|
KRISHNAMURTI: EEN DRUPPEL ZEN IN IEDERS BEKER ZOEK NIET EN GIJ ZULT VINDEN Een autobiografie van de
'innerlijke ruimte' (John
Lilly) Het centrum van de cycloon is dat
opkomende, rustige, centrale lagedrukpunt waarin men eeuwig kan leren leven. Net buiten dit centrum woedt de
wervelstorm van het eigen ego, wedijverend met andere ego's in een razendsnelle,
wervelende rondedans. Als men het middelpunt verlaat, wordt
men meer en meer verdoofd door het geraas van de wervelende wind... Ons geconcentreerde
denken-voelen-zijn, onze eigen satori's zijn alleen in het centrum te vinden, niet
daarbuiten. Onze gedrevenheden, onze
zelfgeschapen inferno's, onze anti-satori-gedragingen bevinden zich buiten het centrum.
In het middelpunt van de cycloon
staan we buiten het rad van karma, buiten het leven; we stijgen op om ons met de scheppers
van de kosmos, de scheppers van onszelf te verenigen. John Lilly geeft toe dat hij stuitte
op doodlopende stegen bij zijn spirituele ontwikkelingstocht, maar is fundamenteel zeker
van zijn diepste ervaringen: Ik voel dat ik hier leraar ben, een
ander soort leraar dan die weke u op school of college hebt gehad... Ik ben een ander soort leraar, omdat
ik 'daar was'. Ik heb het niet uit boeken... Het komt rechtstreeks uit mij
innerlijk en ik voel me niet verplicht om te doceren wat ik weet. Een soortgelijke atmosfeer ademt
Thaddeus Golas' veelgelezen boek The Lazy Man's Guide to Enlightenment: Er is een
paradijs in en om je heen, hier en nu, en om er te kunnen zijn hoef je niet te bewegen, je
hoeft zelfs je blik niet van deze bladzijden af te wenden. Je kunt jezelf openstellen voor de
diamantachtige volmaaktheid van alles wat je ziet en voelt. In latere hoofdstukken zal ik deze vorm van beleven nader bespreken.
Een groot deel van dit boek is gewijd
aan Alan Watt's beschrijving van zijn ervaring in het centrum van de cycloon, om het in
Lilly's woorden te zeggen. Kort voorzijn dood in 1973 schreef Watts dat wat hij gedurende 35 jaar had getracht onder woorden te brengen was afgeketst op een gehoor dat onwillig was hem te begrijpen, alsof het te mooi was om waar te zijn. Hij voegde als er als volmaakte
samenvatting van zijn basisfilosofie in vinden die mij bekend is. Al zijn detailstudies kunnen in dit
licht worden gelezen: Het punt is - daar zijn ook
Krishnamurti en de oude Chinees zenmeesters het over eens - dat er geen progressieve
methode is om de bevrijde en ontwaakte bewustzijnstoestand (moksha) te bereiken. Deze staat van zijn en bewustzijn
heeft talloze benamingen - mystieke ervaring, verlichting, zelfverwerkelijking, kosmisch
bewustzijn, eenwording met God, om maar te zwijgen van equivalenten in het Sanskriet,
Chinees en Arabisch, maar geen daarvan is bevredigend, omdat hij niet in woorden uit te
drukken is. Het streven naar deze zijnstoestand
blokkeert het besef dat die reeds aanwezig is, evenals een soort bewust niet-streven...
Herinneringen uit het verleden en
verwachtingen omtrent de toekomst bestaan alleen nu, daarom zijn pogingen om
volledig in het heden te leven niet meer dan een streven naar wat al realiteit is... Hetzelfde geldt voor het streven naar
nirwana of eenwording met God door middel van zogenaamde geestelijke oefeningen. Er is geen reële behoefte aan een
weg of een parcours met hindernissen naar iets wat IS... voorbij woorden, in de
verstilling van de gedachte van de gedachte zijn wij al daar. Met name Krishnamurti waarschuwt ons voortdurend dat de menselijke geest steeds weer vindt wat hij zoekt, en dat is juist het probleem. Stevin Levine formuleert het heel
raak: 'niemand die onthecht wil zijn zal ooit onthecht worden, omdat datgene waarvan
we onthecht willen worden de persoon is die onthecht wil zijn. Onthecht willen zijn is
zoiets als de wens van het ik, bij zijn eigen begrafenis aanwezig te zijn'. Daarom is zoeken een ambivalent
begrip. Zoals Levine ook zegt: 'een van de
dingen die ons afhouden van dat wat deze onthechting inhoudt, is onze honger naar wat we
ons van onthechting voorstellen. Onthechting
kan onze grootste bron van ellende worden, omdat het onze diepste wens is. Het is de meest
ingrijpende vorm van 'elders zijn'.
