|
KRISHNAMURTI: EEN DRUPPEL ZEN IN IEDERS BEKER SCHIZOFRENE HOUDING VAN HET CHRISTENDOM Christelijke theologen hebben altijd
veel gewicht gehecht aan het onderscheid tussen goed en kwaad. Het eerste is wenselijk en het
verschil ziet er indrukwekkend uit. Het probleem van kwaad en lijden
wordt gewoonlijk beschouwd als het grote probleem voor de theoloog die wat ik
noemde de God van het gespleten bewustzijn verdedigd. Hoe zou een dergelijke God zowel het
ongecontroleerde, opzettelijke kwaad als het niet verlichte, zinloze lijden toelaten? Het schijnt dat de theoloog geen weg
weet met het kwaad en evenmin zonder kan. Er is een verhaal dat de schizofrene
houding van het christendom tegenover het kwaad illustreert. Een priester dreigt te laat te komen
voor de mis.
Terwijl hij zich naar de kerk haast,
ziet hij een zwaargewonde man, die op sterven ligt. Hij wordt nu verscheurd door zijn
plicht, de dienst te leiden en zijn opdracht de stervende man te helpen. Hij besluit tot het laatste, maar
krabbelt terug als hij de man herkent: het is de duivel. De priester holt verder, maar de
duivel roept hem na: 'luister priester! Als ik sterf, als het kwaad sterft,
waar zal dan jouw God zijn? Als het kwaad sterft, hoe zul je dan
weten wat goed is? Je bestaat door mij. Denk daar eens
over na'. De priester ziet de logica in en
keert op zijn schreden terug om de duivel en zijn religie te redden.
Het christendom handhaaft een
absolute dualiteit. Goed en kwaad schijnen een
gespletenheid in de werkelijkheid zelf te zijn. De wegen naar verlichting schijnen te
suggereren dat, als de werkelijkheid in de grond van de zaak non-dualistisch is, er geen
sprake kan zijn van gespletenheid. Daarom schijnen zij het kwaad niet
serieus te nemen. Daar zou vermoedelijk geen bezwaar
tegen bestaan als we in een paradijselijke toestand van volmaakte harmonie zouden leven. 'Alels sal reg kom', in het paradijs misschien, maar niet hier.
|