|
I TJING TUSSEN DE HEMEL EN DE AARDE STAAT DE MENS De grond
van mijn verhaal is de I Tjing, maar de YI steunt op de Logos, op het Woord, op de Naam,
en die is HET. Aangezien
HET levenloos zou zijn indien het karakter ervan niet de beweging is, moet het wel
veranderen, en het verandert slechts dan wanneer de innerlijke tegendelen yin en yang het
voortdurende scheppingsproces gaande houden. In
die zin is stilstand slechts een latente vorm van bewegen. Zelfs
in een toestand van rust is er sprake van dynamiek. Ook
wanneer u slaapt, klopt het hart. Het
klare feit is dat alles in voortdurende beweging is, en daardoor blijft nooit iets
hetzelfde. Organisch
leven houdt in dat oude dingen verdwijnen en nieuwe dingen ontstaan. De
hindoegoden Brahma, Vishnu en Shiva geven dit organische principe weer door middel van een
scheppende, een onderhoudende en een vernietigende godheid. Dat
er een cyclisch gebeuren plaatsvindt, is niet zo erg. Mijn
besef en bewustzijn over de gebeurtenissen in mijn leven maken de werkelijkheid tot een al
dan niet pijnlijke ervaring. Ik
kan het idee hebben dat ik leef in een constante staat van loslaten, in een staat van
verval en een staat van lijden. Mijn
gedachten kunnen zich eenzijdig hechten aan de overtuiging dat, doordat alles verandert,
ik altijd en alleen maar dien los te laten. Ik
zou liever behouden wat onhoudbaar is. In
feite is “de drang tot behoud” een doodswens, want “leven” houdt niets vast en is
een oeverloos bewegen.
Als
ik de dode stof loslaat, bevrijdt ik de levende geest. De
voorwaarde voor de verandering is dus het dynamisch spel van tegendelen. Maar in de YI
vind ik, naast de tegendelen yin en yang, ook een weergave van het proces van opkomst,
behoud en verval. In
de YI heeft elk van de vierenzestig hexagrammen (oerbeelden bestaande uit zes yin- of
yanglijnen) twee “trigrammen”, een bovenste en een onderste trigram. Een
trigram bestaat uit drie lijnen die yin of yang zijn. De
drie lijnen worden ook velden genoemd. De
onderste lijn van een trigram is het aarde-veld, de middelste lijn is het menselijke veld
en de bovenste lijn is het hemel-veld. Als
we yin- en yang- combinaties maken, ontstaan er acht mogelijke trigrammen:
AARDE
HEMEL
MEER
BERG
WIND
DONDER WATER VUUR De
onderste lijn van een trigram symboliseert de lichamelijke kant van het leven, de bovenste
lijn de geestelijke en de middelste lijn het psychische. Volgens Paracelsus lagen drie
oerstoffen aan de basis van alle verschijnselen: kwikzilver (geestelijke-vluchtige),
zwavel (vurige psychische) en zout (vaste duurzame). In
een hexagram, dat uit twee trigrammen bestaat, verdubbelen de hemel-, mens- en
aardelijnen, en dit bijvoorbeeld als volgt in het hexagram “De Vooruitgang” (nummer
35):
Hemel – lijn 6
Hemel – lijn 5
Bovenste trigram
Mens – lijn 4
Mens – lijn 3
Onderste trigram
Aarde - lijn 2
Aarde - lijn 1
Hexagram 35 De
Vooruitgang Het
mensbeeld van de YI heeft grote gelijkenissen met dat van de alchemisten. De
brug tussen de geestelijke onafhankelijke krachten (geest) en de lichamelijke determinatie
(lichaam) ligt in de mogelijkheden die de ziel (psyché) tot ontwikkeling brengt. De
woorden bezieling en zielsverlies wijzen in die richting. De
ziel vindt haar oorsprong in HET en verwerkelijkt zichzelf via een projectie in de vorm,
in een creatief scheppingsproces in de wereld. Geest
Lichaam Ziel (Psyche) Misschien
verveel ik u met lijntjes en trigrammekes. Ik
probeer u te tonen hoe de YI in elkaar steekt, dat het orakelboek werkelijk een weergave
is van een groeiproces dat erg universeel-menselijk is. Ik
ervaar de dualiteit van yin en yang, zoals eerder beschreven, in mijzelf zowel als in de
buitenwereld. Ik
weeg de dingen af. Ik
geef de dingen hun plaats en ik maak keuzes. De
orakels in de YI spreken dan van heil, onheil, berouw en beschaming.
