|
MEHER BABA: ALLES EN NIETS
ONEINDIGE INDIVIDUALITEIT In de uitgestrektheid van de
Oneindige Oceaan van Ondeelbare Eenheid is geen ruimte voor afgescheidenheid. Hoe kan er dan in ondeelbaarheid
enige ruimte zijn voor individualiteit? Hoe kan er in de ondeelbare,
onbegrensde Oceaan van Werkelijkheid voor elke druppel die in de Werkelijkheid ontwaakt is
ruimte zijn om individueel uit te roepen: 'ik ben de Oceaan!' Op het moment dat de druppel door
bewustheid in beweging wordt gezet, isoleert hij zichzelf in een afgescheiden entiteit en
verwerft individualiteit, een onterecht gevoel van 'IK-BEN-heid'. Dit ontwaakte 'ik' is gehuld in
onechtheid die, in overeenstemming met de aard van indrukken en de wijze van uitdrukken,
groeit met elke stap van haar toenemende bewustheid. Deze onechtheid, die de druppel eerst
behulpzaam is bij het vestigen van zijn individualiteit in de ondeelbare Oceaan, groeit
uit tot het eeuwige obstakel dat de druppel ervan weerhoudt zichzelf als de Oceaan te
kennen.
Het 'ik' moet zich van deze
onechtheid ontdoen, alvorens het zich realiseren Wie het in werkelijkheid is. Aan het eind van de reis, wanneer ten
lange leste het Doel dankzij de genade van de Volmaakte Meester bereikt is, wordt deze
onechtheid geheel weggenomen en blijft alleen het 'IK' met zijn hoogste Zelf-kennis over,
en zegt: 'mijn onechtheid is weg - Ik ben God!' Elke individuele druppel die zijn
onterechte gewaarwording iets anders te zijn dan de Oceaan aflegt, roept zichzelf uit tot
Oneindige Ondeelbare Oceaan. Op het moment dan zijn onechtheid,
zijn allereigenste onechtheid verdwenen is, verklaart hij zijn Oneindige Individualiteit. Dan ervaart hij zichzelf bewust en
voortdurend, te allen tijde, als wezen zonder tweede: het Almachtige, Oneindige en
ondeelbare Paramatma. Dit is de 'Ik-ben-God'-staat. Zo verklaart zich elk Atma, vanaf het moment dat zijn bewustzijn ontdaan is van onechtheid (d.w.z. indrukken), tot Paramatma, God Absoluut.
|