|
MAHARISHI: DE WEG TOT HET ZELF HET HOOGSTE WEZEN IS HET ZELF Wanneer manas, dat het lichaam voor
het Zelf houdt, naar binnen en naar het hart wordt geleid en het ik-gevoel, dat aan het
lichaam hecht, wordt losgelaten, dan ontstaat er een vragen, waarbij een stilgeworden
manas in harmonie met het Zelf is en vraagt: wie is het, die binnen in het lichaam woont? Dan zult ge een fijne, zachte
verlichting 'IK-IK' binnen in U ervaren; dit is niets anders dan het volstrekte, het Zelf,
dat in de lotus van Uw hart woont, in de stad van het lichaam, in de altaarschrijn van
God. Dan moet ge U stil houden en weten,
dat het Zelf straalt als alle dingen en toch als geen enkel ding, binnen en buiten en
overal heen en dat het ook het generzijdse wezen is. Dit wordt beschouwd als de meditatie,
die door het woord 'ik ben Shiva' (Shivo-ham) tot stand wordt gebracht: 'ik ben het
hoogste wezen', - dit heet ook de vierde staat.
Wat nog aan gene zijde ligt van deze
fijne, tere ervaring, is God, het generzijdse wezen, vaak genoemd 'De staat aan gene zijde
van de vierde staat', 'het alomtegenwoordige hoogste Wezen', dat als kern van de lichtvlam
in ons straalt, waarvan men beweert, dat het zich in concentratie en meditatie ontvouwt,
'de ruimte van het hart', het louter innerlijk-zijn', 'het volstrekte', stralend als de
innerlijke hemelkoepel van het gemoed, - 'zaligheid', 'Zelf', 'wijsheid'. Krachtens lang aangehouden en
gestadige beoefening van de meditatie over het Zelf: 'ik ben het hoogste Wezen' lost de
sluier der onwetendheid in het hart zich op en daarmede lossen ook alle belemmeringen, die
er het gevolg van zijn, op en volkomen wijsheid verschijnt. Beseft ge zo, dat het werkelijke in
de holte van Uw hart woont, als in het altaarschrijn van een lichaam, dan beleeft ge op
waarachtige wijze de wezenlijkheid van het volstrekte, dat innerlijk in alles woont, want
lichaam en hart omsluiten alles, wat is. Het wereld-omvattend wezen, dat ten
grondslag ligt aan de betrekking tussen de voorstellings-sferen 'binnen' en 'buiten' is de
ware inhoud van het woord 'manas'. Lichaam en wereld, die ons als
'buiten' verschijnen, zijn spiegelingen van manas, het hart brengt al deze gestalten te
voorschijn. In de innerlijkste kern van het alles
omvattend hart, d.i. in de heelalse uitgestrektheid van het puur geworden manas straalt
het in zich zelve lichtend IK in gestadige klaarheid. Voor een ieder duidelijk heet het het
alomtegenwoordig-alwetend 'toekijkend oog', de onberoerde 'getuige' of de 'vierde staat'
aan gene zijde van waken, droomslaap en droomloos diepe slaap.
Het ligt aan deze drie ten grondslag
en is er aan gene zijde van. De uitgestrektheid der oneindigheid
is de werkelijkheid, die erkend wordt als de hoogste geest of het Zelf, zonder
ik-betekenis als louter innerlijk-zijn in het IK stralend als het Ene in alle wezens. Wat aan gene zijde van de 'vierde
staat' (Turya) is, is niet anders dan dit, mediteer erover, dat het wezenlijke: de
uitgestrektheid van volstrekt innerlijk-zijn, allesdoordringend binnenin straalt en zonder
de verlichting van de 'vierde staat', - zoals de wereldruimte de binnenste blauwe schijn
van een kaarslam vervult en tegelijkertijd de oneindige uitgestrektheid daaromheen. De waarachtige staat is de
alomvattende, stralende, zoals de ruimte de vlam omsluit en zich grenzeloos naar alle
zijden uitstrekt. Bekommer U niet om het licht der vlam - laat het U genoeg zijn te weten, dat het wezenlijk is: de staat zonder ik.
|