|
I TJING WAAR HET OMGAAT? VERANDERING
is een “doodsimpele” waarheid. De
enige werkelijkheid, en dus waarheid, is het feit dat alles verandert. De
enige zekerheid is de onveranderlijke regel dat alles voortdurend verandert. Dat
is een eenvoudige waarheid. Het
is eenvoudig om in mijn leven vast te stellen dat alles voorbijgaat. Wat
voorbijgaat, is dood. Hoogstens
kan het in de herinnering, in het denken, blijven leven, maar in werkelijkheid is het
dood. Verandering
is dus een dood-simpele waarheid. Ik
moet geen filosoof zijn om dit te begrijpen. U
ook niet.
Ik
neem u mee op een zwerftocht naar de grondslagen van de I Tjing of het
boek der veranderingen. Als
u echt de diepte ervan ervaart, komt u heel dicht bij uw eigen bron en wanneer u uit uw
eigen bron kan putten, ervaart u tevredenheid. Zo
eenvoudig is dat. Naast
de waarheid van de verandering als enige werkelijkheid, is er dus de simpele mogelijkheid
tot een leven in tevredenheid. U
bent geschrokken? Toch neem ik u mee. Mocht u dat willen? Hoe
kan nu de I Tjing, een boek waarvan de eerste bronnen teruggaan tot 1000 jaar vóór onze
jaartelling, nog altijd actueel zijn? De
oorsprong ervan ligt in Siberië. De
taal dat het boek spreekt is een orakeltaal. De
I Tjing biedt mij een betrouwbaar model om alle verschijnselen in en buiten mezelf een
plaats te geven. In
ons taalgebied bestaan er tientallen boeken die als titel “I Tjing” dragen, maar
helaas zijn het vaak subjectieve interpretaties van de desbetreffende auteurs.
Ikzelf
wil in dit manuscript trouw blijven aan de vertaling van Richard Wilhelm, die meer dan
tien jaar aan zijn vertaling heeft gewerkt en die daarvoor heel China heeft doorkruist. Hij
had grote voeling met de oosterse manier van denken en leven. Ik
hou ook van de archaïsch-poëtische taal die Wilhelm voor zijn vertaling gebruikt. Wellicht
klonk deze taal modern in de oren in de jaren twintig van de vorige eeuw, maar nu straalt
zij een plechtigheid uit die, naar mijn mening, het oude boek alleen maar ten goede komt. Dankzij
het voorwoord van de Wilhelm-vertaling, geschreven door Carl Gustav Jung, ben ik mij meer
gaan interesseren voor de psychologische diepgang van de I Tjing. Het
commentaar dat Jung schreef bij een ander Chinees boek, “het geheim van de gouden bloem”,
een alchemistisch geschrift, heeft mij eveneens een dieper inzicht gegeven in de I Tjing. Toen
ik in de bibliotheek voor het eerst een regel in het
boek der veranderingen, de I Tjing, las, was ik als door de bliksem geraakt. Bij
alles wat ik onder ogen kreeg, kon ik alleen maar instemmend knikken. Een vreugdegevoel
overheerste, want ik meende eindelijk begrip te vinden, niet bij een mens, maar in een oud
boek, door velen vergeten en door anderen afgedaan als wichelarij.
Als
ik de I Tjing raadpleeg, dan lijkt het wel of een “oude meester” mij aanspreekt, mij
aanmoedigt en mij zinvolle richtlijnen geeft. Al
veertien jaar ervaar ik de speelse vreugde bij elk I Tjing-antwoord en ik val nog steeds
van de ene verbazing in de andere. Het
wonderlijke toeval speelt een, voor het westen, ongehoord spel, maar daarom niet een
minder waarachtig spel. Hexagrammen
(beelden uit de I Tjing die gevormd zijn door zes rechte of gebroken lijnen) vallen mij
toe, als dankbare geschenken, in het fantastische leven dat mij is gegeven. Ik
blijf het kind dat voor het eerst leert en ontdekt, en de wonderen daarbij zijn niet ver
weg, want de ver-wondering is mijn dagelijkse vernieuwing. Ik
leef in een voortdurend vernieuwende wereld van verandering. Ik
ben tevreden. En u? Dit
boek is ontstaan uit de nieuwsgierigheid van velen. Zij
stellen mij vragen als ze horen dat ik de I Tjing bestudeer. Verder
is het de weerslag van mijn persoonlijke weg met het boek.
