|
KRISHNAMURTI: TOESPRAKEN MET GEDACHTENWISSELING DENKEN IS TIJD Wat is eigenlijk vrees? Hoe ontstaat hij? Wij kunnen angst voor fysieke pijn
begrijpen: aan vuur branden we ons - en ziekte kan pijnlijk zijn. Lichamelijke pijn en het vermijden
daarvan is trouwens evenzeer een uiterst ingewikkeld probleem: gisteren had ik pijn -
luistert u toch vooral onbevangen - ik herinner me dat ik gisteren had en ik hoop, dat dat
vandaag of morgen niet weer gebeurt. Of: ik heb gisteren een genoegen
ervaren en ik hoop, dat dat vandaag weer gebeurt - ik wil, dat dat morgen weer plaats
grijpt. Pijn, die mij gisteren overvallen
heeft, wil ik voor vandaag zien te vermijden en ik hoop, dat hij ook morgen niet
terugkomt. Maar het genoegen, dat ik gisteren
beleefd heb, wil ik wel vandaag en ook morgen weer terug hebben. Daar ligt de oorsprong van vrees,
vrees die is ontstaan door gedachten.
De pijn, die gisteren een werkelijk
feit was, wordt vandaag door het denken vastgehouden. De pijn leeft in ons geheugen voort
als herinnering, als ervaring, als kennis. En daaruit ontstaat de reactie van
het denken, wat u doet zeggen: 'ik hoop, dat me dat vandaag of morgen niet weer gebeurt'. Let u toch vooral op dit eenvoudige
feit, let op hoe dit in uzelf werkt en u zult het zien. Het kan ook zo zijn: ik heb gisteren
een grote vreugde beleefd, seksuele vreugde bijvoorbeeld, of ik heb een wolk of een bloem
gezien, of heb geluisterd naar de wind, die door de bladeren streek en er is een
herinnering aan iets prettigs van gisteren en ik wil dat dat vandaag weer gebeurt, en het
denken voegt er dan aan toe: 'en morgen ook weer.' Zo is dus het denken de oorsprong van
de vrees - en het denken is de herinnering aan duizenden voorbije ervaringen van genot en
duizenden voorbije ervaringen van pijn en leed. Wij zitten met die herinnering, die
het resultaat is van tal van ervaringen en met de kennis van dat alles. Dat is de computer, het elektronisch
brein, dat zijn wij. Wij zijn het verleden, de duizend
herinneringen die opduiken bij iedere ervaring, bij iedere activiteit van het geheugen.
En wanneer we daarop een beroep doen,
reageert het denken met vreugde of met leed. Dan zegt het denken: 'dit wil ik
hebben, hier wil ik mee doorgaan, ik hoop dat dit zich herhaalt', of dat nu seks is of een
andere vorm van genot. Of het denken zegt: 'dat was
pijnlijk, dat deed ontzettend pijn, ik wil voor niets ter wereld dat dat vandaag of morgen
weer plaats vindt'. Het denken is daarin mechanisch, als
de computer, als het elektronisch brein dat automatisch en ogenblikkelijk alle vragen
beantwoordt, sneller nog dan de menselijke hersenen. Zo kan het denken, dat oud en nooit
nieuw is, nooit en te nimmer vrij zijn. Het denkbeeld 'vrijheid van denken'
is niet meer dan een politieke leuze. Wanneer u de hele kwestie van het
denken goed bekijkt en er diep in afdaalt, dan zult u voor uzelf ontdekken, dat denken een
reactie is van de herinnering aan gisteren en aan tienduizenden gisteren. Het denken is stokoud, niets eraan is
nieuw. Het kan nooit iets nieuws ontdekken;
en daarmee is het denken de oorsprong van de vrees. Nu vragen we ons af of er een einde kan komen aan het denken, of het denken, dat de structuur van onze hersencellen zelf uitmaakt, - die hele tienduizenden jaren opgebouwde structuur - tot zwijgen kan komen? Die vraag moet u stellen, u moet daar
hard aan werken, zoals we dit nu samen doen. Dat hoop ik althans. Het denken is dus tijd.
De tijd is de tijdspanne tussen 'wat
is' en 'wat zou moeten zijn'. Enerzijds de pijn, anderzijds de
vrees morgen weer pijn te lijden. Het tijdsverloop tussen wat werkelijk
is en wat misschien gebeuren zal of zou moeten gebeuren is de projectie van het denken. Uit dit denken ontstaat ook de
denker, de mens die denkt en zegt 'dit is prettig' en 'dat is niet prettig'. Daar begint het hele ingewikkelde complex van de angst. |