|
MAHARISHI: DE WEG TOT HET ZELF MANAS: EEN TOESTAND VAN "NIET-KENNEN" L: Men zegt, dat alles, het levende zowel als het levenloze, van onszelf alleen afhangt. Is deze bewering slechts een
conclusie of is zij op ervaring gebaseerd? M: Wanneer je dat vraagt, moet je met het woord 'Zelf' niet ons lichaam bedoelen. Pas wanneer de onbeschrijfelijke kracht (sakti), die in droomloos diepe slaap tot rust komt, zich in waaktoestand verheft met de voorstelling 'ik', wordt er over het algemeen iets waargenomen en ervaren. Is dit waarnemende ik er niet, dan wordt er niets waargenomen. Deze onomstotelijke gelijktijdigheid is weliswaar een stuk ervaring en niet alleen als gedachte gereconstrueerd.
Daaruit volgt ontwijfelbaar, dat
alles, wat is, uit het Zelf opstaat, er door wordt gedragen en er weer in oplost. L: Er bestaan nog talrijke
individuele zielen, die de lichamen belevendigen en men kan duidelijk zien, dat ze zich
onafhankelijk van elkaar bewegen, - hoe kan men dan uit ervaring beweren, dat er maar een
atman bestaat? M: Wanneer de gewaarwording 'ik ben dit tastbaar lichaam' gelijk kan worden gesteld aan het Zelf, zouden er inderdaad vele atmans bestaan. Maar het atman of de werkelijkheid van het Zelf bestaat juist in de ervaring, waarin ieder denkbeeld van 'ik', ieder gewaarzijn van lichamelijk bestaan volledig is vernietigd. In deze toestand of staat bestaat er
geen schaduw van iets dualistisch, - daarom zegt men: het atman is één, zonder
een tweede. L: Berust de leer, dat het volstrekte
(brahman) voor manas kenbaar is en tegelijkertijd 'generzijds van dat erkennen is' op
ervaring? M: Ja. Wanneer manas rein is, dan is
het brahman kenbaar; en het is generzijds van het kennen, indien manas niet rein is. L: Wat zijn de kentekenen van rein en
onrein manas? M: Wanneer de niet te omschrijven kracht (sakti) zich ontwikkelt tot een verscheiden zijn van het volstrekte (brahman), vervalt zij tot spiegelende schijn en neemt vele gedaanten aan. Deze vervorming in spiegelende schijn verliest zij weer door onderscheidend Inzicht, - deze 'kracht' heet 'rein manas'. In de toestand van haar eenheid met
het volstrekte (brahman) heet zij 'kennen van Brahma'; is evenwel deze kracht onderworpen
aan de vervorming in de spiegelende schijn, dan heet zij 'onrein manas', en haar toestand,
waarin zij niet een is met het volstrekte, heet 'niet-kennen'. L: Men zegt dat gesponnen karma uit
vorige levens zich aan het lichaam hecht, tot dit te gronde gaat. Kan iemand ook in het
stoffelijk leven vrij komen van karma? M: Ja, dat is mogelijk. Wanneer het ik-wezen (ahamkara), dat tussen het Zelf en het stoffelijk lichaam van de mens ontstaat, waarop het karma inwerkt en waarvan het ook afhankelijk is, volledig tot rust komt en is vernietigd door het ervaren van het werkelijke en ware wezen, hoe zou dan gesponnen karma, dat buiten de mens en zijn ik-wezen geen wekelijkheid heeft, nog voortbestaan? Daarom: waar geen ik-wezen is, is er
ook geen karma, dat zich nog moet uitwerken. L: Indien het Zelf in werkelijkheid
'zijnd en geestelijk' (sat-chit) is, waarom het dan 'noch zijnd (sat) noch niet-zijnd (asat)'
en 'noch geestelijk (chit) noch niet-geestelijk (achit) genoemd? M: Het Zelf is zijnd. Maar omdat het het volstrekte en alomvattende is, waarbuiten niets bestaat, zou de omschrijving 'zijnd' plaats bieden aan de mogelijkheid van een tegenstelling, die men zich als 'niet-zijnd' zou voorstellen, - het 'niet-zijnde' als een tweede, dat niet tot het 'Zijn' zou behoren. Daarmede zou men verstrikt raken in de voorstelling van iets tweeledigs, een dualisme. Om duidelijk uit te drukken, dat het Zelf eeuwig is, alomvattend en volstrekt, wordt het omschreven als iets anders dan 'zijn' en 'niet-zijn'. Evenzo is het Zelf louter wetend, 'innerlijk-zijn' (chit); maar aangezien er niets anders, wat zou kunnen worden geweten, bestaat dan het wetende Zelf, wordt het omschreven als iets anders dan 'weten' of 'niet-weten'. Met andere woorden: aangezien alleen het Zelf werkelijk is, zijn kennende en het gekende een en hetzelfde, - ten onderscheid met het kennen in het dagelijks bestaan. Om dit verschil uit te drukken zegt men: het Zelf (atman) is 'verschillend van het geestelijke (chit) en van het niet-geestelijke (achit).
|