik een overgangshexagram, nr. 56, de Zwerver.

Han Boering schrijft erg passend over dit hexagram: “Esoterisch gezien is dit het hexagram van de mens die zijn bestemming zoekt.

Over smalle moeilijk begaanbare paden (trigram Berg) zoekt hij de plaats waar hij zich kan vestigen (Vuur, het Zich-hechtende).

Dit hexagram kan gezien worden als metafoor voor de mens die zijn weg door het leven zoekt.

Eigenlijk zijn wij allen kosmische zwervers.

Wie kent zijn ware levensdoel?”

Vandaar de koan van Jezus: “wees voorbijgangers”.

Eenzelfde zoektocht heeft ook Prediker verwoordt, en met hem, zovele anderen die, op een eigen en zinnige wijze, hun leven betekenis wilden geven en allemaal waren zij op zoek naar het mysterie dat alle leven dirigeert.

 

Kan ik iets anders dan kosmopoliet zijn?

Kan ik mij verbinden met een identiteit die kleiner is dan dat?

Kan een Keniaan een Keniaan zijn en ik een Belg?

Of ben ik mens en is hij mens?

Wij zijn zwervers, pelgrims op weg naar het Midden, naar Nergens, naar God, naar HET!

 

Als ik “innerlijk vrij van zorg en kommer ben” en “innerlijk sterk, maar soepel in de omgang” en als ik mij vrij voel als een pelgrim op weg naar God, kan ik dan iets anders ervaren dan tevredenheid, dan vreugde, dan blijheid?

Kan ik dat?

Nu, op dit moment, nu ik dit schrijf -en Willem, een Nederlandse arts die, net als ik, een korte tijd in een klooster verblijft, en vriend is geworden, maar die net afscheid neemt en verder reist-, ben ik alleen maar vreugde.

Het resultaat van een doorleving van de hexagrammen 55, de Volheid; 56, de Zwerver en 57, het Zachtmoedige, is Hexagram 58, het Blijmoedige, waar de eerste (onderste) lijn mooi verwoordt wat ik bedoel: “Een stille, in zichzelf gekeerde blijheid, die geen woorden behoeft, die niets van buitenaf begeert en met alles tevreden is, blijft vrij van alle egoïstische sympathieën en antipathieën.

In die vrijheid ligt het heil, als in de rustige zekerheid van het hart, dat in zichzelf zijn kracht heeft gevonden”.

Inshallah! Inshallah!

 

 

 

TERTS

 

Misschien bent u wat in verwarring door de hoeveelheid informatie uit de vorige hoofdstukken.

De I Tjing is in feite eenvoudig te begrijpen en gemakkelijk na te doen. Zoals niet iedereen van schaken houdt (64!), als het over sport gaat, zo houdt niet iedereen van de YI als men in spiritualiteit naar een discipline zoekt.

Maar welke methode jij ook volgt, zoek uw eigen definitie van God of het goddelijke, en stel dat in het Middelpunt van uw leven.

Onderzoek het!

Onderzoek ook het feitenmateriaal in uw eigen leven?

Ga grondig op onderzoek uit naar de essentie van dit alles?

Gooi niet alles weg!

Gooi niet weg datgene wat je ooit, op één moment, zelf hebt ervaren, of wat anderen u ooit hebben onderwezen.

Als je alles weggooit, gooi je de Adem van HET weg, en HET is de enige werkelijkheid.

Als je de werkelijkheid weggooit, wat rest er dan?

 

De praktijk, het Werk, is een moeilijke zaak!

Om in  de wereld van de ervaringen een plaats te vinden en een gedrag te stellen dat in harmonie is met een soort universele orde, is het aangewezen goed de Volgorde van Wen te bestuderen en die proberen toe te passen in het dagelijkse leven.

 

De ommekeer (bekering) ontluikt (de Donder) doordat het “ik” geen voldoening meer vindt in de gewone dingen  van elke dag.

Daarom ontdoe ik mij van ballast, geef ik weg, om mezelf vrij te maken.

Vrij zijn is niet-hechten aan iets of iemand.

Totaal bevrijd zijn is TOTALITEIT, of is HET.

.                                                          

Als ik mij van het overbodige en overtollige ontdoe, is er ruimte voor de groei, de wassing van de Bron (de Wind), die de Geest of Adem van HET is.

In de leegte is er namelijk ruimte voor de werking van de Grote Wil van HET, die de Bron is van alle leven.

