|
KRISHNAMURTI: VRIJHEID EN MEDITATIE MACHT EN REALISATIE Wij kunnen zien, wat we bedoelen met
bewustzijn aan de oppervlakte van de geest. Klaarblijkelijk is dit het
denkproces, het denken. Denken is het resultaat van
herinnering, van het onder woorden brengen; het is het geven van een naam, het vastleggen
en bewaren van zekere ervaringen, om in staat te zijn ze mede te delen; op dit niveau zij
ook de verscheiden soorten verbodsbepalingen, beperkingen, sancties, disciplines. Met dat alles zijn we zeer vertrouwd. Wanneer we wat dieper gaan, dan is
daar alles wat het ras heeft verzameld, de verborgen motieven, de collectieve en de
persoonlijke eerzucht, vooroordelen, welke het resultaat zijn van onze gewaarwordingen,
contacten en begeerten. Dit bewustzijn in zijn geheel, het
verborgene zowel als het opene, is gecentraliseerd rondom het denkbeeld van het 'ik', van
het 'zelf'. Wanneer wij erover spreken, hoe we
een verandering tot stand kunnen brengen, bedoelen we immers meestal een verandering op
het oppervlakkige niveau.
Door vastberadenheid, door
conclusies, geloven, beheersing, verbodsbepalingen, worstelen wij, om tot een oppervlakkig
gewenst doel te geraken, waarnaar we snakken en we hopen dat te bereiken met behulp van
het onbewuste, de diepere lagen van de geest; daarom denken we dat het nodig is, de
diepten van het zelf bloot te leggen. Er bestaat echter een eeuwigdurend
conflict tussen de opperste lagen en de kennis hebben nagestreefd, zijn daarvan ten volle
gewaar. Zal dit innerlijk conflict nu een
verandering doen ontstaan? Is dit niet het meest fundamentele en
meest belangrijke vraagstuk in ons dagelijks leven: hoe een radicale verandering in
onszelf te weeg brengen? Zal louter een wijziging aan de oppervlakte deze tot stand brengen. Zal het begrijpen van de
verschillende lagen van het bewustzijn, van het 'ik', welke het verleden openbaren, de
verschillende, de verscheiden persoonlijke ervaringen van de kinderjaren af tot nu toe,
zal het onderzoek in mijzelf van de gemeenschappelijke ervaringen van mijn vader, mijn
moeder, mijn voorouders, mijn ras, de beperkingen van de speciale maatschappij, waarin ik
leef - zal de analyse van dit alles een verandering tot stand brengen, welke niet louter
aanpassing is?
Ik gevoel en stellig zult gij dat ook
moeten voelen, dat een fundamentele verandering in eigen leven noodzakelijk is - een
verandering, welke niet louter een reactie is, welke niet het gevolg is van de druk en de
spanning van de eisen der omgeving. Hoe kan men zulk een verandering tot
stand brengen? Mijn bewustzijn is de totale som van
menselijke ervaringen, plus mijn persoonlijk contact met het heden; kan dat een
verandering teweegbrengen? Zal het bestuderen van mijn
bewustzijn, van mijn activiteiten, zal het gewaar zijn van mijn gedachten en gevoelens, de
geest stil maken, zodat ik waarneem zonder te veroordelen, zal dit proces een verandering
teweegbrengen? Kan er verandering ontstaan door
geloof, door vereenzelviging met een geprojecteerd beeld, dat het ideale wordt genoemd? Houdt dit alles niet een zeker
conflict in tussen wat ik ben en wat ik zou moeten zijn? Zal conflict een grondige verandering
teweeg brengen? Ik ben immers in voortdurende strijd
binnen in mijzelf en met de maatschappij?