Maar
het denken over de dingen houdt mij in de dualiteit vast. Mijn
rationele vermogens dienen ter onder-scheiding (separatio) van het ene tegenover
het vele, het positieve tegenover het destructieve, enz. Ik
denk dan plotseling het ei van Columbus gevonden te hebben, maar ik vergeet de kip. Ik
bedoel maar dat ik niet verder geraak dan de twijfel en de uiteindelijke verveling. Ik heb mij een tijdlang taoïst gevoeld. Ik dacht dat de natuur, het lichamelijke, de gezondheid en het
fysieke, het allerbelangrijkste waren. Ik had 56 soorten kruiden staan. Ik volgde yoga, tai-chi en tantra. Ik was eigenlijk vooral met mezelf bezig en na verloop van tijd
gaf mij dat niet de volledige voldoening waar ik naar hunkerde. Ik wou ook sociaal en spiritueel actief zijn, maar een mens heeft
maar 24 uren per dag. Dus sloeg ik een geheel andere weg in, de Maria-verering, en werd
erg spiritueel. Zo erg spiritueel, dat ik mijn lichaam vergat. De kruiden beschimmelden, de benen werden stroef en seksuele
verlangens werden aan de kant gezet. Ik was van het ene uiterste in het andere gesukkeld. In
mijn omgeving zag ik dezelfde eenzijdigheid bij mensen. Sommigen
hielden zich voornamelijk bezig met lichamelijk georiënteerde disciplines
(bio-energetica, macrobiotiek, …) en anderen richtten zich eenzijdig op het geestelijke
(spiritisme, meditatie, sjamanisme,…). Ik
kon bij hen en bij mezelf gelijklopende problemen vaststellen. Op
een bepaald moment komt de vertwijfeling. Ik
bleef onbewust van vele “blinde vlekken” die zich situeerden in de alledaagse
werkelijkheid: fixaties op de moeder, psycho-somatische kwalen, dwangneurotische
zelfverheerlijking, enz.. Ik
herkende dergelijke zaken eerst bij anderen –natuurlijk- en pas daarna bij mezelf. Ik
was vaak verdrietig in die tijd. Ik
had het gevoel dat ik mij erg inspande, maar dat ik bleef steken in illusies en idealen. Ik
leefde in een eigen wereld, geïsoleerd van buren, collega’s en de man op de straat. Ik
naderde toen wellicht een depressie. Ik was ontgoocheld in mezelf en voelde me schuldig.
De
dualiteit hield mij gretig in zijn greep. Ik
vond geen brug die de kloof tussen de geest en het lichaam kon dichten. Ik was al die tijd
nalatig ten overstaan van de eigen psyche. Als
ik nog altijd zie hoe menig spiritueel zoeker de “moeder de kerk” inruilt voor een
andere moeder of vader; een goeroe of een sekte; dan is het mij vrij duidelijk dat de
persoon in kwestie, op zoek als hij is naar transpersoonlijke ervaringen, blijft steken in
een pre-persoonlijke toestand van kinderlijke regressie. Het
transpersoonlijke streven en de pre-persoonlijke werkelijkheid zijn in conflict met
elkaar, en beide kunnen elkaar slechts vinden door middel van de opbouw van een stevige
persoonlijkheid, van een “ego” dat weet wat het wil, weet wat het is en weet hoe het
zichzelf in een latere fase kan overstijgen (niet vernietigen). Met
schaamrood op de wangen erken ik bij mezelf hoe vaak ik heb gepoogd een probleem te
verschuiven en niet de moed had een overwinning of een oplossing van een innerlijk
conflict te bewerkstelligen. Ik
heb de eigen angsten, driften, buien zo vaak geprojecteerd op de buitenwereld. Ik
dacht dan dat de problemen waar ik dagelijks mee geconfronteerd werd, oorzakelijk toe te
wijzen waren aan iets of iemand buiten mijzelf. Ik
oefende twee uren za-zen per dag, maar ik was niet in staat in mijn eigen materieel
onderhoud te voorzien, wat ik vervolgens toeschreef aan het kwade werk van de satanische
godheid van het geld. Sommigen
menen misschien in hun meditatie contact te hebben met geestelijke gidsen en engelen, maar
zien niet hoe elk medemens zich van hen verwijderd vanwege het onmogelijke narcistische
karakter dat zij hebben ontwikkeld.