Deze Bron is het fundament en de wortel van een “heel” of “geheeld” bestaan en HET is de achterliggende Kracht van de entelechie van elk onderdeel van het geheel.

 

Als de Grote Wil in mij in kracht toeneemt, kan ik ontwarren (het Vuur) wat echt belangrijk is en dan is er licht in mijn leven.

Door dit licht ben ik werkelijk in staat tot “vergeven”.

 

Als ik mezelf en anderen vergeef, bevrijd ik mij uit de val van de materie. Ik laat “wat is” en ik laat de stof los, waardoor ik de geestelijke aspecten van het leven mee help bevrijden.

Loslaten is HET laten!

Omdat het stoffelijk ook HET is, ga ik er zorgzaam (de Aarde) mee om.

Ik kan het materiële ook vrijelijk delen met mijn omgeving, omdat niets nog van mij is.

 

Omdat niets meer van mezelf is, verdwijnt de ambitie, de drang tot strijd met anderen, het louter egoïstische, en ben ik in staat om mij echt te verenigen (het Meer) met de ander(en), met het andere en met HET.

Ik kan het brood breken en de wijn opheffen.

In vereniging bestaat geen isolement en eenzaamheid.

Omdat HET is gedeeld, ontstaat innerlijke vreugde en werkelijke tevredenheid.

 

Als ik mij –aanvankelijk bij momenten, later alsmaar meer- in een dergelijke psychische staat bevind, zal ik een absoluut vertrouwen bewaren in HET, en ben ik “bevrijd van zorg en kommer” en ben ik “als de zon op het middaguur, die alles verlicht en verblijdt”.

Maar het innerlijk gemoed van het ego, van “ik-gerichtheid”, probeert verdeeldheid te zaaien en geeft mij situaties op mijn weg die aanzetten tot denken, dus tot twijfel en daardoor uitmonden in strijd (de hemel) tussen “ik” en HET.

 

Al het voorgaande juist inschatten is het echte voedsel voor een mededogend hart en het voedsel bewaren betekent dat ik een voortdurende scheppende houding aanneem, waarbij het Grote Werk (het Water) dagdagelijks plaatsvindt.

 

Want het Grote Werk doen is de voltooiing (de Berg), is de transformatie en is een staat van voortdurend in HET zijn, in meditatie.

 

Het proces dat ik omschrijf, is verbonden met de Lo Shu, en deze toont mij enkele praktische mogelijke toepassingen van transformerend handelen in de concrete werkelijkheid.

Toch is het voor mij moeilijk “in de Geest” te blijven, misschien is dit zelfs niet haalbaar, maar er is geen andere weg.

“Kom Grote Geest, kom!”

 

De Vreugde van hexagram 58 is niet het eindpunt.

Geluk en vreugde kunnen angst met zich meebrengen, angst dat ik het geluk weer zal verliezen.

Op gelukkige en welvarende momenten dreigt de neiging om mijn geluk en welvaart voor mezelf te willen houden, te beschermen of zelfs op te potten. Als ik een oplossing (hexagram 59, de Oplossing) wil vinden voor het scheiding-brengend egoïsme in mijn hart, heb ik religieuze krachten nodig die hemel, mens en aarde verbinden.

Door de hardheid van het leven, door de begeerte en de zelfzucht in mijn gedachten, verstart mijn hart, en wordt hard, en in deze verstarring zonder ik mij af van al het andere, word ik een fragment, een veer in de wind, dat geen en weer wiegt, zonder ruggegraat, want begeerte en hebzucht isoleren mensen.

Het beeld van “de Oplossing” raadt aan: “Daarom moet een vrome ontroering zich meester maken van hun harten.

Ze moeten worden verlost door een huivering van ontzag in het aangezicht van de Eeuwigheid, die hun als in een bliksemflits een intuïtief begrip geeft van de Enige Schepper van alle levende wezens en hen verenigt door de macht van de gemeenschapsgevoelens bij de heilige plechtigheid van de aanbidding van het goddelijke”.

Hier verdwijnt het individu in het collectieve, en op zich toont dit aan dat HET een eenheid is, een geheel, waar niets of niemand in uit te sluiten valt.

 

Maar het collectieve kent zijn gevaren, als het niet met het onzichtbare is verbonden, want alle “-ismen” van systemen zijn, onder menselijke leiding, vervallen tot dictatuur, onrecht en lijden.

