|
I TJING ZWERVEN In het boek
“De Alchemist” van Paulo Coelho zie ik hoe de hoofdfiguur op zoek is naar een schat. Hij reist daarvoor
naar de piramiden van Egypte en hij komt tot de ontdekking dat de schat begraven ligt
naast de kerk van zijn dorp. Hij dus terug naar
af. Zo zie ik mijn
eigen reis. Het katholieke
geloof liet ik schijnbaar achter me. Ik werd getrokken
naar het taoïsme en het boeddhisme. Ik las boek na
boek, volgde lezing op lezing, en ik was erg geïnteresseerd in het lamaïsme, het
zenboeddhisme, in tai-chi en in yoga. Via Danny, een
goeie vriend, kom ik in aanraking met de I Tjing, het boek der veranderingen. Ik ben van dan af
aan gefascineerd door China.
Ik heb het zo te
pakken dat ik alle meubelen het huis uitkieper en op de grond leef, eet, vrij en studeer. Ik gebruik stokjes
om te eten en de kleuren in huis zijn hoofdzakelijk rood. Zo erg kan iemand zichzelf
verliezen, en datgene nabootsen wat men niet is, om zichzelf te vinden. In de vertaling van
de I Tjing van Richard Wilhelm vind ik een voorwoord dat door Carl Gustav Jung is
geschreven. Dit raakt mij diep. Ik ben eensklaps
een freak van Jung. Alles wat in het
Nederlands over Jung is verschenen, verslind ik, als een ziekelijk monster dat op zoek is
naar volmaakte bevrediging. Ik kom in aanraking
met de alchemie. Ik leer over
droomduiding, analytische psychologie, hoe overdracht werkt, de macht van projecties, over
archetypen en synchroniciteit. Een magische wereld
gaat open, een wereld die evenwel in mijn omgeving zo erg met de realiteit overeenstemt
dat ik verder moet gaan. Ik hoor voor het
eerst over het begrip “gnosis” en ik verken vervolgens de antieke wereld van
Antiochië, Alexandrië en ik maak kennis met de ideeën van het hermetisme.
Ik leer over Nag
Hammadi en de apocriefe evangeliën, waar nu een Jezus op het toneel verschijnt die anders
is dan in de evangeliën die enkel door de katholieke sekte zijn erkend. Ik leer een Jezus
kennen die “Maria Magdalena op de mond kust”, een Jezus die spreekt in “koantaal”,
in orakeltaal, en die ons aanraadt: “wees voorbijgangers!”. Ik ben terug aan
af, na enkele jaren geestelijk rei-zen. Ik kom bij mijn
dorpskerk en vind diep onder de fundamenten een schat. En met het nieuwe
beeld van Jezus ontstaat een nieuwe kijk op alle leermeesters van vroeger. Ik zie hen als
mensenzonen en –dochters die wij allen zijn, die hun levensdoel vorm hebben gegeven op
hun eigen unieke manier. Ik zie God, Allah, Jezus, Mohammed, Boeddha, Khrisna, Brahman, enz. anders, geheel anders, net zoals ik oost en west nu anders zie, als verschijningsflitsen van één en hetzelfde fenomeen, als diverse Namen van het Naamloze, van het Mysterie dat het Goddelijke Is, als delen van het Ene Grote Geheel, van het Hele Al (Heelal), van HET.
|