De
YI is in de antwoorden dat het geeft, vaak erg confronterend. Het
boek vlijt niet. Ik
ken mensen die zelfs bang zijn voor de antwoorden van het boek. Dat
is wat overdreven, maar de achterliggende innerlijke motieven van het eigen gedrag komen
bloot te liggen, en wie echt wil kijken, zal ook zien. En
zo kan het dan dat, na verloop van lange tijd, zandkorrel na zandkorrel, de ogen helderder
kunnen kijken, de kop uit het zand wordt gelicht, en een zelfbeeld naar voor komt dat
strookt met de echte, veranderende, realiteit. In
de gnostiek van de tweede eeuw, hangt men de idee aan dat de goddelijke geest zich
manifesteert in de psyche, die opgesloten zit in het lichaam. Al
vlug ontstond in die tijd een haat-liefde verhouding met het stoffelijke-lichamelijke
aspect van het leven. Een
valse Demeurg zou de aarde hebben geschapen en houdt de mensen vast in de materie. De
gnosis onderscheidt drie soorten mensen: de pneumatische, de psychische en de hylische. De
pneumatische mensen zijn volmaakt en spiritueel (perfectus) door de goddelijke vonk
die zich in hen bevindt. De
psychische mens is de eenvoudige gelovige, die onwetend is, en die onderricht ontvangt van
de pneumatici. De
hylische zijn de aardse, stoffelijke mensen die als de laagste soort werden beschouwd. De
filosoof S. Kierkegaard komt in de 19de eeuw tot een gelijkaardige indeling: de
esthetische, de ethische en de spirituele types van mensen. De
alchemie heeft een veel welwillender houding tegenover het lichaam. Zij
zien eerder, net als in diverse gelijkaardige oosterse leerstellingen, het lichaam als een
voertuig van de ziel, een mogelijkheid om zich te uiten, om vorm te geven aan abstracte
waarden als liefde, respect, mededogen,… .
De
YI verdedigt de gelijkwaardigheid van Yinkracht en Yangkracht, maar zij nemen elk een
eigen POSITIE in binnen de totaliteit van de dingen. De
lichte yangkrachten nemen initiatief en leiding, zodat zij sturend optreden, tot bepaalde
keuzes komen en ideeën weten te ontwikkelen. Vervolgens, in overgave, krijgen de
yinkrachten de mogelijkheid om vorm te geven aan het vormloze. De
Grote Yin volgt op de Grote Yang. Nadat
de zon haar stralen op de planeet aarde heeft laten schijnen, ontstaat alle leven, in
diverse vormen: bomen, planten, vissen, dieren en mensen. Het
lichaam volgt de ziel en beide bestaan bij de gratie van de geest. Hoe
onbewuster het individu is van zijn ziel, hoe meer hij ten prooi is aan de lichamelijke
driften en de onbeheerste emoties, en des te meer hij het slachtoffer is van waanideeën
en ziekelijke overtuigingen. In
de Christelijke visie domineert de gedachte van de drievoudige geaardheid van de godheid,
nl. als Vader, als Zoon én als Heilige Geest. In
analogie met wat ik hierboven aangaf, is het geestelijke de Vader, het lichamelijke de
Zoon en het psychische de Heilige Geest. In
het Katholieke geloof is de Heilige Geest mannelijk. Hij
bevrucht Maria. Maar
in het apocriefe evangelie van Filippus staat: “hoe kan een vrouw een vrouw bevruchten?”. Oorspronkelijk
is de Heilige Geest de psyché en in de Griekse traditie is Psyché een vrouw. Maria
is niet bevrucht, in fysieke zin, door de Heilige Geest, maar zij is bezield door
de Geest. Zij
volgt haar ziel, haar missie, haar opdracht.
Het
patriarchale overwicht binnen de katholieke kerk bant al het vrouwelijke uit de
drie-eenheidsgedachte en komt zo in een onevenwichtige situatie terecht waarbij de godheid
enkel als “vaderlijk” en “mannelijk” wordt aanzien. Dit
is helemaal niet in overeenstemming met de alchemistische traditie en met de YI-filosofie. De
visie van de YI is dat, in het universum, een streven naar evenwicht tussen de twee
tegendelen yin en yang, het vrouwelijke en het mannelijke, een natuurlijke streven is. De
tendens van de Eenheid, van de kosmos, is een evenwichtsstreven. Nochtans
resulteert evenwicht in stagnatie, in een steriele stabiliteit. Er
gaat van het evenwicht geen kracht uit. In
de natuur is niets echt en altijd in evenwicht. Het
is precies de onevenwichtige, bewegende en veranderende dynamiek tussen tegengestelde
tendensen die alle verschijnselen in hun bestaansrecht houdt. Het relatieve evenwicht dat
ik in mijn leven ervaar houdt net in dat ik het onevenwicht (de tegendelen in HET) en de
wetten van de verandering aanvaard. De “duivel” is dan niet meer de andere (l’enfer,
c’est l’autre), zoals Sartre ons wil doen geloven, maar de “duivel” is “god”,
l’enfer, c’est Dieu. Voor een katholiek is dit een ondraaglijke gedachte, maar
omdat men deze waarheid niet kan -en wil- dragen, blijft men het kwade van de wereld
projecteren op zondebokken en op krachten en figuren uit “den vreemde”. De
katholieke leer heeft in de vorige eeuw een bescheiden poging ondernomen om het evenwicht
tussen mannelijk en vrouwelijk te herstellen, namelijk met de erkenning van de
ten-hemel-opneming van Maria, de moeder van de Zoon. Mocht Maria evenwel ook als godheid
worden erkend, en de Heilige Geest als vrouwelijk, dan is er een totaal evenwicht tussen
mannelijke en vrouwelijke tendensen binnen het goddelijke, binnen HET.