Een mens (het Meer) heeft een beperkte ruimte, terwijl regen (het Water) een onbeperkte bron van inspiratie en mogelijkheden inhoudt.

Onbeperkte mogelijkheden zijn echter niets voor één mens.

Ik kan wel in HET zijn en HET in mij, maar ik ben niet HET, ik ben ik en HET is HET.

Een meer is niet de oceaan, hoewel water water is.

Mocht ik mijn grenzen niet bewaken, dan zou ik vervloeien in het grenzeloze. Ik moet mij beperken (hexagram 60, de Beperking) door plicht en verantwoordelijkheid, door ethische vaste regels van trouw en belangeloosheid, want alleen door in vrijheid deze beperkingen op mij te nemen, en mij te onderwerpen aan geboden en plichten, krijg ik als enkeling betekenis als vrije geest in het geheel, in het heelal, in HET.

Ik onderneem de pelgrimstocht om te weten waar mijn ziel voor is voorbestemd; wat mijn taken zijn in dit leven, op dit moment; welke waarde ik kan toevoegen aan HET.

Ik ben nietig-groots, want ook de beperking zal ik beperken.

Dit is een offer, in vreugde, voortgebracht door HET zelf, door liefde, die zelf geen grenzen kent.

Ik zal mij niet verschuilen achter kleinzielige uitvluchten om aan de roep van mijn ziel te ontkomen.

Ik zal doen wat mij te doen staat.

Ik moet dit schrijven.

 

Volgens de Veda’s zijn er twee obstakels op onze weg: geestelijke dofheid (avarana) en afleiding (vikshepa).

Dat doet mij denken aan de “onverschilligheid” en “traagheid” bij hexagram 18, het Werk aan het bedorvene. 

Daarom probeer ik actief te zijn, waakzaam van geest, kalm en gelijkmoedig in mijn hart en probeer ik een gevoel van liefde en eenheid met alles en allen te cultiveren.

Dit alles zonder garanties, zonder een “hemel te willen verdienen”, maar gewoon uit een intuïtieve overtuiging dat mededogen het enige is in het menselijk leven waarmee ik kan bevrijden en waardoor ik bevrijd word.    

 

 

SEKST

 

In de film “Waarom vertrok Bodhi Dharma naar het oosten?” van Yong-Kyun Bae, zegt een monnik aan een leerling het volgende:

 

Als je de maan bevrijdt die in je schuilt,

zal zij hemel en aarde verlichten.

En haar licht zal de schaduw van ’t heelal verjagen.

Als je dat begrijpt,

zal je al het andere begrijpen.

Als je dat bereikt,

Zal ’t goede nieuws zich

over het hele universum verspreiden.

Als je dat leert

zal je alles kunnen doordringen.

En dan krijg je een universum

waar dag en nacht één zijn.

Deze eenheid zal volmaakt zijn.

En alles zal er werkelijkheid worden.

Ze zal vrij zijn van alle hindernissen.

Er zal een totale vrijheid heersen.”

 

 

NOON

 

Op 15 november 2001 deed ik een toevallige ontdekking.

In de astrologie kijkt men hoe, vanuit symbolisch oogpunt, planeten, huizen en tekens met elkaar in verband staan.

De geboortehoroscoop (de radix) geeft ons mogelijks psychologische informatie over een individu.

Twee specifieke symbolen op de radix zijn de zuidelijke maansknoop (vanuit welke vorige levens ik kom) en de noordelijke maansknoop (waar het in dit leven en in de toekomst naartoe zou moeten gaan).

In mijn geval staan deze knopen respectievelijk in boogschutter en in tweelingen.

Ik leg hier niet precies uit wat dit inhoudelijk allemaal betekent, dat zou ons te ver weg leiden van wat ik wil zeggen.

In de I Tjing technieken volgens Da Liu, die met de pruimebloesemmethode aantoont hoe je een geboorte-hexagram kan vinden, door een combinatie van diverse tijdsaspecten en trigrammen,  heb ik kunnen uitrekenen dat mijn geboortehexagram nr. 46, het Omhoogdringen is, dat verandert, met een vijfde bewegende lijn, naar hexagram 48, de Waterput.

Dus als volgt:

 

 

 


                        X

 

 

 

 

 


Hexagram 46                    Hexagram 48

Het Omhoogdringen             De Waterput

 

Het onderste trigram van hexagram 46 betekent symbolisch wind, wortel, hout. In materie omgezet kan dit een houten stok of een pijl voorstellen.