Ik
denk dat mensen zich in dit verhaal kunnen herkennen en dat zij zich hierdoor betrokken
voelen. De
I Tjing of de YI is geen dogmatische leer. Indien
het al een leer is, dan is het de leer van de verandering. Niets
is blijvend hetzelfde. Ik
zie dan dat dingen en mensen veranderen. Of
beter, niet de dingen en de mensen veranderen, maar de verandering is inherent aan de
dingen en de mensen. Het
is er onafscheidelijk deel van uit. De
waarheid van de verandering geeft mij de zekerheid dat ik, door de verandering zelf,
verbonden ben met anderen. In
feite kan ik stellen dat er niets is dan de verandering zelf. Iets
ontluikt, groeit aan en verdwijnt. Alles
komt altijd terug en gaat altijd weer weg.
Dat
is de harde realiteit van de verandering. De
realiteit IS hard, want ik krijg steeds, op een of ander moment, te maken met sterven, met
loslaten en met opgeven. Hoe
moet het dan? Hoe
kan ik tevreden zijn in een wereld die mij dwingt om te leven in een staat van sterven? Dat
is de essentiële vraag waar de I Tjing altijd weer probeert een antwoord op te geven, in
elke nieuwe situatie, op elk nieuw moment. De
wijze figuur die tussen de regels door schijnt te spreken, stuurt ons in de richting van
wat in het eerste hexagram van de I Tjing, nl. Het
Scheppende (dat alleen uit rechte ononderbroken lijnen is opgebouwd), is omschreven als:
“wordt een mens uit één stuk, die de kracht weet te vinden in zichzelf”. De
Wu Chü of
de Edele,
nl. diegene die de I Tjing raadpleegt met de
beste bedoelingen, is de bemiddelaar tussen de hemel en de aarde, tussen het onzichtbare
en het zichtbare, tussen het energetische en het stoffelijke. De
MAterie en de enerGIE vormen samen de MAGIE van opkomen en ondergaan, van de eb en de
vloed in het leven.
Om
in de stormen van het leven mijn weg te vinden, raadt de I Tjing mij “het Pad van het
Midden” aan, dat net als in de Socratische en in de Boeddhistische traditie, aanmaant om
alle uitersten te vermijden. “Overdaad
schaadt,” zoals de volksmond het bondig formuleert.
Maar
zo eenvoudig liggen de zaken vaak niet. Geregeld
bevind ik mij op een uiterste, maar merk ik het niet eens op. Een
soort besef (awareness) is nodig als ik voeling wil hebben en houden met
wat zich in mijn innerlijke wereld en met wat zich in de buitenwereld afspeelt. Het
“boek der veranderingen”
wakkert het besef (de awareness)
aan. Met
een beetje goede wil en als ik vastgeroeste vooroordelen laat varen, lukt het mij om de I
Tjing te ervaren als een boorplatform waarmee diepe schatten in mijn eigen psyche naar
boven gehaald worden. Ik
slaag erin, door steeds weer het Grote Werk (het Magna
Opus
zoals de alchemisten het noemden) te herhalen, om vele giftige bestanddelen van mijn
karakter (lood) om te vormen tot een ondersteunende uitstraling (goud). Misschien ben ik
dan helend en positief besmettend op mijn omgeving? Misschien ben ik constructief bezig
mee te werken aan een betere wereld?
Ik
erken de eigen verantwoordelijkheid in het grotere geheel en ik weet daardoor juiste
keuzes te maken opdat ik, met anderen, erin zou slagen het leed op aarde iets te
verzachten en het samenleven aangenamer te maken. Dan
is er vreugde, blijmoedigheid en een sterk gevoel van tevredenheid.
Dat
gevoel zegt mij dat ik er vrede mee heb dat ik in vrede leef. Als
iemand sterft, zeggen wij: “rust in vrede”. We
hoeven niet zo lang te wachten, toch? Ik
wens het iedereen toe; een leven in rustige vrede. Kijk,
ik gebruik in dit boek soms moeilijk klinkende namen en woorden, maar leest u daar gerust
over. Zie
het als wat dikdoenerij of een schrale poging tot enige vorm van legitimering. Ook al moet
ik u niets bewijzen, toch geniet ik ervan u te kunnen aantonen op welke fundamenten de I
Tjing is gebouwd. Het
gaat niet om de woorden, maar om wat erachter verborgen zit. Ik
had –mocht ik het talent hebben- beter in orakeltaal geschreven, maar dan leek het wel
als een toevoeging op de I Tjing zelf, en dat is niet mijn recht.
