LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      MAHARISHI: DE WEG TOT HET ZELF 

  VEERTIG VERZEN  

Bestaat er weten, dat niet Zijn is?

Het hoogste Zijn is in het hart gevestigd,

Aan gene zijde van alle tweespalt in het denken.

Het is het hart. - Hoe kan men dat ervaren?

Te weten is: het zijn binnen in het hart.

Wie bang is voor de dood, vlucht aan de voeten

Van 't Hoogste Wezen aan gene zijde van dood en van geboorte.

Kan hem, die voor zichzelf en zijn gewichtigheid is afgestorven,

Nog de gedachte aan de dood ontmoeten?

Gelijk het Hoogste Wezen is hij sterfeloos.

 

Daar wij de wereld en onszelf bespeuren,

Zo moeten allen erkennen een Hoogste Ene

Met krachten, die in veelvuldigheid verschijnen.

De beelden en wie ze waarneemt - zowel benoembaar als gedaantelijk,

De achtergrond en de lichten, die daarop vallen:

Dit alles is het Ene alleen.

 

God, de wereld en de zielen, daarmee vangt iedere heilige Leer aan.

Dat deze drie slechts een zijn, of juist altijd drie zijn,

Zegt men, zolang het ik bestaat.

Het Zelf gewaar worden, terwijl men het ik oplost, is hoogste staat.

 

Wat geeft het uiteen te zetten, of de wereld werkelijkheid of schijn is?

Slechts bouwsel van het manas, al dan niet?

Tot onze vreugd geschapen, al dan niet?

Want het staat allen vrij, haar achter zich te laten

En van het Zelf de werkelijkheid te beleven,

Gevestigd aan gene zijde van eenheid en van tweespalt,

In het uitdoven van het ik.

 

Indien ge zelf gedaante zijt, bespeurt ge God en wereld als gedaante.

Maar wie is het, die hun gestalte speurt?

En hoe is het, wanneer gij zijt gedaanteloos?

Bestaat er, zonder oog, zien en gezicht?

Het Zelf is het oog,

en is gedaanteloos grenzeloos.

 

Vijf lagen vormen het lichaam en het woord 'lichaam' omvat alle vijf.

Is er een wereld, indien er geen lichaam is?

Vertel: bestaat er iemand, die de wereld heeft bespeurd

Zonder een lichaam te bezitten?

 

De wereld is niets anders dan de openbaring van de vijf

Geaardheden der zintuiglijke gebieden.

Deze geaardheden worden voorwerpen der vijf zintuiglijke ervaringen.

Zeg mij: als wij de wereld, dank zij de vijf zinnen, louter ervaren in het manas,

Is dan de wereld iets aan gene zijde van het manas?

 

De wereld en de gewaarwording ervan gaan samen op en onder,

In het gewaar worden slechts verschijnt de wereld.

Doch het volkomene, waaruit de wereld en ons gewaarworden ervan verrijzen,

Wanneer zij ook weer ondergaan,

Dat zonder op- of ondergang straalt,

Is het enig-werkelijke.

 

Onder welke namen of onder welke gedachte

Gij HET vereert, dat zonder naam, zonder gestalte is,

En dat in alles huist: dit alles is slechts middel om HET te beleven.

Doch zijn werkelijkheid waarachtig beleven

Betekent: het eigen zijn in Zijn ZIJN vinden

En daartoe ingaan en met hem één zijn.

 

Alle paren van tegenstelling (als beseffen en niet-weten)

En alle drievuldigheden (als beseffende, het besefte en het proces van beseffen)

Ontspringen in een enkele: de voorstelling 'ik'.

Beseft ge de aard van de Enige in Uw hart,

Dan vallen alle andere voorstellingen weg.

Slechts wie deze werkelijkheid heeft ervaren

Weet wat werkelijk is.

Niets verwart hem.

 

Beseffen en niet-weten hangen samen en bepalen elkander.