Zover
is de Kerk nog niet.
Toch
ontstaan, sinds kort, kleine gemeenschappen die de figuur van Maria prefereren boven de
andere drie en die haar goddelijkheid toeschrijven. Als
deze tendens zich voortzet, zal het onvermijdelijke en logische gevolg de erkenning
betekenen van het priesterlijke ambt voor vrouwen. Misschien
kan dit in de toekomst de redding van de Rooms-Katholieke Kerk inhouden? Het
is nuttig de draad weer op te nemen. De
Antieke en de Keltische traditie, waarbij de godheid van de Grote Moeder werd aanroepen,
kunnen we opnieuw in ere herstellen. De
gevolgen op maatschappelijk en individueel psychisch vlak zijn dan van uitermate groot
belang. De
vrouwenemancipatie en de aandacht voor het milieu hebben zich toch weten te ontwikkelen,
maar daarmee is, precies door de strijd met het patriarchale kerkelijke, de draad met het
religieuze en psychische verbroken. Hier
en daar ontwikkelden zich new-age-rages, zoals de wicca en workshops onder vrouwen,
waarbij op rituele wijze de maan wordt vereerd, maar een fundamentele opname van het
vrouwelijk yin-aspect in het totale leven van mannen en vrouwen is er nog niet. Het
gevolg daarvan is het blijvende onbegrip tussen mannen en vrouwen, en de daaruit
voortkomende relationele conflicten, die op hun beurt er weer de oorzaak van zijn dat
depressies en zelfdodingen weergaloos verder uitdeinen. Ik
heb het Maria-gebed ruimer geïnterpreteerd. Ik
geef haar de plaats die haar toekomt, de Isis, de Sapientia, de Grote Moeder die heerst
over lichaam, materie en natuur. Zij
is voor mij de Kwan-Yin, de Grote Yin.
Ik
groet U, Grote Moeder U
bent vol van genade De
Geest is met U Het
geluk biedt u ons aan Meer
dan om het even wie en wat En
vreugde geven alle vruchten uit Uw Schoot Grote
Moeder Bidt
voor ons Die
bedelen om Geest Nu
en in het uur van onze dood Zo
is het. In
de YI is elk trigram een visualisatie van een drie-eenheid. De
middelste lijn van een trigram, de menslijn, staat tussen de hemellijn boven en de
aardelijn beneden. Tussen
de zon en aarde, beweegt zich de maan.
Welke
vraag ik aan de YI ook stel, ik hou altijd rekening met drie aspecten: Wat denk ik erover?
Hoe voel ik mij erbij? Wat
is het concreet?
Als
ik de YI raadpleeg, is de manier waarop ik een vraag formuleer, erg belangrijk. Hoe
stel ik de juiste vraag over een bepaalde levenssituatie of over een probleem waar ik bij
betrokken ben? Het
is essentieel om “open vragen” te stellen en weinig “gesloten vragen”. Een
gesloten vraag is een vraag waarop alleen de antwoorden “ja” en “neen” mogelijk
zijn. De
vraag “moet ik volgende week vrijdag naar de garagist met mijn wagen?” is een gesloten
vraag. Bij
een open vraag zijn er vele antwoorden mogelijk. Ik
zal dan, door associaties en deductie, tot antwoorden komen, die mij in staat stellen een
passende keuze te maken, en dus een daadwerkelijke handeling, een uitdrukking van mezelf,
een betrokkenheid, een deelname aan het scheppingsproces van HET. Alle
onderwerpen komen in aanmerking, zowel op fysiek, emotioneel, relationeel, existentieel,
als op spiritueel vlak. Enkele
voorbeelden van vragen aan de YI zijn: -
Wat zijn mijn
belangrijkste schaduwkanten? -
Hoe kan ik aan
mezelf werken? -
Wat zijn mijn
belangrijkste talenten? -
Wat is op dit
moment in mijn leven van het -
allergrootste
belang? -
Hoe zal de
volgende week verlopen? -
Wat zijn de
gevolgen wanneer ik ervoor kies om……..? -
Wat betekent de
droom die ik vannacht heb gehad? -
Wat betekent de
…lijn van hexagram… -
bij
de vraag die ik heb gesteld? -
Wat moet ik op
dit moment in mijn leven loslaten? -
Waarop kan ik
vertrouwen? -
Hoe ga ik het
beste om met ……? -
Waar moet ik
morgen op letten? -
Hoe is mijn
huidige levenssituatie?