Als het ik een abstractie, een
illusie, dan kan het natuurlijk niet zoeken. Het kan niets doen en het kan niet
niets doen. Het ik kan een niet-bestaand ik niet
kwijtraken. Het is noch gemakkelijk, noch moeilijk om tot die ervaring te komen. Als het gemakkelijk is, moet het
gemakkelijk zijn voor iemand. Als het moeilijk is, moet het
moeilijk zijn voor iemand. Desondanks kan het ik-gevoel
verdwijnen, als iemand volkomen consequent handelt op grond van de veronderstelling dat er
een ik is, evenals een dwaas, aldus Blake, die in zijn dwaasheid volhardt, wijs zal
worden. De doorbraak komt als iets volledig
onbekends ons binnenvalt, iets wat we niet projecteren; niet door het raadsel op te
lossen, maar door het te worden. Dit bedoelen de soefi's als zij
zeggen, en nooit door degene die niet zoekt. Dit wordt geïllustreerd door een
zenverhaal:
Een man die onder de plak zit van
zijn vrouw, ziet haar op sterven liggen en voelt dat zijn vrijheid nabij is. Zij weet echter wat hij denkt en
waarschuwt hem zich niet al te blij te maken. 'Als ik doodga word ik een geest en
dan kom ik bij je spoken en al je gedachten verstoren'. Ze sterft, maar blijft steeds
terugkomen en raadt al zijn bedoelingen en seksuele fantasieën. Wanhopig gaat hij naar een zenmeester
met zijn probleem. De meester geeft hem een zak
kiezelstenen en zegt: 'je vrouw is een projectie. Maar als ze weer bij je terugkomt,
vraag haar dan hoeveel kiezelstenen er in deze zak zitten. Als ze je kan zeggen hoeveel er zijn,
tel ze dan meteen en kom bij mij. Als ze dat niet kan, kom me dat dan
ook vertellen'. De man ging naar huis terug en daar
wachtte zijn vrouw hem op. 'Ik weet waar je geweest bent - bij
die zogenaamde zenmeester, en hij heeft je een zak kiezelstenen gegeven. ', enz.
De man raakte buiten zichzelf en
schreeuwt: 'Oké! Vertel jij me maar eens hoeveel! Meteen was ze verdwenen. De zenmeester gebruikte een upaya,
een probaat middel om de man het besef bij te brengen dat de verschijning van zijn vrouw
een illusie was. Doordat de man zelf het aantal stenen
niet wist, kon hij dat niet projecteren. Het was iets werkelijk onbekends. De aard van het zelf staat centraal
en is bepalend voor het verschil tussen het oude en het nieuwe religieuze bewustzijn. Voor velen riekt de traditionele
godsdienst naar het ego. Het biedt ons modellen ter navolging
die het ego verlagen of aantasten. Het wijzigt ons bewustzijn in plaats
van het te transformeren. Het bevrijdt ons niet radicaal van
ons bekende, conventionele zelf, om met Krishnamurti te spreken.
De toekomst is niet meer wat hij
geweest is. Als er sprake is van een
ontdekkingstocht, is het een reis naar de plaats waar we zijn. De plaats is hier. Een ander hoofdthema dat ik hier wil
aansnijden is de werkelijkheid van het heden en de illusie van de tijd. De tijd is nu. We hebben nooit de beschikking over
drie momenten: het verleden, het heden en de toekomst. Op ieder moment van ons leven heeft
ons bewustzijn een hoedanigheid van in-het-nu-zijn. Het is altijd nu. Nog een zenverhaal: Een zenmonnik was ter dood
veroordeeld door een heerser, die verklaarde: 'je hebt nog maar 24 uur, hoe ga je die
besteden?' De monnik lacht en zei: 'Van moment
tot moment, zoals ik altijd heb geleefd.
Er is voor mij nooit meer geweest dan
dit moment. Wat doet het ertoe of ik 24 uur heb
of 24 jaar? Ik heb altijd in dit moment geleefd,
dus 1 moment is meer dan genoeg voor mij. Vierentwintig uur is teveel, dus 1
moment is genoeg voor mij. 24 uur is te veel, 1 moment is
ruimschoots voldoende'. Het verleden en de toekomst zijn de
abstracte grenzen van een eeuwig nu. De gedachte dat we momenteel een
verleden of een toekomst doorleven staat gelijk aan de illusie dat we binnen de muren van
een kamer leven. We leven in de ruimte. We worden ertoe verleid te denken dat
de abstracte grenzen de reële zijn, op dezelfde manier als een aandachtig publiek wordt
misleid door het slachtoffer van 'misleiding', om een beeld van Jacob Needleman te
gebruiken: 'misleiding is de kunst, iemands aandacht zodanig te leiden dat hij daarheen
kijkt waarheen jij wilt dat hij kijkt, en bijgevolg ziet wat jij wilt dat hij ziet'. Ons bewustzijn schijnt vaak een heel
reëel verleden te omvatten, dat in ons geheugen ligt opgeslagen, en een reële toekomst
die we hopen en verwachten te beleven. Beide lijken reëel. Ons gevoel voor het nu daarentegen
lijkt een abstractie. Dit wordt maar al te goed uitgebeeld
door de secondewijzer op een horloge. Het is een haardunne draad.
Het nu schijnt te gaan voordat het
komt, het lijkt alsof we geen tijd hebben. We hebben een verleden en een
toekomst, maar alleen een abstract nu, dat een fractie van een seconde duurt. In werkelijkheid is het omgekeerd. Neem bijvoorbeeld een munt. De voor- en achterkant daarvan zijn
geometrische abstracties, evenals de 'uiteinden' van een stok. Zo zijn ook het verleden en de
toekomst abstracties. De werkelijkheid is de munt zelf, de
stok zelf, het heden. Wie dat niet ziet, mist mijns inziens
de kern van datgene waarnaar de religie verwijst. De conventionele opvatting zegt ons
dat het naargeestigste dat we van iemands leven kunnen zeggen is, dat het geen toekomst
heeft. Maar de werkelijke armoede is, geen heden te hebben, niet te leven, maar te hopen op leven.
|