Er is een aanhoudend conflict gaande
tussen wat ik ben en wat ik wens te zijn; zal dit conflict, deze strijd een verandering
teweeg brengen? Ik zie, dat verandering essentieel is;
kan is deze dan doen ontstaan door het gehele proces van mijn bewustzijn te onderzoeken,
door te strijden, door zelfzucht, door verschillende vormen van onderdrukking toe te
passen? Ik gevoel wel, dat zo'n proces geen
radicale verandering kan brengen. Daarvan moet men volkomen
zeker zijn. En indien dit proces geen grondige
ommekeer, geen diep innerlijk revolutie tot stand kan brengen, waardoor kan deze dan wel
ontstaan? Hoe moet ge een ware revolutie
teweegbrengen? Wat is de macht, de scheppende
energie, welke die revolutie zal veroorzaken en hoe moet die worden vrijgemaakt? Gij hebt het geprobeerd met tucht,
met het nastreven van idealen en verscheiden speculatieve theorieën: dat gij God zijt en
dat, als ge die Godheid kunt realiseren, of het Atman, het Hoogste, of hoe ge het
noemen wilt, ervaren, dat dan die realisatie vanzelf een fundamentele verandering teweeg
zal brengen. Zal het dat wel?
Ten eerste stelt ge voorop, dat er
een realiteit is, waarvan gij een deel zijt, en dan bouwt gij daarop en er omheen
verschillende theorieën, speculaties, geloven, leerstukken, onderstellingen, in
overeenkomst waarmede gij leeft; door te denken en te handelen volgens dat patroon, hoopt
ge een fundamentele verandering te bereiken. Zal dat zo zijn? Veronderstel, dat ge die houding
aanneemt, zoals de meeste z.g. godsdienstige mensen doen, dat er binnenin u, fundamenteel,
zeer diep, de essentie van de werkelijkheid is; en dat, indien ge, door deugd aan te
kweken, door verschillende vormen van discipline, beheersing, onderdrukking, ontzegging,
opoffering, in contact kunt komen met die werkelijkheid, dat dan de gewenste ommekeer tot
stand kan komen. Is deze aangenomen houding niet nog
steeds een deel van het denken? Is zij niet het resultaat van een
beperkte geest, een geest die afgericht is op een speciale denkwijze, overeenkomstig een
zeker patroon? Terwijl ge het beeld, de idee, de
theorie, het geloof, de hoop hebt geschapen, vertrouwt ge op uw schepping om die radicale
verandering tot stand te brengen.
Men moet allereerst de buitengewone
subtiele activiteiten van het 'ik', van de geest zien, men moet die ideeën, die geloven,
die bespiegelingen gewaarworden en ze alle ter zijde stellen, want het zijn waarlijk
misleidingen. Anderen mogen de werkelijkheid
ervaren hebben; maar indien gij haar niet ervaren hebt, waartoe dient het dan, er
bespiegelingen over te houden, of u te verbeelden, dat ge in wezen iets werkelijks,
onsterfelijks, goddelijk zijt? Dat ligt nog steeds binnen het veld
van het denken en al wat uit het denken ontspruit is beperkt, is van de tijd, van
herinnering, daarom is het niet werkelijk. Indien men dat in feite beseft - niet
speculatief, niet in zijn verbeelding of in dwaasheid, maar wanneer men daadwerkelijk de
waarheid inziet, dat elke activiteit van de geest in zijn bespiegelend onderzoek, in zijn
filosofisch rondtasten, dat elke aanmatiging, elke verbeelding of hoop zelfbedrog is - wat
is dan de kracht, de scheppende energie, welke deze fundamentele ommekeer wel
teweegbrengt? Misschien hebben we, tot dit punt
gekomen, de zich bewuste geest gebruikt; wij hebben het onderwerp der discussie gevolgd,
wij hebben ons er tegen verzet of het geaccepteerd, wij hebben het helder of vaag
ingezien. Verder gaan en dieper ervaren vereist
een rustige, waakzame geest, om te ontdekken.