De
samenleving waar ik deel van uitmaak, bestaat uit diversiteit. Als
ik daarin mijn eigen plaats wil vinden, zal ik moeten leren hoe ik het beste kan omgaan
met de diversiteit. Ik
bevind mij tussen miljoenen “voelvormen”. Alles
wat een vorm aanneemt, kan bij mij een gevoel van macht of van onmacht teweegbrengen. Als
ik mij een weg wil banen in de diversiteit, moet ik tot een oordeel komen van wat goed
voor mij is en van wat niet goed voor mij is. Ik
moet dus vaardigheden aanleren om te kunnen leven in een wereld van diversiteit, zonder
dat ik mijn eigen kern verlies! Als
ik de kern vind, valt er niets meer te verliezen, hoef ik nergens nog bevreesd om te zijn. Deze
kern is “grijpen naar je stut”, is de essentie, de Bron die mij voedt. Als ik mij laaf
aan de Bron, kan ik al de rest loslaten. Het
voelt alsof ik onder de douche sta, iets wat ik nu durf te doen. De
diversiteit van voelvormen klettert me om het lijf, maar ik wankel niet (meer).
Vaardigheden
als geduld, respect, vertrouwen, vergeven, loslaten, accepteren, zijn bij mij, door de YI,
versterkt, en ik was mij schoon in yin, in de wereld van vormen en dingen. Ik
word er een mooier mens van, vermoed ik. Ik ben (vol)gewassen.
Ik
hou van het verhaal van Jezus die tussenbeide komt wanneer men een overspelige vrouw wil
stenigen. Hij
komt niet echt tussenbeide. Men
vraagt naar zijn mening. Hij
antwoordt dat wie geen zonde heeft, de eerste steen mag gooien. Iedereen
loopt weg natuurlijk. Vervolgens
zegt hij: “ook ik veroordeel u niet, ga en zondig niet meer”. Wat
kan dat betekenen, vraag ik mij af. Jezus
wilde misschien zeggen dat ook hij zonden heeft? Anders
had hij toch een steen naar haar gegooid? Dat
is een stelling die natuurlijk in strijd is met de Christelijke idee van de “godheid”
Jezus. Anderzijds
was Jezus ook mens, dus waarom niet? Ik
kan de woorden ook letterlijk nemen. Hij
spreekt van “veroordelen”, niet van oordelen. Hij
oordeelt wel, maar veroordeelt niet. Dat
is een belangrijke nuance. Oordelen
getuigt van een gezond onderscheidingsvermogen. Jezus
houdt zich afzijdig van een dwingende moraliteit. Hij
legt niemand iets op. Hij
gaat met de diversiteit van de wereld om, zonder zijn kern te verliezen. Jezus blijft wie
hij is, maar dwingt niemand om te worden als hij. Een
raadgeving doen is niet dwingend. Oordelen
is een individuele zaak.
Als
ik de YI raadpleeg, dan concentreer ik mij eerst op de vraag. Dat
hoeft niet te lang te duren, gewoon proberen om gedachten en omgevingsfactoren die storend
zijn voor mijn concentratie, en die geen betrekking op de vraag hebben, uit te schakelen. Ik
plaats yin- en yanglijnen op elkaar. Niets
bijzonders. Ik
kan in feite op verschillende manieren het orakel van de YI raadplegen. In oorsprong is de
YI een plantenorakel. Daarvoor
gebruik ik vijftig duizendbladstengels. Via
een ingewikkeld ritueel, dat ik hier niet zal uitleggen omdat ons dat te ver zou leiden
–zie daarvoor deel twee van de Wilhelmeditie-, kom ik tot een bepaald hexagram. Ik
lees dan wat bij het orakel geschreven staat. Behalve
het plantenorakel, kan ik ook gewoonweg het boek opengooien en lezen waar mijn vinger naar
wijst. Ik
kan ook een getal bedenken tussen één en vierenzestig en het hexagram opzoeken dat bij
het getal hoort. In
het westen is de driemuntenmethode de meest gangbare. In
China was het Shao Yun (Shao Yung) die deze methode heeft gepropageerd. Zij werd tijdens
de zuidelijke Song-dynastie (1127-1379) op grote schaal toegepast.
Hoe
zit dat systeem in elkaar? Ik
werp drie munten, zes maal na elkaar, op. Ik
geef de getalwaarde drie aan de kopzijde en de getalwaarde twee aan de muntzijde. Ik
maak een hexagram door onderaan te beginnen bij de eerste worp. Vervolgens bouw ik, na zes
yao (lijnen), een figuur op uit deelbare of ondeelbare lijnen. Een
deelbare lijn is een yinlijn en komt voor wanneer de som van de drie munten deelbaar is
door twee (bijv. Munt+Kop+Kop=2+3+3=8=deelbaar door twee = yinlijn). Een
ondeelbare (rechte) lijn is een yanglijn en komt voor wanneer het getal dat ik bekom, door
de getallen van de drie muntzijden op te tellen, niet deelbaar is door twee. Dus
na zes worpen bekom ik een hexagram. Als
ik het systeem toepas, krijg ik telkens vier mogelijkheden. Ik
krijg als som van de gegooide munten de getallen 8 of 6 of 7 of 9. De
6 en de 8 zijn yinlijnen, de 7 en de 9 zijn yanglijnen.
