|
MAHARISHI: DE WEG TOT HET ZELF ZIJN IS "INNER-ZIJN" EN DAT ZIJN WE ZELF Het manas terug voeren naar zijn bron
en oorsprong en het te doen zinken in de plaats van het hart, in de inherente heerlijkheid
en zaligheid ervan - dat is de betekenis van gelovige overgave (bhakti), ascetisch
verzonken zijn (yoga) en verlichting in Inzicht (jnana). Zoals vogels, in een net gevangen,
zich niet kunnen verroeren, zo wordt het slingerend manas gevangen en versmolten tot
stilte, wanneer de adem wordt ingehouden: - een weg, om de onrust ervan tot bedaren te
brengen. Manas en levensadem, hier tot
voorstellingen en daar tot processen vertakt, zijn twee stammen, die uit een wortel
voortkomen.
Insmelten en vernietigen zijn de twee
methoden om de onrust van het manas tot een eind te brengen: wanneer het ingesmolten is,
ontstaat het opnieuw, maar niet, wanneer men heeft doen afsterven. Wanneer de adem wordt tegengehouden,
bereikt het ingesmolten manas de vernietiging, wanneer het volkomen op een doel wordt
gericht. Wat blijft de grote yogi, wiens manas
vernietigd is, nog te doen, wanneer hij tot zijn ware staat is ingetreden? Wanneer het manas zich geheel
ontrokken heeft aan de uiterlijke dingen en zijn eigen Zelf aanschouwt: dat is het
schouwen van het waarachtig werkelijke. Wanneer het manas zonder zich te
laten weerhouden tracht om zijn eigen wezen te doorgronden, dan blijkt: dat er geen manas
meer is. Dat is de rechtstreekse weg. Alle opwellingen van het manas
wortelen in de opwelling 'ik'. Het manas is uit louter opwellingen
gevormd. Begrijp, dat het manas niets anders
dan de opwelling 'ik'. Vanwaar stijgt dit 'ik' op?
Doorvors dat innerlijk, dan verdwijnt
het 'ik'. Dat is het navorsen van het ware
Inzicht. Zodra het ik verdwijnt, begint het
hart te stralen: 'IK-IK' - volkomen volheid van louter Zijn. Dat was ten allen tijde de ware
betekenis van het woord 'ik', want ook wanneer in diepe, droomloze slaap het 'ik' opgaat
en zichzelf verliest, bestaat datgene, waarin het opgaat. Lichaam, zintuigkrachten,
levensademingen, manas en duister, dat ons omsluit, - dat ben ik niet. Louter zijnd ben ik en die schillen
bestaan niet. Er is geen tweede Zijn, dat zichzelf
gewaar kan worden. Zijn is inner-zijn en dat zijn we
zelf. De hoogste Schepper en de schepselen
zijn. Zo zijn ze een naar hun wezen,
verschillend evenwel in gedragingen en inzichtkrachten. Vrij van alle gedragingen het eigen
Zelf aanschouwen, betekent het Hoogste aanschouwen, want het Zelf is de ware gestalte
daarvan. Het Zelf aanschouwen betekent er
binnen in zijn: er is geen tweeheid aan. Deze toestand van innerlijk-zijn
heet: 'uit Hem bestaan'.
Een bewustzijn, vrij van beseffen en
ontbloot van niet-beseffen: dat is Inzicht. Want waar bleef er nog iets te
beseffen over? Wat is het eigen wezen bij de
Zelf-aanschouwing? - onvergankelijk, onveranderlijk, in zichzelf volkomen, van zichzelf
bewust geluk. In het hoogste geluk, generzijds van
gebondenheden en verlossing, zijt ge, goddelijke werkende, in dienst van het goddelijke. Dit is het gloeiend zich ontdoen (tapas), waarbij het ik verdwijnt en het inherente werkelijke openbaar wordt - dit is de leer van Ramana.
|