Deze jaagt niet langer ideeën na
omdat, als gij een idee nastreeft, er de denker is, die luistert naar wat er gezegd wordt,
en zo schept gij onmiddellijk de dualiteit. Indien ge verder op deze kwestie van
fundamentele verandering wenst in te gaan, is het dan niet noodzakelijk voor de actieve
geest om rustig te zijn? Het is stellig alleen, wanneer de geest rustig is, dat hij de ontzaglijke moeilijkheid kan begrijpen, de ingewikkeldheden van de denker en de gedachte, van degene die ervaart en de ervaring, van de waarnemer en het waargenomene, als twee afzonderlijke processen. Revolutie, deze psychologische,
scheppende revolutie waarin het 'ik' niet bestaat, doet zich alleen voor, wanneer denker
en gedachte een zijn, wanneer er geen dualiteit bestaat, zoals de denker, die het denken
beheerst; en ik geef als mijn mening, dat alleen deze ervaring de scheppende energie vrij
maakt, welke op haar beurt een fundamentele revolutie teweegbrengt, het opbreken van het
psychologische 'ik'. Wij kennen de weg van de macht -
macht door overheersing, macht door discipline, macht door dwang. Door politieke macht hopen we grondig
te veranderen; maar zodanige macht brengt slechts nog meer duisternis, ontwrichting,
kwaad, versterking van het 'ik'.
Wij zijn vertrouwd met de
verschillende vormen van 'verkrijging', zowel de individuele als de groepsgewijze, doch
nimmer beproefden we de weg van liefde en wij weten zelfs niet, wat dit betekent. Liefde is niet bestaanbaar, zolang de
denker er is, het middelpunt van het 'ik'. Wanneer wij ons dit realiseren, wat
moeten we dan doen? Het enige wat stellig een
fundamentele ommekeer, een scheppend psychologisch vrijmaken kan tot stand brengen, is een
dagelijks op onze hoede zijn, een van ogenblik tot ogenblik gewaar zijn van onze motieven,
van de bewuste zowel als van het onbewuste. Wanneer wij beseffen dat discipline,
geloven, idealen, slechts het 'ik' versterken en daarom volkomen nutteloos zijn, wanneer
wij van dag tot dag daarvan gewaar zijn, er de waarheid van inzien, komen we dan niet tot
het centrale punt, wanneer de denker voortdurend zichzelf losmaakt van zijn gedachte, van
zijn waarnemingen, van zijn ervaringen? Zolang er de denker is, afgescheiden van zijn gedachte, welke hij tracht te beheersen, kan er geen fundamentele ommekeer plaats vinden. Zolang het 'ik' de waarnemer is,
degene die ervaring opdoet, die zichzelf door ervaring versterkt, kan er geen radicale
verandering, geen scheppende verlossing zijn. Die scheppende verlossing komt alleen wanneer de denker de gedachte is; doch de kloof kan door geen enkele inspanning worden overbrugd. Wanneer de geest zich realiseert dat
alle bespiegeling, alle onder woorden brengen, alle vormen van het denken het 'ik' slechts
versterken, wanneer hij ziet dat, zolang er de denker is, afgescheiden van de gedachte, er
beperking moet zijn, het conflict van dualiteit - wanneer de geest zich dat alles
realiseert, dan is hij waakzaam en voortdurend gewaar, hoe hij zichzelf van de ervaring
afscheidt, zich doet gelden en macht zoekt. Indien de geest dit gewaar zijn
steeds dieper en wijder uitbreidt, zonder een oogmerk, een doel te zoeken, komt er een
toestand waarin denker en gedachte één zijn. In die toestand ligt geen inspanning,
geen worden, er is geen begeerte naar verandering; in die toestand is het 'ik' er niet,
want er heeft een ommekeer plaats gehad, welke niet van de geest is. Slechts wanneer de geest leeg is,
bestaat er een mogelijkheid tot schepping; ik bedoel hiermee echter niet deze
oppervlakkige leegheid, welke de meeste onzer bezitten. De meesten van ons zijn oppervlakkig
leeg en dat spreekt uit het verlangen naar verstrooiing. Wij willen bezig gehouden worden, dus
wenden we ons tot boeken, tot de radio, we haasten ons naar lezingen, naar autoriteiten;
de geest is eeuwig en altijd bezig zich te vullen.