De twee lijnen die yang zijn, doen me denken aan energie, aan iets verder-licht, en doet me ook denken aan vliegen.

Het buitenste trigram is de Aarde, iets materieels, een stoffelijk gegeven. Een buitenste trigram zegt mij iets over “waar het naartoe” gaat.

Dus een vliegende pijl met pluimen beweegt zich naar een doel, een roos.

De Waterput heeft als symbool de “tjing”, zoals u weet, dus ziet dit alles er als volgt uit:

 

 

 

 

 


Boogschutter             Tjing        Tweelingen

 

 

 


TIEN is in orakeltaal “trappen op de staart van de tijger.

Hij bijt de mens niet. Welslagen”.

Als ik hexagram 10, het Optreden, omzet in de Rangorde van Koning Wen, de lo shu, dan ontstaat hexagram 50, de Spijspot.

In de zenliteratuur beschrijft men een verlichtingsproces in het verhaal van de tien ossen.

Hier hebben we te maken met een tijger.

In de encyclopedie van Maarten Timmer staat bij het woord tijger: “de tijger is evenals de stier een personificatie van de drift die tegen iemand is gericht.

De tijger stelt in China het vrouwelijke yin-principe voor.

Yin heerst over materie en ruimte en streeft naar vervolmaking.

De positieve waardering voor de tijger hangt mogelijk samen met het feit dat hij wilde zwijnen verslindt die de akkers vernielen.

De tijger symboliseert de toorn, de wreedheid en de schoonheid van de orgiën, die verbonden zijn met Dionysos.

In het Christendom is de tijger een symbool van Christus.”

 

Mijn leven is, in christelijke symboliek, een zoektocht naar de Christus, eerst buiten, en nu in, mezelf.

Dat vraagt om geduld en deemoed.

Dat vraagt om een aantal bewerkingen, stappen, nu eens vooruit, dan weer achteruit.

En onderweg maak ik veel fouten, ik trap tegen alle christelijke regels in, ik trap op de tijger, op Christus, maar die bijt mij niet.

Mogelijks loopt het pad achter de tijger als volgt (naar analogie met “de tien ossen” in zen):

 

 

HET ZOEKEN VAN DE TIJGER

In het universum zoek ik her en der de tijger.

Vreemde landen, verdwaald en langs woestijngrote stranden,

Terwijl ik honger heb en dorst, en pijn in heel mijn zijn,

Kan ik de tijger nergens vinden.

Ik hoor alleen de regen vallen op de groene maagdenpalm.

 

DE EERSTE SPOREN

Onder het gras in de steppe vind ik sporen van klauwen in de grond.

Zelfs in het harde zand zie ik zijn sporen.

Ver weg van de bewoonde wereld worden zij gevonden.

Deze sporen zijn signalen die niemand kan ontgaan, net zo min als het onweert, en de weerlicht flitst, niemand ziet dat het zal regenen.

 

HET ZIEN VAN DE TIJGER

Ik hoor een kraanvogel in de verte.

De zon is warm, de wind is zacht, het groen langs de weg is mooi.

Hier kan geen tijger zich verstoppen!

Welke kunstenaar kan zijn smalle ogen, de trilharen, de fijne oren tekenen?

 

HET VANGEN VAN DE TIJGER

Ik vang de tijger na een hevig gevecht.

Zijn lenigheid en snelheid zijn weergaloos.

De tijger stormt naar de kooi, iets verder tussen de bomen.

Hij staat voor de deur.

 

HET TEMMEN VAN DE TIJGER

Zweep en kooi heeft men nodig,

Anders vlucht hij schichtig op een onbewaakt moment weg

Goed gedresseerd, dan volgt de rust

Dan gehoorzaamt hij, vrij, zijn meester.

 

MET DE TIJGER NAAR HUIS

Ik rij met de tijger naar huis.

Het geluid uit de luidsprekers breekt de stilte van de avond.

Ik klap in mijn handen, buig heen en weer aan het stuur, terwijl ik met mijn kreten het eindeloze ritme beheers.

Iedereen die mij hoort zal zich bij mij aansluiten.

 

DE TIJGER TE BOVEN

Met de tijger kom ik thuis.

Ik ben kalm. Ook de tijger wil rusten.

Het ochtendgloren breekt aan. In heerlijke stilte

heb ik kooi en zweep in de garage verbannen.

 

DE TIJGER EN HET ZELF BEIDE TE BOVEN

Zweep, kooi, individu en tijger – allemaal verdwijnen zij in het Niets.

