|
KRISHNAMURTI: EEN DRUPPEL ZEN IN IEDERS BEKER TRADITIES WERPEN EEN BARRIERE OP NAAR DE WERKELIJKHEID Enkele jaren geleden werd aan K.
tijdens een ontmoeting met Aldous en Laura Huxley, gevraagd een religieus mens te
definiëren. Een deel van zijn antwoord was als
volgt: Een religieus mens is een mens die
alleen is - niet eenzaam, begrijp je, maar alleen - zonder theorieën of dogma's, zonder
mening, zonder achtergrond... niet geconditioneerd... Om een religieus mens te zijn, moet
men alles vernietigen - men moet het verleden vernietigen, de eigen overtuigingen,
interpretaties, teleurstellingen - men moet iedere zelf-hypnose vernietigen, alles;
tot er geen centrum meer is, begrijp je, geen centrum. We kunnen de indruk hebben dat K. het
standpunt aanhangt van een bepaalde Oosterse traditie. Dat zou betekenen dat we hem niet
begrijpen. Uit zijn gepubliceerde voordrachten blijkt duidelijk dat alle religies en filosofische tradities aan deze censuur worden onderworpen.
Tradities, van welke aard ook, werpen
te gemakkelijk een barrière op tussen ons en de werkelijkheid. In zijn Commentaries of Living
formuleert hij de kwestie kort en bondig: We zijn afgeleid door woorden, door
symbolen; we voelen zelden anders dan via de prikkel van het woord, de beschrijving. Het woord 'God' is God niet, maar het
brengt ons ertoe te reageren overeenkomstig onze conditionering. We kunnen de waarheid of de leugen
omtrent God alleen ontdekken als het woord 'God' niet langer bepaalde door gewoonten
ontstane responsen in ons oproept. Deze opmerkingen moeten sommige verbazingwekkend is de oren klinken. Hoe, vragen ze zich wellicht af,
moeten we dan standvastig blijven in het geloof? K's uitspraken schijnen vaak geheel
in tegenspraak te zijn met de wijze waarop gewoonlijk over religie wordt gesproken. Wellicht zijn we minder
gedesoriënteerd en begrijpen we gemakkelijker de essentie van zijn levensfilosofie, als
we even een blik werpen op enkele recente ontdekkingen in de bewustzijnspsychologie.
Jerome Bruner bijvoorbeeld heeft zich
speciaal verdiept in de wijze waarop dat wat we argeloos het 'gewone bewustzijn' noemen in
feite een constructie is. Robert Ornstein vat Bruners standpunt
als volg samen: Naarmate we innerlijk rijpen,
proberen we meer en meer een logische lijn te ontdekken in de lawine aan informatie die op
ons afkomt. We ontwikkelen stereotiepe systemen
of categorieën om de aanvoer te sorteren. Het aantal categorieën dat we ter
beschikking stellen is beperkt, veel beperkter dat wat er binnenkomt... Wat we eigenlijk ervaren... is de categorie
die door een bepaalde prikkel wordt opgeroepen, niet het gebeuren in de wereld
buiten ons. We kunnen iemand bijvoorbeeld
bestempelen als 'agressief' en vervolgens alles wat hij doet onderbrengen in deze
categorie. In het psychologische jargon heet dit
'gewenning', onze 'oriënterende reactie' op nieuwe ervaringen. We registreren hem als behorende tot
een bepaalde categorie, en dan is hij niet langer 'nieuw'. Hij is uit ons bewustzijn verdwenen
en opgenomen in onze 'automatismen'.
K. beweert dat dit eveneens geldt
voor onze totale beleving van de wereld. Zou het kunnen zijn dat wat wij de
werkelijke wereld noemen in feite een collectieve projectie is, die we door een
gewenningsproces in ons hebben opgenomen en aan iedere nieuwe generatie hebben doorgegeven
als de waarheid en niets dan de waarheid? K. stelt dat dit zo is en dat deze
gewenning doorbroken kan worden. Bevrijding is mogelijk door een vorm van bewustzijn of
werkelijkheidszin, die K. op verschillende manieren weergeeft als een toestand van
voortdurende meditatie. Dit is niet, zoals van hem zou
verwachten, iets wat opzettelijk gedaan moet worden, wat men door prestatie moet zien te
bereiken. Uiteraard hebben anderen dezelfde
diagnose gegeven van onze situatie als K., maar zij hebben andere remedies aanbevolen. De hele beweging van het chemisch
mysticisme bijvoorbeeld, waaraan de naam van Timothy Leary is verbonden, is gebaseerd op
de overtuiging dat ons selectieve apparaat, dat de stereotiepen levert, kan worden
uitgeschakeld door het gebruik van psychische vitamines. Een geest die bevrijd is van de
gebruikelijke categorieën kan gevoelsindrukken ervaren met nieuwe en wellicht
verbazingwekkende patronen.