Ik spreek niet over die, welke
gedachteloosheid is. Integendeel, ik spreek over de
leegheid, welke ontstaat door buitengewoon diepe aandacht, wanneer de geest zijn eigen
macht om illusies te scheppen inziet er daar bovenuit gaat. Scheppende leegheid is niet mogelijk
zolang er de denker is die wacht, waakt en waarneemt, om de ervaring op te doen, om
zichzelf te versterken. Kan de geest ooit zonder symbolen zijn, zonder woorden met hun sensaties, zodat er niet is hij, die ervaart, of ervaringen opzamelt? Is het mogelijk voor de geest om alle
redeneringen, ervaringen, bedrog, alle gezag volkomen opzij te zetten, zodat hij
totaal 'leeg' is? Het spreekt vanzelf dat gij niet in
staat zijt deze vraag te beantwoorden; het is onmogelijk te beantwoorden vraag voor u,
omdat ge het niet weet, ge hebt het nooit geprobeerd. Maar, indien ik u mag raden, luister
ernaar, laat die vraag tot u komen. Laat het zaad worden uitgeworpen; en,
als gij werkelijk ernaar luistert en als gij u niet verzet, zal het zaad vrucht
dragen.
Alleen het nieuwe kan zich
transformeren, niet het oude. Indien gij het oude voorbeeld volgt,
is elke verandering een gewijzigde voortzetting van het oude; er is niets nieuws in, niets
scheppends. Het scheppende kan slechts ontstaan,
wanneer de geest zelf nieuw is, en de geest kan zichzelf alleen vernieuwen, wanneer hij in
staat is al zijn eigen activiteiten te zien, niet alleen in de bovenste lagen, maar tot in
de meest diepgaande. Wanneer de geest zijn eigen activiteiten ziet, gewaar is van eigen begeerten, verlangens, opwellingen en strevingen, de schepping van zijn eigen autoriteiten en van zijn angsten; wanneer hij in zichzelf de weerstand ziet, opgeroepen door gehoorzaamheid aan voorschriften en door beheersing, en door de hoop, welke geloven, idealen projecteert - wanneer de geest dit doorziet en gewaar is van dit ganse proces, kan hij dan al deze dingen opzij zetten en nieuw, scheppend - leeg zijn? Gij zult slechts dan ontdekken of dit
al of niet mogelijk is, wanneer gij experimenteert zonder er een mening over te hebben,
zonder dat ge wenst, die scheppende te ervaren. Indien gij haar wenst te
ervaren, zult ge dat ook; maar wat gij ervaart is niet die scheppende leegheid, het is
slechts een projectie van uw begeerte.
Indien gij begeert, het nieuwe te
ervaren, geeft ge u slechts over aan een illusie; doch, als gij begint opmerkzaam te
worden, gewaar te zijn van uw eigen activiteiten van dag tot dag, van ogenblik tot
ogenblik, het gehele proces van uzelf als in een spiegel gadeslaand, dan zult ge, dieper
en dieper erin doordringend, komen tot de meest diepgaande vraag over deze leegheid,
waarin alleen het nieuwe kan 'zijn'. Waarheid, God, of hoe ge het wilt
noemen, is niet iets dat kan worden ervaren, want hij die ervaart, is het resultaat van
tijd, van herinnering, van het verleden; en zolang er is hij, die ervaart, kan
werkelijkheid niet zijn. Er is slecht werkelijkheid, wanneer
de geest volkomen vrij is van hem, die analyseert, van hem, die ervaart en van het
ervarene. Dan zult ge het antwoord vinden, dan
zult gij zien, dat de ommekeer komt, zonder dat ge erom vraagt en dat de toestand van
scheppende leegheid niet iets is dat kan worden aangekweekt - zij is er, zij komt in het
duister, zonder enige uitnodiging. Slechts in die toestand bestaat de mogelijkheid tot vernieuwing, tot nieuwheid, revolutie.
|