Het universum is zo groots dat geen woord of boodschap het kan vervuilen.

Hoe kan een sneeuwvlok bestaan in een razend vuur?

Hier zijn de sporen van de I Tjing.

 

HET BEREIKEN VAN DE BRON

Te ver ben ik weg gegaan van de oorsprong en de Bron.

Beter was ik van aan het begin doof en blind geweest!

Wonen in mijn vaste stek, onbezorgd voor wat daar buiten woedt –de zee gaat rustig op en neer en het schuim op de golven is wit.

 

IN DE WERELD

In oude schoenen en in vuile kleren, verplaats ik me naar de mensen in de wereld.

Mijn kleren zijn gescheurd, ik bezit niets en ik ben steeds gelukkig.

Ik gebruik geen wondermiddelen om mijn leven te rekken.

Nu komen voor mijn ogen de dode bomen tot leven.

 

 

Wie niet tien is, is gezien.

Tien houdt alles is.

De binaire getallen 1 en O zijn de sleutels van het leven.

Als ik 1 ben of O, maar niet 1 én O, dan ben ik eraan voor de moeite.

Maar dat begrijpt niet iedereen.

Toch is het zo: wie niet tien is, is gezien.

“Voor de verlichting: hout hakken en water dragen.

Na de verlichting: hout hakken en water dragen!”

 

 

VESPERS

 

Brahman, het Woord, wordt in het Hindoeïsme ook Isha of Ishvara genoemd, de Heer.

In de Koran is Jezus de profeet Isa en in het runenalfabet is Isa de rune van het ijs en van de winter, wanneer licht en duisternis een robbertje vechten met elkaar.

De moeder van Mercurius (Hermes) is Maia, de moeder van Boeddha is Maya en de moeder van Jezus is Maria.

Leuk is dat, spielerei met woorden, maar hoe ik ook zoek naar juiste namen en woorden, ik kom er nooit toe, want het celebrale denken beperkt mij en houdt mij weg van de werkelijke beleving van HET.

Ik weet niets, ik weet helemaal niets, behalve het kakelen van kippen, het bewegen van mijn mond dat klanken baart, als regen uit wolken, zonder dat ik ergens ben, zonder dat ik iemand ben.

Zonder HET ben ik niets.

 

Als ik mezelf beperk (hexagram 60), wat een offer is, vind ik een plaats, een specialiteit, die een bijdrage levert aan een groter geheel, aan de samenleving bijvoorbeeld.

Als puber lagen alle mogelijkheden nog voor mij open.

Ik zou de wereld veranderen en het beter doen dan alle vorige generaties.

Zo denken we dan, niet?

Maar als ik mij vrijwillig, door plicht en engagement, verbind met de samenleving, word ik betrouwbaar.

Hier is een verwijzing naar hexagram 61, “de Innerlijke Waarheid”: “Over het Meer waait de Wind en hij beweegt de oppervlakte van het water.

Zo kunnen de werkingen van het onzichtbare zichtbaar worden.

Het teken bestaat boven en beneden uit vaste lijnen (yang), terwijl het in het midden onderbroken –vrij- is.

Dat wijst erop dat het hart vrij is van vooringenomenheid, zodat het in staat is tot opname van de waarheid.”

De tweede lijn van het hexagram Innerlijke Waarheid is “Een roepende kraanvogel in de schaduw.

Zijn jong antwoord hem.

Ik heb een goede beker.

Die wil ik met je delen.

De uitleg van Wilhelm erbij is: “Hier is sprake van de onwillekeurige invloed van het innerlijk wezen op gelijkgezinde mensen.”

Ik zie hierin een parallel met het eerste hexagram, met als vijfde lijn: “elk volgt het zijn verwante”.

Vervolg van hexagram 61: “De kraanvogel hoeft zich niet op een hoge heuvel te vertonen; al laat hij ook geheel onzichtbaar zijn roep weerklinken, zijn jong hoort en herkent zijn stem toch wel, en geeft antwoord.

Dit is de echo die door sympathie in de mensen wordt gewekt.

Waar een stemming zuiver en oprecht tot uiting komt, waar een daad de innerlijke gezindheid duidelijk uitdrukt, daar werken ze op onnaspeurlijke wijze ook in de verte; allereerst op degenen die er innerlijk voor open staan, maar deze kringen worden steeds breder.

De wortel van alle inwerking ligt in het eigen binnenste.