De
trigrammen als symbolen tonen mij de uitdrukking van de beweging van de dingen, in hun
verandering. Ik
bedoel niet dat trigrammen afbeeldingen van de dingen zijn. Ze
verwijzen niet naar een “zijnstoestand”. Trigrammen, net als hexagrammen, zijn
archetypen. Daarom
hebben ze, door de eeuwen heen, diverse associatieve betekenissen gekregen. Trigrammen
weerspiegelen processen in de natuur die overeenstemmen met de symboolwaarde ervan. De
Chinese namen voor de trigrammen zijn K’oen, Tsjen, Li, Twei, Tj’ièn, Soen, K’an
en Ken. Vertaald
volgens Wilhelm zijn het respectievelijk Het Ontvangende (de Aarde), Het Opwindende (de
Donder), Het Zich-Hechtende (het Vuur), Het Blijmoedige (het Meer), Het Scheppende (de
Hemel), Het Zachtmoedige (de Wind), Het Onpeilbare (het Water) en Het Stilhouden
(de Berg). Plaats
ik de acht trigrammen onderling op elkaar (acht x acht mogelijkheden), dan ontstaan
vierenzestig hexagrammen. Als
ik alle lijnen van alle hexagrammen, driehonderd vierentachtig in het totaal (64
hexagrammen met elk 6 lijnen), met elkaar
combineer, kunnen ontelbare verbindingen verschijnen. De
drieënveertig lottocijfers zijn, in vergelijking daarmee, een peulschil. Het
eerste jaar dat ik de YI bestudeerde, was een experiment niet ver weg. Ik dacht dé
methode te vinden om rijk te worden. Als
de YI zo betrouwbaar was, zo dacht ik, waarom dan het boek niet toepassen op het vinden
van de juiste cijfers van de lotto-trekking. Zo
gedacht, zo gedaan. Ik
werp de munten op en verschillende lijnen en getallen springen in het oog. Daaruit
neem ik intuïtief enkele cijfers en kruis die aan op het lotto-formulier. Terwijl
ik daarmee bezig was, had ik een naar gevoel. Ik
twijfelde aan mijn gedrag en vooral aan mijn motivatie. Hoe
was het mogelijk dat ik een sacraal boek gebruikte voor egoïstisch financieel gewin? Ik
stopte het experiment en ik stelde een nieuwe vraag aan de YI: wat vindt de I Tjing van
mijn gedrag en het experiment? Het
antwoord, hexagram 4, maakte onmiskenbaar duidelijk dat ik getuigde van jeugddwaasheid,
van onwetendheid, dat de gemene man in mezelf aan het werk was en verderf uitzaaide. De
orakeltekst “De jeugddwaasheid van een beperkte geest brengt beschaming” geeft als
uitleg: “Voor jeugdige dwazen is niets hopelozer dan in hersenschimmen verstrikt te
raken. Hoe
eigenzinniger ze vasthouden aan de ideeën, die ze zich eenmaal in het hoofd hebben gezet,
des te zekerder zal beschaming hun deel zijn.” Ik
schaamde mij. Ik
voelde mij betrapt, zoals bij het spieken op school. Ik
voelde mij zo slecht dat ik de resultaten van het experiment verfrommelde en in de
prullenmand gooide. Ik
bekwam van de emoties, dronk wat koffie en enkele minuten later overwoog ik een nieuwe
vraag aan de YI. Ik
vroeg: wat vindt de YI van het feit dat ik met het experiment stop en de gevonden notities
in de prullenmand heb gegooid? Als
antwoord kreeg ik hexagram 24, Het Keerpunt (de ommekeer), dat veranderde naar hexagram
50, De Spijspot. De twee hexagrammen verwijzen naar een verandering, een transformatie in
de goede richting. Ik voelde mij heel sterk bevestigd in mijn nieuwe handelswijze. In
eerste instantie was het experiment opgezet om me persoonlijk te verrijken, terwijl de
tweede vraag ontstaan was uit het besef dat ik foutief van de YI gebruik had gemaakt.