Groeien
betekent niet altijd dat ik groter, beter, sterker, machtiger moet worden. Groei
betekent de innerlijke kracht ontwikkelen, zodat ik in de realiteit van de verandering
gelukkig en tevreden ben en blijf. Innerlijke
kracht is uiteindelijk het fundament van de tevredenheid en wat zich in de diepten van de
psyche afspeelt, is niet altijd naar boven gericht, maar houdt ook in dat ik de noodzaak
erken om mij soms naar beneden te richten, zodat ik dan kleiner, slechter, zwakker en
nederiger ben. Als
ik steun zoek in mijn innerlijke kracht, is het resultaat van wie ik ben en wat ik doe, in
feite van geen belang, en is het gevaar van een psychische inflatie –wat overmoed en
hoogmoed betekent- geweken. Ik
heb ze vaak ontmoet, de zogenaamde helers, de reiki-meesters, de astrologen, de
lichtbrengers en de paranormaal begaafden, die zich opwerpen als adepten van het
watermantijdperk en die alle heil beloven als ik maar mijn leven organiseer naar wat zij
mij verkondigen. Ik
zeg u niet dat iedereen die zich daarmee inlaat, zich lichtzinnig en onverantwoord
gedragen. Integendeel,
ik ontmoet geregeld wel mensen die authentiek, wijs en deontologisch met hun kennis te
werk gaan. Toeval
of niet, maar het kaf was tot nu toe talrijker dan het koren. Begrijpt u? Maar misschien ligt dat aan mij hoor, want het spreekt voor zich dat ik niet toevallig die mensen ontmoet die ik op dat bepaalde moment ontmoeten moet.
Ik
bedoel maar, ik heb eruit geleerd, uit de handelswijze van mythomanen, halfgare goeroes en
andere borderline types. De
I Tjing spreekt over dergelijke lui als volgt: “Hoogmoedige draak zal reden hebben tot
berouw. Hij put zich gaandeweg uit. Hoogmoed
betekent, dat men wel naar voren kan dringen, maar zich niet terug kan trekken; dat men
alleen het bestaan kent, maar niet het ondergaan; dat men alleen weet van winnen, maar
niet van verliezen. Alleen
de heilige verstaat het, zich naar voren te dringen én zich terug te trekken, vast te
houden én op te geven, zonder dat hij zijn ware aard verliest. Dat
kan alleen de heilige!” Hierin
verwijst de I Tjing naar een “heilige” als naar iemand met een ingesteldheid die
steunt op innerlijke kracht. Vaak
heb ik tot mijn spijt moeten vaststellen dat sommige helers zelf ziek bleken,
reiki-meesters jonge zielen zonder ervaring, de astrologen bijgelovig, de lichtbrengers
duistere figuren, de paranormaal begaafden totaal onbevoegd. De
kern van de I Tjing vind ik in het tweede luik van de Wilhelm-vertaling, in de Ta Tsjwan
of de “grote verhandeling”.
Daarin
ligt voor mij de essentie! In
de eerste afdeling van de Ta Tsjwan, in hoofdstuk V, §9 lees ik: “de
beide oerkrachten (yin en yang, duisternis en licht, materie en energie), in hun wisseling
en wederkerige werking, dienen ter verklaring van al de verschijnselen van de wereld. Maar
er blijft een rest over, een laatste waarom. Deze laatste diepte van het Tao is de geest,
het goddelijke, ondoorgrondelijke ervan, dat we slechts zwijgend kunnen vereren”.
De
I Tjing heeft doorheen de eeuwen verschillende invloeden ondergaan. Het
boek is, volgens mij, het boek van de
toekomst. Het
is eclectisch en op een uitzonderlijke wijze biedt de I Tjing mij de mogelijkheid om op
een unieke manier mijn eigen wezen tot werkelijkheid te maken. De
I Tjing is niet het doel, is er niet om te vereren, maar is een middel om mijzelf te
realiseren. I
Tjing is zelfrealisatie. De
I Tjing is het alchemistische boek van de ziel (psyche). Het
is daadwerkelijk behulpzaam bij het individuatieproces, waar Jung het telkens over heeft.
Voor
de éénentwintigste eeuw, waar deskundigen spreken van een mogelijke epidemie door
depressie bij mensen, kan de I Tjing sommigen van hen werkelijk ondersteunen en helpen. In
het voorwoord van de Wilhelm-vertaling schrijft Jung: “De I Tjing biedt zich niet aan
met bewijzen en klare resultaten: het maakt geen ophef van zichzelf en het is niet
gemakkelijk te benaderen. Als
een deel van de natuur wacht het tot het ontdekt wordt. Het
leurt niet met feiten of macht, maar voor hen, die streven naar zelfkennis, naar wijsheid
–als er zoiets bestaat- is het wellicht het juiste boek. Voor
de één zal de geest, die het doordringt, zo klaar zijn als de dag, voor een ander wazig
als de schemering, voor een derde duister als de nacht. Wie
er niet voor voelt, hoeft het niet te gebruiken; wie er iets op tegen heeft, hoeft de
waarheid ervan niet te erkennen. Laat het de wereld ingaan ten bate van degenen, die in staat zijn de betekenis ervan te begrijpen”.
|