Confucius zegt over dit hexagram en over deze lijn: “De edele verwijlt in zijn kamer.

Kiest hij zijn woorden goed, dan vindt hij instemming op een afstand van meer dan duizend mijl.

Hoeveel te meer van dichtbij!

Wijlt de edele in zijn kamer en kiest hij zijn woorden niet goed, dan wekt hij verzet op een afstand van meer dan duizend mijl.

Hoeveel te meer van dichtbij!

De woorden gaan van de eigen persoonlijkheid uit, en werken op de mensen in. De werken ontstaan in de nabijheid en worden zichtbaar in de verte.

Woorden en werken zijn de scharnieren en de voetboogveren van de edele.

Naar gelang deze scharnieren en veren zich bewegen, brengen zij eer of schande.

Door woorden en werken beweegt de edele hemel en aarde.

Moet men dan niet voorzichtig zijn!”

 

Dat is zichtbaar bij mensen die psychologisch en spiritueel zo groeien, dat zij vanaf de plaats waar zij zich bevinden, om het even waar, invloed uitoefenen op hun omgeving, zowel veraf als dichtbij.

Het is niet de bedoeling dat dit een streven wordt, want er moet niets.

 

In het volgende hexagram, nummer 62, “Overwicht van het Kleine”, blijft het beeld van een vogel behouden, nu geen kraanvogel aan de grond, maar een vogel die wil vliegen.

Het orakel “men kan kleine dingen doen.

Men mag geen grote dingen doen”, wijst op nederigheid.

Ook de zinsnede “De vliegende vogel brengt de boodschap: het is niet goed omhoog te streven.

Het is goed beneden te blijven.

Groot heil!” Wat wil dat zeggen.

Blijkt nu, na talloze jaren, na het zoeken en aftasten van mogelijks te betreden paden op het vlak van spiritualiteit en zingeving, na vele gebeden of momenten van inkeer en meditatie, dat het nog werkt ook.

Mensen zoeken u op, vaak om allerhande andere redenen dan vroeger, u ervaart een relatief stabiel gevoel van evenwicht en daarmee gepaard gaande tevredenheid, u meent dat het nu echt wel is vooruitgegaan, want weet u, elke dag ziet u één of andere synchronistisch voorval en elke dag blijft u in de nabijheid van HET door de mantra, en als u alle levensdomeinen nader bekijkt, dan zegt u: het gaat… het gaat verbazingwekkend.

Toch zegt hier het laatste hexagram (dat voor de hexagrammen komt van orde en chaos, 63 en 64), het tweeënzestigste: “Maar de vogel moet niet te hoog willen vliegen en zich verbeelden dat hij wel tot de zon kan komen: hij moet bij de aarde blijven, waar zijn nest is.

Daarmee brengt hij de boodschap, die het teken verkondigt.”

 

In de Filokalia vind ik van Johannes Klimakos de uitspraak “oorzaak van verblinding is de eigendunk”, van Theophanos de kluizenaar: “vrees het meest een hoge dunk van jezelf” en van Ignatius Brjantsjaninov: “wie zich inbeeldt begenadigd te zijn zal nooit genade deelachtig worden”.

 

Ik ben een mens van vlees en bloed. 

Ik ben tevreden. Ik moet niets.

Ik moet u niets vertellen. Niets bijzonders. Het gaat.

Inshallah!

 

In verschillende stadia, in verschillende perioden van mijn korte leven, stel ik vast dat hoogmoed en overmoed de kop opstaken.

Twee extreme gevaren liggen op de loer: enerzijds kan het ego opgeslokt worden door het onbewuste; dan hoort het stemmen heel dichtbij of kan de persoonlijkheid geen enkele beslissing meer zelf nemen, wordt slaafs en onderdanig aan een kerk, een leer, een goeroe; anderzijds kan het ego denken dat hij het onbewuste zelf is, dat het de nieuwe Messias zelf is.

Deze twee vormen van “inflatie” van het ego zijn het die mensen bang maken om de tocht naar zelfverwerkelijking aan te vatten.

En zij die het pad toch bewandelen, ondervinden vaak wat de gevaren zijn en hoe zij vermeden kunnen worden.

 

Ik kan niets! Ik kan niet iets zelf.

Alles wat ik ben en kan is mij gegeven.

Ik kan alleen dankbaar zijn, HET aanroepen in nood, danken bij vreugde en loven op alle andere momenten.

Ik kan niets! Alles is mij gegeven.

