|
KRISHNAMURTI: EEN DRUPPEL ZEN IN IEDERS BEKER HET BELEVEN VAN DE SCHEPPING Beschouw deze passage van de
zenboeddhist T'an Ching: Op dit ogenblik is er niets dat
ontstaat. Op dit ogenblik is er niets dat
ophoudt te bestaan. Dus is er geen geboorte-en-dood te
volbrengen. Derhalve is de absolute rust dit
huidige moment. Hoewel het dit moment is, kent het
geen grenzen en daarin ligt de eeuwige vreugde besloten. Dit is een kristalheldere formulering
van de werkelijkheid die ik in het grootste deel van mijn boek heb getracht te
beschrijven. Maar het nuchtere verstand schijnt te
zeggen dat er natuurlijk wel iets is dat ontstaat.
Het beleven van een nu - hoe absoluut
rustig dat ook moge zijn - houdt in dat er daarvoor een ander moment 'nu' was. Er moeten zelfs vele opeenvolgende
momenten aan voorafgegaan zijn. De wereld zelf ziet er uit als een
oude ruïne, die zijn oorsprong heeft in het inmiddels verre verleden. Heeft het zin om over de schepping te
spreken vanuit het zicht van het getransformeerde bewustzijn? In die zijnstoestand, wordt gezegd,
zijn alle werkelijkheden waarover de religie spreekt in het 'nu' aanwezig. Moeten we een uitzondering maken voor
de schepping? Het is heel goed in te zien hoe
bijvoorbeeld de vleeswording kan worden beschouwd als iets wat qua tijd samenvalt met ons
huidige zijn, maar is de schepping niet per definitie een gebeuren uit het verleden? De mythologische Adam en Eva leefden
nog dicht bij de oorsprong, maar wij verschijnen veel later op het toneel.
Dit is ongetwijfeld de enige
acceptabele zienswijze voor de meeste mensen in het Westen, of ze nu in religieuze of puur
natuurlijke zin redeneren. De wereld schijnt een geschiedenis
achter de rug te hebben en wordt steeds ouder. Ik wil een andere zienswijze poneren,
een die de schepping ziet als gelijktijdig plaatsvindend met het bestaan zelf. Het is allereerst noodzakelijk
onderscheid te maken tussen wat we de absolute en relatieve werelden zouden kunnen noemen. Genesis verklaart dat de wereld
'woest en ledig' was. Zij is altijd woest en ledig. In absolute zin is de wereld naamloos en ongedifferentieerd aanwezig. Zij heeft geen vorm en is zelfs niet uniek of uniform. Zij is gewoon. Zij laat geen zienswijzen toe, zij is
er om gezien te worden.
De relatieve schepping wordt
voortgebracht door verbale, traditionele onderscheidingen, 'door de Logos die woord en
gedachte is'. Dit is de wereld die we kennen met
haar begrenzingen en definities. We kennen de absolute wereld
ook, maar op een vage en nonchalante manier. Als we iets kennen in de
gebruikelijke zin zijn we in staat het te omschrijven; in die zin kunnen we de absolute
wereld niet kennen. Taal is in wezen dualistisch; we
spreken en denken met gespleten tong. Alleen in relatieve en dualistische zin is de wereld
oud. Uit absoluut oogpunt is er geen toen en
nu. De wereld wordt ieder moment door
onze zintuigen opgeroepen. Ik kan hetzelfde paradijselijke zicht
op de wereld hebben als Adam in de hof. Ik kan de kringloop van de natuur
zien zoals zij is: een cirkel. De oorsprong van een cirkel is een
willekeurig punt op de omtrek. In mystieke zin begint de wereld
voortdurend op dit moment.
Zoals algemeen wordt aangenomen leven
we, evenals Adam na de zondeval, gewoonlijk buiten het middelpunt, ten oosten van Eden, in
de relatieve wereld waar de ervaring van het heden feitelijk een herinnering is aan het
onmiddellijke verleden. Bijgevolg hebben we een dubbele kijk
op de tijd. Ons ene oog is gericht op het heden
en het andere op het verleden of de toekomst. Het openen van het 'derde oog' is het doorzien van iedere dualiteit. Onze gespleten gewaarwording van tijd
is symptomatisch voor een diepere, radicalere gespletenheid. Zoals Suzuki zegt: 'iedere hoop op
verlichting is vergeefs, zolang de werkelijkheid verdeeld blijft in twee tegengestelde
polen: subject en object, de denker en de gedachte, de vrager en zijn vraag'. Deze gedachte doet denken aan de
woorden van Jezus: 'indien uw oog enkelvoudig is, zal uw hele lichaam verlicht zijn'. Het is de moeite waard om ook enige
uitspraken van Ludwig Wittgenstein in overweging te nemen. Het is vrij duidelijk dat de gedachte dat God de wereld op een of ander tijdstip in het verleden geschapen zou hebben hem niets zei. Integendeel, tijdens een gesprek met
Waismann merkte hij op: 'voor mij zijn de feiten onbelangrijk. Maar wat mensen bedoelen als ze
zeggen dat 'de wereld daar is' spreekt mij zeer aan'. In zijn lezing over ethiek bespreekt
Wittgenstein dit gevoel en zegt dat het volgens hem 'precies datgene was wat mensen
bedoelden, als zij zeiden dat God de wereld had geschapen'. De absolute wereld die n-iets (niet iets) is - sunyata - manifesteert zich als voltooid. Zij is er gewoon. Er is misschien niets nieuws onder zon, maar evenmin iets ouds. |