Alleen het Zelf beseffen is waarachtig Inzicht,

Het Zelf is oorsprong van beseffen en niet-weten,

En zijn veranderlijke vorm zijn zij beide.

 

Is het werkelijk Inzicht en niet eerder Onwetendheid

Wanneer men weet van de dingen buiten, maar niet het Zelf bespeurt,

Dat de Beseffende is?

Wie het Zelf beseft,

Dat oorsprong is van het besef en van de voorwerpen van dat besef,

Dien zeggen het beseffen en de voorwerpen ervan,

Dien zeggen Inzicht en onwetendheid

Niets meer.

 

Waarlijk Inzicht is slechts daar,

Waar noch weten, noch onwetendheid is.

Weten is het ware Inzicht niet.

Het Zelf is Inzicht,

Het straalt al-eenzaam,

En er is niets te beseffen, noch te doen beseffen,

En toch is het niet louter Niets.

 

Het Zelf is Inzicht en het enig Werkelijke,

Het menigvuldige gewaar te worden is onwetendheid.

Maar ook dit bedrieglijk weten is niet

Verschillend van het Zelf, dat werkelijk beseffen is.

Sieraden van goud zijn menigvuldig in hun vormen en slechts schijn

Doch zouden er die vormen zijn zonder het goud, dat daar in hen verschijnt?

 

Zolang het denkbeeld 'ik' bestaat, bestaat er ook een 'gij', en 'hij'.

Doorgrondt ge nu de werkelijkheid van 'ik' en lost ge 't op,

Dan zullen ook het 'gij' en 'hij' verdwijnen.

Dan blijft alleen de reine staat van 't Zelf,

Waarin die drie zich als EEN openbaren.

 

Verleden en toekomst bestaan slechts in betrekking met het Heden.

Geschieden zij, dan zijn zij Heden.

Daarom is slechts het Heden werkelijk.

Vermeet zich iemand te weten van toekomst en verleden,

Zonder te weten van de werkelijkheid van 't Eeuwige NU,

Dan lijkt hij een, die tellen wil,

Maar niet afweet van de EEN.

 

Bestaan ruimte en tijd buiten ons, wanneer we ze bezien?

Als lichamen zijn wij verstrikt in ruimte en tijd.

Maar zijn wij lichamen? - Wij blijven onveranderlijk,

Heden als vroeger en overal:

Niet zijn wij in ruimte, noch in tijd.

Toch zijn wij - altijd en overal.

 

Wie het Zelf niet kent en wie het erkent,

Voor beiden is het lichaam 'ik'.

Wie 't Zelf niet kent, diens 'ik' wordt door het lijf begrensd.

Wie 't Zelf beseft, dat in het lichaam woont,

In hem straalt een 'ik', dat geen grenzen heeft.

Dat is het onderscheid tussen beide.

Wie geen Inzicht heeft, en wie wel Inzicht heeft:

Voor beiden is de wereld werkelijk.

Wie geen Inzicht heeft, houdt de maten der wereld

Voor de grenzen der werkelijkheid.

Voor wie Inzicht heeft is werkelijk, wat aan de wereld Ten grond ligt, gedaanteloos, grenzeloos.

Dat is het hele onderscheid tussen beide.

De strijd tussen de vrije wil en noodlotsdwang

Geldt slechts voor hem, die niets weet van de grond,

Die beider wortel is. - Wie 't Zelf beseft heeft,

Enkel wortel en grond van vrijheid en van noodlot,

Is generzijds van beide. Hoe zou hij erom strijden?

Ziet iemand God en niet het Zelf,

Dan ziet hij slechts een geestelijk beeld.

God is niet anders dan het Zelf. Slechts wie

Zijn eigen ik verliest en daar de grond van schouwt: het Zelf

Heeft waarlijk God gevonden.

De Heilige Schriften doen kond van

'Aanschouwing van het Zelf' en van 'aanschouwing Gods'.

