|
MYSTIEK
CHANDOGYA UPANISHAD Brahman, Atman, en 'Ik' zijn in wezen
hetzelfde: onbewogen middelpunt van alles wat beweegt. Een tekst uit de Chandogya Upanishad
moge dit illustreren: Onderricht met betrekking tot brahman: Dit, inderdaad, is beneden. Het is boven. Het is naar het westen. Het is naar het zuiden. Het is naar het noorden. Inderdaad het is in deze hele wereld.
Vervolgens onderricht met betrekking
tot het IK: Ik, inderdaad, ben beneden. Ik ben boven. Ik ben naar het westen. Ik ben naar het oosten. Ik ben naar het zuiden. Ik ben naar het noorden. Inderdaad, ik ben deze hele wereld.
Vervolgens onderricht met betrekking
tot de ziel: De ziel, inderdaad, is beneden. De ziel is boven. De ziel is naar het westen. De ziel is naar het oosten. De ziel is naar het zuiden. De ziel is naar het noorden. Inderdaad de ziel is deze hele
wereld. De weg van de bevrijding is een
mystieke weg naar binnen: word jezelf, een met de Atman, die een is met Brahman. Het is een zelf-verzekerde mystiek: In het begin was dit heelal niets dan
het zelf in de vorm van het scheppende. Rondziend zag het niets dan zijn
zelf. Het sprak toen: 'Dit ben ik' en zijn
naam werd ik. En daarom zegt tot op de huidige dag
een man aan wie men vraagt wie hij is, eerst: 'Dit ben ik' en dan de naam die hij draagt. En omdat, voor al het andere, het
zelf al het kwaad vernietigde, daarom was het een wezen. Waarlijk, hij die dit weet,
vernietigt alles wat tussen hem en het zelf. Waarlijk, dit heelal is Brahman. Laat men het in stilte vereren als
dat waaruit men voortkwam, waartoe men zal vergaan en waarin men ademt. Deze ziel van mij in het hart is
kleiner dan een rijstkorrel of een gerstkorrel of een mosterdzaad of een gierstkorrel of
de kern van de gierstkorrel. Deze ziel van mij in het hart is
groter dan de aarde, groter dan het luchtruim, groter dan de hemel, groter dan al deze
werelden. Zij omvat alle werken, alle
begeerten, alle geuren, alle smaak, zij ontspant deze hele wereld, het zwijgende, het
onbekommerde. Deze ziel van mij in het hart is
Brahman. Daartoe zal ik ingaan, vertrekken van
hier. Het eigen ik en het goddelijke, ze
zijn niet hetzelfde, maar wel zo een met elkaar dat ze niet van elkaar te onderscheiden
zijn. Zoals zout in water oplost. |