|
DE LEVENSWEG VAN KRISHNAMURTI DE ALOMVATTENDE LEEGTE Op sommige punten was Krishnamurti's
sterven even geheimzinnig als zijn leven. Het had iets ironisch dat hij
gedurende vele jaren van zijn leven meende dat het voor heem makkelijker was 'weg te
glippen' dan in leven te blijven, ten slotte in leven bleef toen hij ernaar verlangde 'weg
te glippen'. Ook had hij gemeend te weten wanneer
hij sterven zou en toch kwam zijn sterven voor hem onverwacht. Toen hij in zijn laatste bandopname
in Ojai over die 'godvergeten Indiase bijgelovige ideeën' sprak, had hij ongetwijfeld
gedoeld op het in India traditionele geloof dat een heilig man door zijn wil kan
maken dat hij sterft. Nu had K. wel kunnen sterven door te
vragen hem los te koppelen van de voedingsbuis, maar dat zou volgens hem zelfmoord geweest
zijn en schending van de heilige opdracht waarmee het lichaam aan zijn zorg was
toevertrouwd. Was echter de wil tot sterven
als die het gewenste resultaat niet ook een vorm van zelfmoord?
K. uitte er zijn verwondering over
dat 'dat andere' bereid was in een ziek lichaam te huizen; waarom liet het hem dan niet
gaan? Hij vroeg zich af of zijn ziekte soms
veroorzaakt was door iets dat hij verkeerd gedaan had. Je kunt je afvragen of 'dat andere'
hem liet sterven omdat zijn lichaam nu onbruikbaar was geworden, of liet het toe dat hij
een levensgevaarlijke ziekte opliep omdat hij niets meer te zeggen had, omdat zijn lering
'af was'? In beide gevallen liet 'het andere'
hem blijkbaar toch in de steek. K. meende dat er 'iets' was dat
besliste wat met K. stond te gebeuren, iets waarover hij niet mocht spreken; anderzijds
zei hij ook hoe uitzonderlijk zou zijn als er iets was dat over alles wat K. overkwam,
besliste. Dat is toch tegenstrijdig met elkaar? Er zijn trouwens nog allerlei andere
ongerijmdheden in zijn uitspraken over hemzelf. K. twijfelde er nooit aan dat hij
altijd door iets beschermd geweest was. Hij was ervan overtuigd dat hem niets
kon overkomen wanneer hij in een vliegtuig of ander vervoermiddel onderweg was om ergens
te gaan spreken, en dat die bescherming zich uitstrekte tot ieder van zijn reisgezellen.
Het was dan echter wel zijn plicht
zich nooit louter voor zijn plezier aan enig gevaar, door bijvoorbeeld te gaan
zweefvliegen, bloot te stellen. Hij twijfelde nooit, noch aan het
belang van zijn lering noch aan dat van het aan hem toevertrouwde lichaam. Hij ging zelfs zover te zeggen dat
het eeuwen gekost had zo'n lichaam voort te brengen. (Het heette altijd 'de leer' of 'de
lering' en 'het lichaam'; nooit 'mijn leer' of 'mijn lichaam'.) Het geheimzinnige leek enerzijds in
hemzelf te wonen, anderzijds buiten hem te staan. Hij wilde er geen mysterie van maken;
maar toch was er sprake van een mysterie dat hij absoluut niet bij machte leek zelf op te
lossen en waarvan hij dacht dat het ook niet aan hem was om dat op te lossen - hoewel hij
er anderzijds verlangend naar uitzag dat anderen dat zouden doen, waarna hij dan in staat
zou zijn die oplossing als juist te bevestigen. Voorts had K. gezegd dat zijn lering
als 'een openbaring' tot hem kwam en dat die zich hier zou melden als hij er opzettelijk
over ging zitten nadenken - anderzijds meldde die zich elke dag toen hij zijn Aantekeningen
zat te schrijven. Wat bracht hem er dan toe plotseling
het boek Aantekeningen te gaan schrijven? Los van de inhoud is het manuscript
ervan iets heel uitzonderlijks: 323 bladzijden zonder een enkele doorhaling.
