|
MAHARISHI: DE WEG TOT HET ZELF DE ERVARING VAN HET ZELF Het persoonlijk zelf is
niets anders dan manas: als zodanig heeft dit zijn eenheid met het ware Zelf
verloren en heeft het zich in zijn eigen net verstrikt. Daarom is zijn zoeken naar
het Zelf als naar zijn eigen, eeuwig en oorspronkelijk wezen, precies alsof een
herder zou zoeken naar een lam, dat hij verloren waant, terwijl hij het op zijn
schouders draagt. Maar het ik, dat zo zijn
Zelf heeft vergeten, komt niet ineens tot bevrijding, n.l. tot de werkelijke
belevenis van het Zelf, wanneer het eenmaal het Zelf gewaar is geworden; -
lang-verzamelde neigingen en gewoonten van manas staan hem daarbij belemmerend
in de weg, en vaak haspelt het lichaam en Zelf dooreen en vergeet, dat het in
waarheid het Zelf is.
Langgekoesterde
neigingen en driften moeten worden ontworteld en dat kan alleen door lange,
voortgezette meditatie gebeuren: ik ben niet het lichaam, ben niet de zintuigen,
niet het denk- of voorstellings-vermogen - ik ben het Zelf.' We moeten het ik, d.i.
manas, dat niets anders is dan een bundel of een complex van neigingen,
aandriften en gewoonten en dat het lichaam voor het ik houdt, meester worden. Op deze weg is de hoogste
staat van bevrijding te bereiken: de werkelijke ervaring van het Zelf, wanneer
men lang in gelovige overgave het goddelijke Zelf heeft vereerd, dat het ware
inwezen van alle goden is. Deze Zelfnavorsing
vernietigt manas en vernietigt tenslotte zichzelf, zoals een stok, waarmede men
de houtstapel aansteekt, eindelijk zelf door het vuur wordt verteerd. Dat is de staat der
bevrijding. 'Zelf', 'wijsheid' of
'inzicht', 'innerlijk-zijn', 'het volstrekte' en 'God' betekenen een en
hetzelfde. De onderscheidende
voorstelling 'ik ben het niet, die handelt; alle handelingen zijn reacties van
het lichaam, van de zintuigen, van manas op iets van buiten af,' is een
hulpmiddel om manas naar binnen te wenden, wanneer de neiging om de weg naar
zijn oorspronkelijke staat terug te vinden, voor hem al een spoor heeft gegrift,
zodat de opwellingen in dit spoor verlopen.
Maar
deze onderscheidende rem moet slechts aan manas worden opgelegd, wanneer het
spel van opwellingen en voorstellingen reeds aan het verminderen is. Kan anderzijds manas, dat
zonder wankelen in het goddelijke Zelf is bestendigd en volslagen onberoerd
blijft te midden van uiterlijke werkzaamheden, zich nog overgeven aan
voorstellingen als 'ik ben het lichaam, ik ben met deze werkzaamheid bezig', of
met de onderscheidende voorstelling 'ik ben het niet, die handelt, deze
handelingen zijn alleen maar reacties van het lichaam, van de zintuigen en het
denkvermogen op iets van buiten'? Stap voor stap moet men
alle middelen proberen het Zelf te beseffen, zonder dat manas wordt afgeleid; is
dat gelukt, dan alles gewonnen. Men moet innerlijk in het Zelf huizen, zonder het gevoel te hebben op enigerlei wijze handelend te zijn, ook wanneer men opgaven heeft te volbrengen, zoals het noodlot ze ons toevoert en men daarbij als een krankzinnige moet werken.
|