K. zou deze oplossing waarschijnlijk
beschouwen als een uiting op zich van de ziekte die zij wil genezen. Ook drugs bieden, evenals de doorsnee
religie en ideologieën, een luchtreis op geleende vleugels. Om even de psychologische
terminologie aan de houden: K. zegt dat wat de meeste mensen doorgaans ervaren eerder een
'categorie' is dan de realiteit zoals zij is. Als men het leven uitsluitend ervaart
in het kader van dergelijke stereotyperende systemen, leeft men niet in de eigenlijke zin
van het woord. Daaruit volgt dat wij door ieder
wereldbeeld, iedere religie, overtuiging of doctrine op 'automatisch' kunnen worden gezet. Zij worden barrières tussen onszelf
en de realiteit. K. keert zich echter tegen veel meer
dan dogma's alleen. Zijn centrale doelwit is het denken
zelf. Hij stelt wat hij noemt de
'onmogelijke vraag': kan de geest zichzelf ontledigen van dat wat gekend, geweten wordt? Het lezen van K. kan een
desoriënterende ervaring zijn.
Zijn leringen begeven zich niet op de
zeer platgetreden paden van een groot deel van het morele en religieuze denken. Zijn naam komt niet voor in technisch
filosofische discussies en nauwelijks in theologische geschriften. Niettemin schijnt hij buiten deze kringen een uitgebreide aanhang te hebben, als verkoopcijfer van boeken een betrouwbare indicatie zijn. Zou het kunnen zijn dat hij een
broodschrijver is? Dat is nauwelijks aan te nemen. De meest waarschijnlijke reden voor
zijn afwezigheid in filosofische en religieuze debatten is, dat hij niet past in een van
de gebruikelijke categorieën. Indien wat hij te vertellen heeft
waar is, ondermijnt het uiteraard de normale, voor de hand liggende veronderstellingen die
aan vele debatten ten grondslag liggen. In zijn boeken en voordrachten is hij
erop uit een ervaring op te roepen die zich ontrekt aan de woordspelletjes van filosofen
en theologen. Dat is althans zijn bedoeling, voor
zover ik kan zien.
K. heeft geen systematische
verhandeling gepubliceerd over zijn eigen denken. Hij zou waarschijnlijk lachen bij het
idee. K: Ik verklaar dat de Waarheid een
land zonder paden is en dat zij niet te benaderen is langs wat voor weg ook, via Wat voor
religie of sekte ook. Deze woorden geven precies de aard
van zijn boodschap weer vanaf dat moment. Met zijn ontrouw jegens het
Theosofisch Genootschap en de theosofische visie hadden zijn intiemste vrienden het
aanvankelijk erg moeilijk. In een brief aan Emily Luytens schreef hij in april 1932: 'als je wakker bent en in het heden leeft, vrij van ideeën, overtuigingen e.d., dan neem je tot in het oneindige waar deze waarneming is een vreugde'. Mary Luytens tekent daarbij aan dat
Emily meer dan ooit in de war werd gebracht. K. zelf vroeg alleen maar: 'wat wil
je meer?' Hoe Emily's antwoord luidt wordt ons
niet verteld, maar ongetwijfeld zouden velen gezegd hebben: 'veel meer!' Ik noem dit kleine incident, omdat
het de geest ademt van K.'s lezingen in de loop van de volgende vijftig jaar.
Waarom willen we weten of er een God
is? Waarom willen we een methode leren
kennen die ons zal verlossen? Wat mankeert er aan onze huidige
ervaring van het eeuwige nu? De filosofisch ingestelden zouden
natuurlijk willen weten wat het betekent om tot in het oneindige waar te nemen. De religieus ingestelden zouden
willen weten wat voor ervaring dat zou kunnen zijn. Op deze vragen zal later worden
ingegaan. We dienen ons echter van meet af aan
voor ogen dat K. zelf niet bereid is de rol van een goeroe of religieuze held te spelen. Voor geen van beiden heeft hij een
goed woord over. Evenmin presenteert hij zijn eigen
leer als een middel tot bevrijding: 'wij verkondigen geen nieuwe theorie of filosofie en
brengen geen religieuze openbaring. Er is geen leraar, geen verlosser,
geen meester, geen autoriteit'. Hoe radicaal zijn bedoelingen zijn,
kan het beste meteen bij het begin worden duidelijk gemaakt.
K. biedt niet wat vaag zou kunnen
worden aangeduid als en zin of doel voor het leven. Als we iets in die zin zouden
ontdekken zou het 'minder waard zijn dan de kiezelsteen op het pad'. De vraag naar een zin of doel is een
ontsnappingspoging uit de werkelijkheid: 'u vraagt naar een verandering van gevangenis'. Op het eerste gezicht klinken zulke
opmerkingen extreem nihilistisch. K. zelf zou het waarschijnlijk zuiverheid van denken
noemen, of eerder afwezigheid van denken. Met beschouwingen als deze test hij
het geduld van sommige lezers. Wat moeten we met iemand die het zo
apart oneens is met de gangbare denkwijzen en desondanks beweert dat hij niets te bieden
heeft om ze te vervangen? De meest aan te bevelen gedragslijn
in deze fase is, aan te nemen dat K. in feite een radicaal andere wijze van interpreteren
voorstaat, vergeleken waarbij alle filosofische en religieuze discussies kinderlijk
gekibbel lijken. Het advies dat hij geeft aan een ieder die een dergelijk alternatief in overweging zou willen nemen, kan het best worden geformuleerd in zijn eigen woorden: 'vergeet alles wat u van uzelf weet; vergeet alles wat u ooit over uzelf gedacht hebt'.
|