LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      MAHARISHI: DE WEG TOT HET ZELF 

  ZIJN VERLICHTING  

In 1896, toen hij zeventien jaar oud was, voltrok zich het grote ontwaken aan hem.

Veel later heeft hij zijn gelovige leerlingen op hun dringende vragen ervan verteld; zij hebben zijn mededelingen in hun eigen woorden opgetekend.

Het was zowat zes weken voordat ik Madura verliet om er nooit terug te keren, dat de grote verandering in mijn leven kwam.

Dat gebeurde geheel plotseling.

Op een dag zat ik alleen in een kamer op de eerste verdieping in het huis van mijn oom.

Ik voelde me gezond en fris zoals gewoonlijk.

Ik moet opmerken, dat ik over het algemeen zeer zelden ziek was.

Ik sliep zeer vast.

In 1891, toen ik in D. op school ging, verzamelde zich een menigte mensen vlak bij het huis, waarin ik sliep en wilde me met hun geschreeuw wakker maken: zij schreeuwden en klopten op de deur.

Vergeefs.

Zij moesten binnen breken en mij hevig schudden, om mij uit mijn wekken.

Deze diepe slaap spreekt te meer voor mijn goede gezondheid.

Ook had ik aanvallen van schemertoestanden, 's nachts, wanneer ik maar half sliep.

Ondeugende speelgenoten die het overdag wel uit hun hoofd zouden laten om me, als ik wakker was, te plagen, kwamen 's nachts, wanneer ik sliep, naar mij toegeslopen.

Zij wekten mij, sleepten me de speelplaats van de school over, sloegen en stompten me, bedreven hun moedwilligheden aan me en brachten me weer terug in mijn bed, - en de gehele nacht liet ik ze begaan met een zachtheid, deemoed en toegevendheid, die mij zeer ver lagen als ik wakker was.

Deze aanvallen evenwel maakten mij niet zwak of minder geschikt voor het leven, en konden niet als lijden worden opgevat.

Op een dag dan zat ik alleen en voelde me in het minst niet onwel, toen - plotseling en zonder dat ik er aan kon twijfelen - de doodsverschrikking mij overviel.

Ik voelde, dat ik moest sterven.

Waarom ik dat voelde, kon door geen enkele lichamelijke ondervinding worden verklaard.

Ik kon het mezelf ook niet verklaren, en ik deed ook in het geheel geen moeite om uit te vinden, of die doodsangst enige grond had.

Ik voelde eenvoudig: 'nu moet ik sterven - - 'en overlegde onmiddellijk, wat me te doen stond.

Ik dacht er niet aan oom een dokter of een familielid, of zelfs een vreemde te roepen.

Ik voelde: dat probleem moet ik zelf oplossen, hier en nu, onmiddellijk.

Deze schrik van doodsangst maakte dat ik me tot mijn binnenste inkeerde.

Ik zeide innerlijk tot mezelf, zonder een kik te geven: 'nu is de dood er.

Wat heeft dat te betekenen?

Wat is 'Sterven'?

Mijn lichaam hier sterft.'

Meteen begon ik mijn stervensscène te spelen.

Ik strekte mijn ledematen languit en hield ze stijf, alsof de starheid des doods reeds was ingetreden.

Ik deed of ik een lijk was, om mijn verder onderzoek te vergemakkelijken met de uiterlijke schijn der werkelijkheid, hield de adem in, sloot mijn mond en hield de lippen vast opeengeklemd, opdat geen geluid me zou ontsnappen.

Laat niet het woord 'ik' of welk geluid ook je ontsnappen.

'Goed,' zei ik toen tot me zelf, dit lichaam is dood.

Verstijfd als het is, zullen zij het naar de plaats der doden brengen; daar wordt het verbrand en wordt tot as.

Maar als het dood - ben 'Ik' dan dood?

Is het lichaam 'Ik'? -

Dit lichaam is stom en dof.

Maar de gehele kracht van mijn wezen voel ik, zelfs de stem, de klank 'IK' in mezelf, geheel van het lichaam losgemaakt.