Ik
heb tot op heden het gevoel dat, door middel van de YI, een leraar aan het woord is die
mij duidelijke richtlijnen geeft om mijn integriteit en authenticiteit te bewaren. Nog
altijd gebeurt het wel dat de YI mij terechtwijst en aantoont dat overmoed en trots de kop
opsteken. Op
andere momenten is het een ondersteunde, en positief bevestigende, bron van inspiratie. Ik
heb nooit een betere en eerlijker vriend gehad. Het
trigram k’an (het onpeilbare, het water) is als archetype nauw verwant met de
anima. De
anima en de animus worden ook wel de psychische bruid en bruidegom genoemd. De
anima in de man (de vrouwelijke kant van de man, veelal geprojecteerd op de buitenwereld,
in eerste instantie op zijn moeder, in een latere periode op zijn levenspartner) of de
animus in de vrouw (de mannelijke eigenschappen in een vrouw, veelal geprojecteerd op de
ander in de buitenwereld, in eerste instantie op de vader, in een later stadium op de
partner), hebben invloed op de ervaringen en de omstandigheden van de dagelijkse
realiteit. Zij
liggen aan de basis van moeilijke fasen in het leven, maar zijn tegelijk een zegen voor de
groei van de persoonlijkheid, want beide archetypes maken het mogelijk om een unieke zin
aan het leven te geven. Als
wij de levenszin niet in onszelf ontwikkelen, zoeken wij die buiten ons en dan bevinden
wij ons ongewild in de figuurlijke shit.
Ik
gaf mij blindelings over aan een bepaald type vrouw. Soms
leek ik “in bezit genomen” door haar. Ik
was mezelf niet meer. Soms
verdween een vrouw en werd alles rustig. Vrienden
zegden dat ik “weer mezelf was”, maar algauw verscheen een nieuwe deerne en net als
een Lorelei zoog zij mij mee naar de diepe duisternis van de liefdeszeeën. Ik
schreef toen mooie verhaaltjes en gedichten. Die
werden nog gepubliceerd ook. Stel
je voor! Een proevertje? “Hij
houdt haar knie vast, zegt een zin –of was het een woord, maar dat is hij vergeten- en
laat haar knie weer los. Zij
zit op zijn schrijftafel, met opgetrokken benen, half gespreid. Zij
zegt dat ze zichzelf niet eens kent, niet weet wat ze wil, dat alles haar onverschillig
laat. Hij
zou haar kunnen helpen, een theorie op de mauw spelden over de zinvolheid van het bestaan. Hij
zou haar kunnen troosten, haar tegen zich aan drukken, in haar oortje gieten dat het feit
dat zij in zijn aanwezigheid vertoeft, al zo zinvol is, omdat hij dan kan voortbestaan,
omdat hij zich dan niet eens voor een trein hoeft te werpen en geen gif dient in te nemen. Hij
zou dit alles kunnen zeggen en haar zachtjes in de slaapkamer dwingen en nederduwen en
strelen gaan, woorden lozen om te zeggen dat ze mooi en prachtig is en hij zou van de
eeuwigheidsbeloften kunnen doen etcetera. Maar
neen, het enige wat hij doet is kijken, staren en bewonderen, tot ze onrustig slaapt. Hij
breekt niet één schelp. Hij
vervuilt niet één vierkante millimeter huid. Dan
geeft hij haar misschien wel een laatste zoen en legt zich te slapen, misschien wel voor
de laatste keer en dan denkt hij, het was een mooie laatste dag, en vervolgens trotseert
hij de aanvallende dromen, in angst, in vreugde en in geborgenheid. Wellicht
voor de laatste keer.” Liever
een gedicht? OKTOBER Schrijlings
dom weg zijn van
verlangen naar het dode punt Achter
af Al
waar in de vreugde de pijn begint gelijk
de stam ooit de
walnoten nu uit
de takken in
oktober. Zo
komen jij en ik eerst
samen dan
uit elkaar en
weer bij één Als
de chaos bij
het ontstaan Of
als kegels ijs in de winter Laat
het gewoon weg onder gaan van
jouw zon der zonden in
mijn heel al deze
morgen nog daarnet.
Daar
hield ik mij allemaal mee bezig en ik moet er nu een beetje om lachen. Ik heb met scha en
schande moeten ontdekken dat het loskomen van de moeder, en de daardoor ontstane
verwachtingen van zorg, liefde en bekommernis naar een andere vrouw toe, een netelig
probleem is bij de groei van de mannelijke persoonlijkheid. De
verdringingen in een patriarchale cultuur van vrouwelijke trekken en neigingen bij een
man, leiden natuurlijk naar een opeenstapeling van deze verlangens in het onbewuste. Daardoor
worden zij geprojecteerd op een ander persoon. De
kans bestaat dat een obsessieve romantische relatie ontstaat, een symbiotische relatie,
een zachte vernieling van twee individuen. Een
man kan daardoor met zijn eigen meest bedenkelijke zwakheid trouwen, wat ik trouwens
vlijtig heb gedaan, en waardoor vele andere en merkwaardige huwelijken en echtscheidingen
zijn te verklaren. Een
archetype, zoals anima en animus dat zijn, stammen uit het collectief onbewuste. Daarom
komen zij nooit geheel overeen met een levend individu, want hoe individueler een mens is,
hoe minder dat hij of zij zal overeenstemmen met het beeld dat op hem of haar wordt
geprojecteerd. Het
individuele is uniek en een specifieke mengeling van afzonderlijke kenmerken. De
kloof die er is tussen de drager van een archetypische projectie en de werkelijke
individuele persoon ziet men aanvankelijk niet, door het intense moment van de overdracht,
maar met de tijd wordt het duidelijk dat het individuele helderder naar voor komt en
volgen onvermijdelijk teleurstelling en conflict bij diegene die het collectief
ideaalbeeld had geprojecteerd.