Maar hoe kan iemand 'het Zelf aanschouwen'? - Het is

Een zonder tweede. Hoe kan dan iemand 'God aanschouwen'?

Het ik moet zich in Hem verliezen.

God is het, die het manas als rein innerlijk-zijn verlicht,

Hij geeft zijn licht eraan. Hoe wilt ge met het manas Hem beseffen?

Tenzij dat ge het inwaarts richt

En onderdompelen doet in Hem.

Niet het lichaam is 't, dat 'ik' zegt. En niemand, die

Zijn ik in droomloos diepe slaap verloor,

Beweert niet te hebben bestaan, gedurende die tijd.

Alleen, wanneer dat ene ding: het 'ik' verschijnt,

Openbaart al 't andere zich. - Trek dan Uw manas samen

In een enkel punt en doorgrond:

'Waarvandaan stijgt het 'ik' op?'

Het lichaam heeft geen bewustzijn, dat 'ik' kan zeggen.

Het enige en hoogste werkelijke is louter innerlijk-zijn,

Het maakt zich niet kenbaar en zegt ook niet 'ik'.

Doch tussen die beide, door het lichaam begrensd,

Verschijnt een ding als 'ik'. Dat is de knoop.

Het knoopt de stille schijn van 't innerlijk-zijn aan het donker-bewust-loze.

'Gebondenheid" en 'ziel' (jiva), 'ik' en 'ijl lichaam',

'samsara' en 'manas ' zijn de vele namen ervan.

Gedaante aannemend komt het tot bestaan.

Gedaante vasthoudend behoudt het zijn bestaan.

Aan gedaante zich voedend wordt het groot.

Het wisselt van gedaante in gedurige wisseling.

Wilt ge het vangen, dan ontsnapt het U.

Zo is het 'ik' als een spookachtige kabouter, zonder eigen gedaante.

Wanneer het ik verschijnt, komt al het andere tot aanschijn.

Wanneer geen ik er is, is er verder niets meer.

Het ik alleen is alles, - enkel het ik doorgronden

En wat het waarlijk is, betekent zich ontdoen van alle dingen.

De staat, waarin het ik niet tot verschijning komt,

Dat is de staat, waarin wij HET zijn.

Of het moge zijn, dat ge de staat vindt, waarin het ik

Zijn oer-staat heeft, - hoe wilt ge de staat verwerven,

Waarin Uw enkel-wezen zich verliest en nooit een ik verschijnt?

Verwerft ge die niet, hoe zult ge dan ingaan tot onze waarachtige staat, Waarin wij HET zijn?

Als een duiker, die vinden wil, wat in het water viel,

Moet ge met geconcentreerd manas inwaarts duiken,

Ge moet adem, rede en iedere opwelling tegenhouden,

Om de plaats te vinden, waaruit het ik,

Dat opstijgt, zijn oorspronkelijke staat put.

De weg van Inzicht is: met het manas inwaarts duiken,

Niet 'ik' zeggen, maar in het manas vragen,

Waarvandaan het als 'ik' komt opgestegen.

Daarbij 'dit is niet ik' of 'dit ben ik' te denken

Kan daarbij een hulpmiddel zijn, maar nimmer onderwerp van 't vragen.

Wanneer het manas, innerlijk onderzoekend 'wie ben ik?'

Het hart bereikt, openbaart vanzelf zich een 'IK-IK',

Voor wiens aanwezigheid het ik zich buigt en oplost.

Hoewel het zich zo openbaart, heeft het geen ik-aard,

Het is volmaaktheid en niets anders dan het Zelf.

Wiens zalig geluk, sinds zijn ik uitdoofde,

Louter bestaat in 't wezen van het Zelf -

Wat bleef hem te volbrengen?

Niets kent hij buiten 't Zelf.

Hoe kan men zijn wezen vatten.

