|
MAHARISHI: DE WEG TOT HET ZELF
DE" ZIENDE" EN WAT HIJ ZIET
Het oog neemt het lichaam waar en
andere uiterlijke dingen; het gezichtscentrum wordt zich het oog gewaar, het manas neemt
het gezichtscentrum waar, het persoonlijk zelf of ik neemt het manas waar, en het rein
innerlijk-zijn neemt het persoonlijk zelf waar. Het ware Zelf is louter
innerlijk-zijn en wordt alle schakels in deze serie gewaar, die ten opzichte van elkaar
afwisselend zijn 'de ziener' en 'dat, wat hij ziet'. Het Zelf is de laatste Ziener. De gehele rest: ik, manas, enz. zijn
louter voorwerpen van zijn gewaarwording.
Wat in de volgreeks eerst subject was
van gewaarwording, wordt dan object; zo kan geen schakel uit de rij buiten het Zelf, het
louter innerlijk-zijn, de ware 'ziener' zijn; alles is slechts gedaantelijk geworden
voorwerp van het gewaarworden, want het wordt door niets anders waargenomen, het is de
Ziener, die al het overige waarneemt. Toch bestaat voor het Zelf de
betrekking subject-object, het bestaat voor zijn ogenschijnlijk subject-zijn alleen op het
voorgrondterrein van wederzijdse betrekkingen, en lost zich in het volstrekte op, want in
werkelijkheid is er niets anders dan het Zelf of het louter-innerlijk-zijn. In waarheid is het Zelf noch de
ziener, noch het geziene. Enkel het Zelf is niet verstrikt als subject-object, maar alle andere schakels van de rij vallen zo nu en dan onder de een of ander van de twee categorie
|