Ik kan HET niet trekken naar mij.

Ik kan alleen wachten en geduld hebben.

Ik kan doorgeven, maar wat ik doorgeef, is niet van mij, is geen eigen bezit.

Ik kan alleen deemoedig danken dat ik iets doorgeven mag.

Ik kan niets! Ik kan niet iets zelf.

Alles is mij gegeven.

Alles is genade, want “bent u niet de rechte man, dan openbaart zich aan u niet de Zin”.  

 

 

DAGSLUITING 

      

TIEN is mysterieus.

Tien is een volledig proces, een totaliteit.

Tien is mystiek, omdat het alles omvat en omdat het één is.

Mystiek hoeft niet wereldvreemd te zijn, maar het woord klinkt velen in de oren als vreemd, vaag, duister, moeilijk, zweverig, enzovoorts, maar ik geloof dat een mystieke levensvisie niets van dit alles is.

Mystiek is in de werkelijkheid staan zoals die is: non-dualistisch, vreugdevol, helder, gemakkelijk, eenvoudig en hemels aards.

Ik gebruik voor mezelf vaak gekende symboliek, uit het christendom, omdat ik in de uitdeiningen van die religie ben opgegroeid.

De Dalai Lama zegt dat het niet gemakkelijk, of zelfs onmogelijk is, om van spirituele traditie te veranderen.

Een traditie is niet opgebouwd over één nacht ijs.

Traditie is een resultaat van eeuwenlang zoeken van een heel volk, een heel continent.

Ik kan dit beamen, want het vreemde trekt aan, door de fascinatie, maar niet door wat we er werkelijk van begrijpen.

Toch wil ik mij zelf nergens mee identificeren, niet met één kerk of één traditie.

Ik geloof rotsvast dat een mystieke benadering dit alles overstijgt en aantoont wat spiritualiteit echt is, voor elk mens, voor elk continent, voor elk land en voor elke geloofsovertuiging –zelfs voor wie geen overtuiging heeft.

Dat is het wonder van mystiek, van eenwording, vreugde en tevredenheid.

De taal om over een onverwoordbare mystieke ervaring te spreken bestaat uit symbolen, en deze symbolen vind ik voldoende terug in onze eigen westerse traditie.

Mystiek laat de geest ook toe om vrij te zijn.

Hoe wijsgerig is iemand wanneer hij, overvol als hij is van gedragsregels, moraal, dogma’s, wetten, open wil staan voor het mysterie en voor een medemens?

Wie zijn dan die anderen, die dergelijke rommel weigeren mee te zeulen?

Wie zijn zij? Armen van geest?

Onwetenden? Zondaars? Verdwaalden?

Wie is het dan die oordeelt?

Wie is het die zegt wat anderen dan zijn?

Volgens mij moet de geest totaal bevrijd zijn, helemaal leeg, louter ruimte. Ik moet alles loslaten, ook de traditie, als ik HET wil toelaten!

 

Waarom heb ik u meegevoerd in dit verhaal en in deze uiteenzetting over aspecten van de I Tjing of de YI?

Ik weet dat niet zo goed.

Het vertrekpunt was dat ik iets op papier wou zetten over een orakelboek dat mij al zo lang bezighoudt en waarmee ik moeilijke tijden in mijn persoonlijke leven heb doorworsteld, waar ik steun aan gehad heb, advies, troost, opwekking.

Verder was er de eerzucht.

Een boek schrijven is een droom die ik sinds mijn achtste levensjaar koester, maar de eerzucht vernietigde de inhoud, waardoor ik al een jaar of drie ploeter en pruts aan zinnen, woorden, frases.

Ik stond op een piedesstal en de lezer was publiek.

Ik wou de emotie en de anekdotiek vermijden.

Dit opzet mislukte natuurlijk, want wat het boek voor mij betekende en de waarde dat het nog steeds voor mij heeft, is ook emotie, is een relatie, een verhouding en een overgave.

Geen geloof, want I Tjing is geen geloof.

I Tjing is “in de werkelijkheid” staan, in de “dood-simpele” waarheid van de verandering.

 

 

Een andere reden voor dit boek, dat zijn de mensen die ik op straat zie lopen, kromgebogen, bedrukt, met doffe ogen, schichtig om zich geen kijkend. Ik zie de angst van “niet genoeg”.

Ik zie de begeerte, de onrust, het onbehagen, de ontevredenheid.

Ik zie hen verlangen naar rust, soms naar de dood, een “rust in vrede”.