Dus ben ik iets 'geestelijks', een ding, dat boven het lichaam uitreikt.

Het stoffelijke lichaam sterft, maar het geestelijke, daarboven uit, kan niet door de dood worden geraakt.

Dus ben ik iets geestelijks, dat niet onderhevig is aan de dood.

Dit alles was evenwel geen opeenvolging in mijn denken, maar stortte als levende waarheid bliksemend in me neer: ik werd het me rechtstreeks bewust, zonder nadenken of gevolgtrekking.

'Ik' was iets hoogst werkelijks, het enig werkelijke in deze toestand, en alle bewuste gebeuren, dat met het lichaam samenhing, had zich daarop samengetrokken.

Van dat ogenblik af bleef dit 'IK' of wel mijn 'Zelf' met alles overheersende aantrekkingskracht in het brandpunt van mijn waakzame opmerkzaamheid.

De angst voor de dood was voorgoed verdwenen.

Deze ineenstrengeling met het 'Zelf' heeft van dat ogenblik af nimmer opgehouden te bestaan.

Andere voorstellingen en gedachten kunnen komen en gaan, zoals de vele tonen in muziek, maar dit 'Ik' dreunt voort als de grondbas, die de tonen begeleidt en zich ermede verbindt.

Of mijn lichaam bezig was met spreken, lezen of iets anders, ikzelf bleef altijd op dit IK geconcentreerd.

Wat is er nog moeilijk, - wanneer men zich heeft voorgesteld, dat men reeds dood is, meer nog: wanneer men overvallen is door de huivering van deze zekerheid?

Dan blijft alleen nog maar een stille kracht, die tegenover alles stand houdt, in zichzelve lichtend, steil als een kaarsvlam, in onbewogen lucht, een kracht, die aan leven en dood de vraag stelt: 'wie of wat wilt ge treffen? dit Lichaam? - het is dood - Dit ik? - zijn schijn is opgelost.

Alle verschrikkingen en bitterheden, waartegen het schepsel in opstand komt, zijn bij voorbaat reeds geproefd en afgedaan.'

Wie doorstaan heeft, dat hij door de dood werd ingelijfd, ontvangt de bekwaamheid tot een hoger leven.

Het 'ik', dat als voertuig en weerstand overal in de weg staat, is opgelost.

De loutere, innerlijke belevenis heeft alle wereldse ervaring, alle betrekkingen met de wereld veranderd.

Woorden heeft men daarover niet te verliezen, maar een kracht is opgestaan, stil, onoverwinnelijk, tegen alles opgewassen.

Aangezien men gestorven is, is men sterveloos, onsterfelijk.

Alle zin of tegenzin valt weg.

In de plaats daarvan komt een alles aanvaardende gewilligheid, de bereidheid om lasten te dragen, en een gelijkmoedigheid voor het allermoeilijkste.

Het raadsel van het bestaan heeft zich opgelost; al het uiterlijke is slechts een altijd anders Hoe, waardoor men niet meer wordt geraakt. De vele prikkels, zoals de weerstand tegenover dit Hoe van steeds wisselende situaties, zijn overwonnen.

Men is geslachtloos geworden.

'Sterven', zegt iemand, die door deze ervaring is heengegaan, 'sterven kan ik niet.'

Dat heb ik al achter me, zoals een ander het kind-zijn en zijn jeugd.

En als alle lasten gewichtloos worden, gaat men onwillekeurig zijn omgeving aanvoelen en begrijpen, zodat deze doorzichtig wordt.

Er groeit dan een fysiognomisch doorzien van de gestalten en gebaren rondom, er groeit een zintuig voor de veelomvattende 'signatura rerum' der verschijnselen, omdat het vertroebelende 'ik' zich niet meer vernevelend tussen de oorspronkelijke blik en de wereld instelt.

Voor de veranderde krijgt alles stem, zijn onbevooroordeeldheid staat voor ieder open; als het ware poreus geworden, heeft hij intuïtief aan alles deel.