Ik
wou op een gegeven moment een projectie van mijn innerlijke anima op een fysiek bestaande
vrouw vermijden. Zo
behield ik de nodige energie om een eigen levenszin te zoeken, een eigen levensweg te
bewandelen, losstaand van een ander mens en niet gegrepen door romantische idealen, noch
steunend op een toekomst die zich aandient als een paradijs, maar niets meer dan een fata
morgana blijkt te zijn. Ik
had een projectie nodig die het menselijke ruim oversteeg; een sublimatie van de
seksualiteit als betekenisvorm. Maria…Maria…
Zij heeft mij uit de draaikolken van mijn psyche bevrijd. Ik
had de opdracht de vrouw in mezelf te doorzien. Ik
koos altijd weer partners die de mij onbekende en onbewuste delen van mijn persoonlijkheid
weerspiegelden. Ik
wou en zou projecties opgeven! Ik
wou geen egoïsme, geen narcisme, maar onafhankelijkheid en vrijheid. Ik
moest alle idealen en romantische beelden omtrent de liefde loslaten. Dit
gaf ook verdriet en eenzaamheid, maar toch kon geen geliefde mij weer in de boeien slaan. Ik
heb jaren nodig gehad om dit ook daadwerkelijk toe te passen. Inmiddels
is het gevoel van verliefd zijn nooit meer zo intens als vroeger, omdat ik mij aan geen
enkel ander mens wil verliezen. Toch
ben ik in staat tot overgave aan een ander, tot liefde voor een ander, als een bewuste
keuze, zonder dat mijn eigenheid nog gevaar loopt. Misschien
is de verliefdheid minder fel, maar de liefde des te diep? Misschien ben ik nu wel in
staat om met vele mensen liefdevol om te gaan? Als liefde zich concentreert op één
individu, en daardoor de rest uitsluit, is er voor mijn part geen sprake meer van liefde,
want liefde sluit niets en niemand uit. De
I Tjing orakelt in dat verband: “Gemeenschap met mensen in de clan: beschaming”. Als
uitleg staat: “Hier is het gevaar van cliquevorming op grond van persoonlijke en
zelfzuchtige belangen. Zulke
aaneensluitingen, die exclusief zijn en geen plaats voor allen hebben –die een deel van
de mensheid moeten verdoemen om te bereiken, dat de anderen zich aaneen kunnen sluiten-
ontstaan uit lage motieven en leiden daarom op den duur tot beschaming.”
Tussen
hemel en aarde staat de mens. Ik
had een brug gevonden tussen boven en beneden en ik voelde mij behoren tot een groter
geheel. Ik
voelde mij door en in HET gedragen. De
consequentie daarvan was de nood aan een gedrag dat zich gedroeg als verdragen.
Zo
ontwikkelde ikzelf, als edele raadpleger van de YI, een roterende, verspreidende
voorbeeldfunctie. Er
had een evolutie plaatsgevonden van hard naar hart, een woordenloze leer,
want boeken en woorden waren geen voorwaarde meer. Een
levensgezellin gooide de I Tjing ooit naar mijn hoofd, omdat zij zo kwaad was dat ik haar
het boek cadeau had gedaan. Zij
dacht dat ik haar wou bekeren. Zij
dacht dat ik met dit gebaar, haar wou wijzen op een falen in haar levensloop. Ik
was geschokt, woedend en verbaasd. Sindsdien
is er veel veranderd. Inmiddels
gooi ik zelf met het boek, in cursussen en workshops, wanneer ik merk dat de deelnemers
het boek gaan vereren, of een bovenmenselijke waarde gaan hechten aan de woorden die er in
staan. Zo
was er ooit een zen-meester die op het boeddha-beeld in de tempel ging plassen, om daarmee
de relativiteit van de aanbidding aan te tonen, zodat de aandacht van de leerlingen van
buiten naar binnen verschoof, van het uiterlijke beeld van de boeddha naar de innerlijke
boeddha-geest die wij allen zijn. Geen
woorden, geen boeken. In
HET is niets voorwaardelijks. HET
is onpersoonlijk, onzijdig en onvoorwaardelijk. Alleen
al de aanblik van een voorbeeld is voldoende. Laat
de woorden, maar houd de aandacht op HET. Laat de woorden, maar doe HET, want de dracht van HET in elk individu is een gedrag van verdragen te ontwikkelen.
|