Op grond van K's eigen woorden word
je tot de conclusie gedwongen dat hij een 'voertuig' van iets was en dat de lering die tot
hem kwam van dat iets doortrokken dat het hemzelf was, terwijl het, zelfs als het zich van
hem terugtrok, terugkwam zodra hij er serieus over sprak of er zich voor openstelde, in
het bijzonder tijdens zijn nachtelijke meditaties - zonder dat hij het ooit tot zich riep. Soms was hij verbaasd dat het er
ondanks alles was, zoals de vredige rust van Gstaad in Parijs aangekomen was in een
appartement op 18e verdieping en bemerkte dat 'terwijl hij daar stil in de namiddag over
de toppen van de daken zat uit te kijken... heel onverwacht die zegening, die kracht, dat
op-niets-lijkende zich even onnadrukkelijk als helder meldde; het vulde heel de kamer en
bleef aanwezig. Het is er terwijl ik dit zit te
schrijven.' Toen hij in 1972 voor de groep in
Ojai sprak en die hem gevraagd had wie hij eigenlijk was, had hij geantwoord: 'volgens mij
dalen we nu in iets af wat de bewuste geest nooit kan begrijpen. Er bestaat iets, een reusachtig
reservoir als het ware; en als de geest daarmee in aanraking kan komen openbaart dat iets,
wat geen enkele intellectuele mythologie - uitvindingen, vooronderstellingen, dogma's -
ooit kan openbaren. Er bestaat iets - maar het brein kan dat niet begrijpen.'
Toen ik hem er echter twee jaar later
nadrukkelijker naar vroeg, zei hij dat hij er weliswaar niet achter kon komen ('water kan
nooit weten wat water is') maar hij was er 'absoluut zeker van' dat anderen de waarheid
zouden kunnen ontdekken, mits we ons ertoe zetten en zeiden: 'laten we het onderzoeken' -
maar, voegde hij eraan toe: 'daarvoor moet je brein wel leeg zijn.' Daarmee komen we aan punt van de
'lege geest'. Tijdens mijn verzoek om opheldering
kwam K. steeds terug op 'de lege, beschikbare geest' van de jongen - waaraan hij toevoegde
dat die leegheid nooit van hem geweken was. Wat had gemaakt dat die geest leeg, beschikbaar bleef? Vroeg hij. Als die beschikbaarheid altijd
beschermd was, waardoor was dat dan gebeurd? Als hijzelf over dit mysterie
schreef, nam hij altijd de lege geest als uitgangspunt. En die woorden, negen dagen voor zijn
sterven voor zijn sterven uitgesproken, behoren tot de meest onuitwisbare uitspraken die
hij ooit gedaan heeft: 'Als jullie met z.n allen eens
wisten wat je gemist hebt - die alomvattende leegte.'
Een ander aspect dat overweging
verdient, is die energie, die zo vaak in hem binnen - of door hem heen stroomde. Wanneer hij er serieus over sprak wie
hij eigenlijk was, zei hij doorgaans: 'je kunt het hier nu in de kamer voelen - je voelt
het kloppen.' In het laatste bandje dat hij ooit
opnam zei hij: 'waarschijnlijk realiseren de mensen zich niet welke geweldige energie en
intelligentie door dit lichaam heen gingen. Toen ik die woorden op een cassette
hoorde, dacht ik onmiddellijk aan de kracht, de macht die me als een rukwind tegemoet woei
uit de deur van de salon in B., op die namiddag toen dat wel het laatste was wat ik
verwachte. Als die kracht, die 'geweldige
energie' van K's lichaam gebruik gemaakt had vanaf het moment waarop 'het proces' in 1922
begon, dan was het verbazingwekkend dat hij zo oud geworden is.
Die energie, was dat 'dat andere'? Was energie de bron en oorzaak van de
pijn van 'het proces'? Bleef die energie, bleef 'het proces'
sinds 1922 zijn hele leven doorwerken, waarbij de pijn geleidelijk afnam overeenkomstig de
mate waarin zijn lichaam 'geopend' was om daarmee de leegte, de beschikbaarheid te
vergroten? Zou de energie die door hem heen stroomde toen hij oud was hem door haar hevigheid gedood hebben als zij hem ineens overvallen had voordat zijn lichaam er voldoende op afgestemd was om haar te ontvangen? Daarom komen we mijns inziens nu aan
de vraag toe; wist K. meer omtrent wie en wat hij was dan ooit geopenbaard heeft? Toen hij Mary Zimbalist en mij zei
dat we als we de waarheid konden ontdekken, hij in staat zou zijn die te bevestigen en dat
we er ook de juiste woorden voor zouden weten te vinden, zei hij daarmee toen in
werkelijkheid: ik mag het jullie niet zeggen, maar als jullie het zeggen, maar als jullie
er zelfstandig achter kunnen komen kan ik zeggen: 'ja, dat is het'? Misschien het meest opmerkelijke wat hij ooit gezegd heeft, zei hij tegen Mary toen zij hem voor hij eind oktober 1985 Brockwood verliet om naar Delhi te gaan vroeg of zij hem ooit weer zou zien: 'plotseling sterven zal ik niet... dat alles wordt door iemand anders beslist. Daar kan ik niet over spreken. Dat is me niet toegestaan, begrijp
je? Daar is het veel te ernstig voor. Er zijn dingen die jij niet weet. Geweldige dingen, en daar kan ik je niets over zeggen. '(dingen die door 'iemand anders' beslist werden, let wel - en niet door 'iets anders.') |