Staan blijven bij de gedachte: 'dit ben ik - dit ben ik niet ' -

Waar toch de heilige schriften duidelijk zeggen:

'Gij zijt DAT - (tat tvam asi), is louter zwakte van het manas.

In waarheid zijn wij niets anders dan HET.

Te zegge: 'ik heb mezelf niet ervaren' - of te zeggen:

'Ik heb mezelf ervaren', is belachelijk.

Zijn er twee Zelven, die elkaar tot voorwerp kunnen zijn?

- Alle ervaring is: Het Zelf is Een.

Niet erkennen, wat voor allen altijd waarachtig werkelijk is,

En standvastig gevestigd zijn in 't hart,-

Doch kibbelen: 'het is' - 'het is niet' - 'het is gedaantelijk' -

'Het is gedaanteloos' - 'het is een' - 'het is twee' - 'het is geen van beide' -

Dat betekent: in Maya gevangen zijn.

Het enig waarlijk-werkelijke beseffen en daarin zijn,

Betekent het waarachtig meesterschap voleinden.

Het meesterschap over de wonderkrachten blijft als iets in de droom geschonken,

- Is dit nog waar, wanneer de slapende ontwaakt?

Wie is gevestigd in de staat van het waarachtig werkelijke,

Bevrijd van het onwezenlijke - zal hij voor dergelijk meesterschap zich moeite geven?

Wanneer men meent, dat men zijn lichaam is, dan zou de gedachte

'Dat ben ik niet, ik ben HET' een goed hulpmiddel zijn

Om de gevestigdheid in HET te vinden.

Maar waarom zouden wij steeds denken: ik ben HET,

Aangezien wij binnen in Dat alleen wonen.

Denkt een man aldoor: 'ik ben een man'?

Tweevoudigheid: leraar en leerling, wereld en ik, ik en Zelf,

Heerst, zolang als wij op weg zijn naar het Zelf.

In de beleving van het Zelf is er dan Eenheid.

 Deze gedachte is ook niet juist. Daarmee gaat het als met de dwaas:

Tien dwazen doorwaadden een wassende stroom.

Gekomen aan de andere kant, telden zij elkaar en bevonden dat er slechts negen waren,

Want ieder vergat zich zelve mee te tellen.

Een vreemde voorbijganger hielp hen uit de waan:

Hij liet ze allen langs zich gaan,

Gaf ieder een krachtige slag, zodat hij schreeuwde,

En liet ze schreeuwen tellen. Toen vonden zij elkaar.

Een ieder van de tien had angstig naar de tiende gezocht,

En was het zelf. Was hij niet precies zo de tiende,

Toen hij dien tiende miste, als toen hij hem vond?

Zijn wij de daders van ons handelen, dan moeten wij de vruchten ervan oogsten.

Maar doorvorsen wij: 'wie is de dader?" en beleven wij het Zelf,

Dan verdwijnt ons daderschap en de drievoudige vrucht van karma:

'Gesponnen', 'opgesteld', 'toekomstig naderend', verdwijnt

En de staat van vrijheid openbaart zich:

Tijdeloos, zoals die voor immer reeds bestond.

Slechts zolang ge in de waan verkeert, dat ge gebonden zijt,

Gelden U de gedachten: 'gebondenheid' - en 'bevrijding'

Bekijk U zelf en onderzoek: 'wie is gebonden'?

En de gedachte 'gebondenheid' zal verstuiven,

Slechts het eeuwig vrije is tijdloos werkelijk.

- Kan de gedachte 'bevrijding' verder bestaan?

Er wordt geleerd, dat van drieërlei aard de bevrijding zou zijn:

Laat U gezegd zijn: wanneer of beide tegelijk, naar keuze.

Laat U gezegd zijn: wanneer het ik vergaat, dat zich afvraagt

Of 't Zelf in zijn vrijheid gedaante heeft, of niet, of beide -

Dan is dat ware bevrijding.