|
GESPREKKEN MET KRISHNAMURTI VRIJ ZIJN VAN HET BEKENDE Angst is tijd en denken. Door denken laten wij de angst
voortbestaan en evenzo laten wij door denken de vreugde voortbestaan. Dat is een simpel feit; wij denken
over wat ons vreugde verschaft en daardoor geven wij er continuïteit aan. Met hetgeen, waar wij bang voor zijn
doen wij precies zo; we denken er over en laten zo de angst voortbestaan. Het gaat er dus niet om vreugde of
angst te begrijpen, maar ons vermogen beide te doen voortbestaan. Als ik bang ben voor u - of voor de
dood of voor wat dan ook - dan denk ik over u, of over de dood en daardoor wordt de angst
in stand gehouden.
Vraag:
Ik zou willen, dat we de oorsprong van angst konden opsporen en ontdekken hoe we die angst
konden opsporen en ontdekken hoe we die angst kunnen kwijt raken. Antwoord:
Dat begrijp ik. Maar laat ons stap voor stap gaan. Ik zei, dat we de vreugde en de angst
deden voortbestaan door te denken over wat ons op een of andere wijze getroffen heeft. Maar nu doet zich het geval voor, dat
we de vreugde inderdaad in stand willen houden, terwijl we de angst in stand houden,
hoewel we dat helemaal niet willen. Wat de vreugde betreft vinden we het
van belang die in stand te houden, maar door te trachten de zaak waarvoor we angst hebben,
te vermijden, leggen we juist de nadruk op die angst. Wanneer we echter integendeel dat
onderwerp van de angst recht in de ogen zien, verdwijnt de angst.
Vraag:
Hoe zo? Antwoord:
Ik spreek over psychologische angst en niet over fysieke gevaren. Het is vanzelfsprekend en normaal die
zoveel mogelijk te vermijden. Beschouw nu eens de angst voor de dood. Waar bestaat die uit? Wij verdelen de totaliteit van het
bestaan in twee gedeelten: leven en dood. Het leven is bekend en van de dood
weten we niets. Zijn we bang van dat wat we niet
kennen? Of vrezen we het bekende te
verliezen? Het is toch duidelijk, nietwaar, dat
leven en dood twee aspecten zijn van hetzelfde fenomeen. Als we beide aspecten niet beschouwen
als twee verschillende verschijnselen, als ons denken ze ziet als niet van elkaar
gescheiden, dan zal onze geest door aan de een voortduring toe te kennen ook de andere
doen voortbestaan en dan lost zich het conflict tussen beiden op.
Ga eens na wat wij leven noemen: een
geest, die doelloos ronddwaalt, maar toch een doel zoekt; een bestaan van strijd, zorg,
dagelijkse sleur, verankerd in middelmatigheid; onzeker, overweldigd door gebeurtenissen,
die hem uit het veld slaan, zich moeizaam inspannend om een, op zich onmogelijke,
wijkplaats en onderkomen te vinden. Dat is, wat men gewoonlijk onder
leven verstaat; dat is waar men zich aan vastklampt en wat men vreest te verliezen.
Aan de andere kant bestaat er iets
wat men beschouwt als niet tot het leven behorend, iets wat er apart of los van staat en
dat onbekende noemt men dood. Zo is er alleen tegenspraak,
tegenstelling tussen wat we leven noemen en wat we dood noemen, maar er is ook tegenspraak
in dat deel, wat we leven noemen. Angst ontstaat wanneer we ons
vastklampen aan dat gedeelte. We zijn bang het te verliezen of los
te laten. Angst houdt dus op te bestaan, wanneer wij vrij zijn van het bekende. Hoe rampzalig dat gedeelte van ons
bestaan ook is, toch willen we dat zeker stellen; daarin vinden wij voortduren.
En we vermijden het te kijken naar
die andere zijde, die we dood noemen. Behandel die twee aspecten als een
vitaal fenomeen en de angst voor de dood zal niet langer een probleem zijn. Angst is niet alleen rond om ons
heen, in het dier tot in de meest beschermde mens, maar ook bestaat ze als psychologische
angst binnenin het zogenaamde individu. Zijn die beide angsten verschillend?
Beslist niet. De wijd verspreide angst in
menselijke aangelegenheden en de diepgaande innerlijke angst in het individu zijn altijd
de angst voor het niet zijn. Hetzij de vrees niet dit of dat te
zijn, hetzij de vrees helemaal niet meer te zijn. Het is waar dat de angst juist in de
psychologische structuur van het zogenaamde individu is geworteld, omdat die structuur
niet werkelijk is, maar door woorden opgebouwd.
De
meeste mensen vereenzelvigen zich met die structuur en trachten die voortdurend
en op alle manieren te versterken; de angst
blijkt dan ook duidelijk uit al hun pogingen tot zelfbescherming. Er is een opvallende tegenspraak tussen de voorbijgaande aard van al het bestaande en het zoeken naar psychologisch eeuwig voortbestaan. Die tegenspraak is de oorsprong van
de angst. Om vrij te zijn moet men het
denkbeeld van het eeuwig voortbestaan in zijn totaliteit verkennen. Hij die geen illusies heeft, heeft geen angst; wat niet wil zeggen, dat hij cynisch, bitter of onverschillig is.
|