Ik zie wat ik niet-ben, maar lange tijd “ben geweest” en ik zie in dat het mij nu anders vergaat doordat ik heb mogen kennismaken met een oud Chinees wijsheidsboek.

Ik dacht, wie weet dat, als iemand mijn script leest, hij daardoor de YI leert kennen en dat dan langzaam zijn of haar ogen weer gaan schijnen, dat ze hun rug rechten, vrij worden van angst en geloven in hun eigen ziel, hun eigen entelechie?

Wie weet, dacht ik!

En nu het einde van dit boek nadert, is de vreugde alleen maar groter.

Ik heb de laatste weken alle vruchten geplukt van de voorbije jaren ploeteren en prutsen, en op het moment dat ik niet meer uitkeek naar het resultaat in de toekomst, maar gewoon verder werkte, uit liefde voor het werk zelf en de YI, pas op dat moment verliep het schrijven aan dit boek gesmeerd.

 

Ik wandel in de natuur, door de velden.

Mijn hart jubelt, mijn taak is volbracht.

Ik luister naar een zachte bries in het koren.

De wind zingt met me mee.

Ik hou haar hand vast, haar rug, haar buik.

Zopas, in de cafétaria, nipte ze van haar koffie en moest zij lachen met een opmerking van me.

Ik zei dat ik niets kon opnoemen dat ik bij haar miste.

Ik zei ook dat ik zo blij was, niet alleen omwille van haar, maar omwille van het leven, het fantastische leven dat ik heb.

Wat verder zagen wij een maïsveld.

We liepen er heen.

We wrongen ons giechelend door de stengels en bladeren, tot we verdwenen in de geborgenheid van “de Moeder”.

We vleiden ons tegen elkaar aan en hebben op de Aarde de liefde bedreven.

Ik keek in haar ogen onderwijl en ik zag het licht in haar, ik zag geen angst, geen begeerte, geen onrust, geen onbehagen en zeker geen ontevredenheid.

Ik zag, in het diepste van haar ogen, nadat zij zich eerst over me heen had gebogen en vervolgens terug in evenwicht kwam, haar rug strekte, zag ik de volheid,  “de zon op het middaguur”,  zag ik de liefde, HET.

Toen werd het duister.

Mijn lichaam stremde zich en bijna stikte ik in een half ingehouden schreeuw.

Het volgende wat ik zag was een helder blauw hemelgewelf, de klederdracht van Maria, en in mijn hart moest ik huilen, heel stil, en niet van verdriet, maar wel huilen van geluk. 

 

In acht hexagrammen, van 55 tot 62, en in de zeven stappen zoals die in de eredienst van de trappistenorde aangehouden worden, is dit hoofdstuk opgebouwd.

Acht plus zeven is vijftien, het meesterschap (hexagram 15) door nederigheid en geduld, zodat de geest en de drift (hexagram 16, de Geestdrift) verenigd kunnen worden, zonder slavernij aan of oordeel over één van beide uitersten, maar in het Midden blijvend, zodat ik HET kan navolgen (hexagram 17, het Navolgen) waar de tweede en derde lijn ook een evolutie laten zien:

 

Tweede plaats: “hecht men zich aan de kleine knaap (ego), dan verliest men de sterke man (HET)”
Derde plaats: “Hangt men de sterke man aan, dan verliest men de kleine knaap. Door na te volgen vindt men wat men zoekt”.

 

Na 17 volgt dan weer hexagram 18, het Werk aan het Bedorvene, waarbij de mens het als taak heeft een betere wereld te creëren, niet alleen door maatschappelijke structuren en systemen aan te passen of te veranderen, maar door een innerlijke individuele transformatie, waar iedereen doet wat hij doen moet.

Een geestelijke anarchie als samenlevingsvorm, zo zou je het kunnen noemen, alhoewel het woord anarchie een negatieve bijklank heeft.

Een geestelijke autarkie klinkt wellicht beter, niet?

Och wat, u zoekt het zelf maar uit! Basta!

Ik ben tevreden.

Ik moet niets melden, niets schrijven, niets vertellen.

Dat maakt me erg gelukkig.

Ik moet niets! 

Bent u tevreden? Ik wel.

Niet zomaar, niet plotseling, niet vanzelf.

Maar het gaat hier niet om mij.

Het gaat om “niets”.

 

HET IS WAT HET IS…

U die dit hebt gelezen, bedankt.

  

Handzame, augustus 2002