LEVENDE
GEDACHTEN
x
OSHO
x
KRISHNAMURTI
x
MAHARISHI
x
MEHER BABA
x
SAI BABA
x
VIVEKANANDA
x
BHAGAVAD GITA
x
MYSTIEK
x
NIETZSCHE
SPINOZA
FILOSOFIE OVERIGE
x
I TJING  
x
THOMAS EVANGELIE
x
OVERIGE
x
CITATEN
x
TREFWOORDEN & LINKS
x
SITEMAP
x
HOMEPAGE

 

      MYSTIEK      

  DE CULTUUR VAN HET NARCISME  

In een boek met de titel 'De cultuur van het narcisme' beschreef Christopher Lasch hoe de westerse cultuur, in het bijzonder de Amerikaanse, gedomineerd wordt door narcistische persoonlijkheid, geconcentreerd op eigen levenslot, niet in staat tot langdurige gemeenschap met anderen.

Sindsdien spreekt men van het 'ik-tijdperk'.

Het individu staat in het Westen centraal.

Zijn rechten, geweten, vrijheid.

Zijn ontplooiing, zijn ervaringen.

Dit aspect van onze cultuur is op het eerste gezicht een gunstig klimaat voor mystiek.

Want ook mystiek is iets van het individu.

De ervaringen van een mysticus zijn persoonlijk.

Hij kan zich niet verlaten op een leider, een leer, een gezag buiten hem.

Van de andere kant is een 'ik-tijdperk' een uitdaging voor mystiek, want hoe kan mystiek ontkomen aan een proces dat uiteindelijk in het 'ik' vastloopt, aan narcisme, aan egotripperij?

De 'inkeer in zichzelf' is niet voorbehouden aan het Oosten.

Het westen kent ook een rijke traditie op dit punt.

Maar anders dan in het Oosten is deze weg naar het 'zelf' hier ook door wetenschappers gegaan.

Ze gingen de ziel (psyche) onderzoeken.

Men erkende dromen, symbolen, mythen en psychische ziekten als een taal van het 'onbewuste'.

Men analyseerde het onbewuste: Freud ontdekt hierin als diepste drijfveer de seksuele drift; zijn leerling Jung meende dat de religieuze drift de diepte was.

Omdat pschychoanalyse, bedoeld om mensen te genezen, vaak onvoldoende resultaat oplevert, zocht Fritz Perls naar een efficiëntere methode.

Hij zag niet enkel droom en mythe, maar ook het gedrag als taal van de psyche.

Door dit gedrag, in een groep, te bespreken en te analyseren wordt dan duidelijk hoe het bewuste ik een onbewust ik tot 'underdog' heeft gemaakt.

Wat 'ik' verwacht van mezelf, de rol die 'ik' wil spelen in de maatschappij, wat 'ik' niet wil herkennen als van mijzelf, dit alles onderdrukt het 'ware 'ik' dat zo geen kans krijgt zich waar te maken.

Deze 'psychotherapeutische' weg is sindsdien op vele wijzen door groepen-met-leiders ingeslagen.

Vaak gaat het niet zozeer om genezing van psychische ziekten als wel om ontplooiing van het 'ware ik' in een mystieke sfeer.

Mystiek als 'bewustzijnsverruiming'.

Het ik-bewustzijn wordt verruimd doordat het verborgen ik erin doordringt.

Is hiermee de mystieke weg definitief een psychotherapeutische weg geworden?

Wij weten nu dat veel in ons gedrag vanuit het onbewuste gemotiveerd wordt, dus zonder dat we het beseffen.

Deze ontmaskering van ons 'ik' zal nogal wat mystieke literatuur overbodig maken.

Heel wat wegwijzers zijn hierdoor achterhaald.

Maar dit is niet de hele weg.

Mystieken spreken duidelijk over een andere werkelijkheid in het diepste puntje van onze ziel.

Een 'grond' die belangrijker is dan alle projecties, waarin geen enkel beeld, begrip op emotie meespeelt, geen beeld van wat wij zijn, geen beeld van wat God is.

Net zomin als bij de natuurmystiek oerenergie de goddelijke werkelijkheid is die de mysticus ervaart, zomin is ook het ware ik, zoals we dit door middel van de psychologie kunnen bereiken, gelijk aan de diepste bestaansgrond.

In de westerse traditie is dit aspect duidelijker uitgewerkt dan in de oosterse.

Het is voor het Westen ook noodzakelijker omdat hier zo'n nadruk gelegd wordt op het individu dat het gevaar van egotripperij groot is.

Doorslaggevend is hier natuurlijk niet welke theorie men op zijn ervaringen plakt, maar of de ervaring zelf en de mystieke weg in feite in het ego vastlopen of niet.

Grote mystieken zoals Boeddha en Jezus gaven als leidraad aan: Het egocentrische, hebzuchtige 'ik' prijsgeven, vrijkomen uit begeerte, arm van geest worden.

Andere oosterse wegen benadrukken methodisch dat mystiek steeds een zoeken moet blijven om niet in het ik vast te lopen.

Men ondergrave systematisch elke verworvenheid die zekerheid kan bieden.

Voor de uitdaging van het ik-tijdperk lijkt vooral Johannes van het Kruis een uitstekende leraar.

Ook bij hem is de kortste weg die van het opgeven van het begrensde ik, maar hij preciseert nader hoe dit gebeurt.

Niet alleen door denken, maar door liefde die begeert, voortdrijft, ons uit onszelf haalt naar de begeerte toe.

Hij wijst ook op het gevaar van een 'consumptief' patroon inzake religie: het willen hebben van ervaringen, visioenen, gelukgevoelens.

Graag goed kunnen bidden, heilig worden, een mysticus zijn.

Je komt niet uit jezelf als je ook in het streven naar mystiek niet jezelf loslaat.

Dit loskomen zal voor menigeen niet mogelijk zijn zonder een 'donkere nacht'; iets dat je niet in eigen hand hebt, iets dat je overkomt.

Een leegte die vaak een diepgaande depressie is: nergens meer iets voelen, nergens meer licht zien.

Wie het hierin uithoudt, zo dat de depressie niet tot zelfvernietiging maar wel tot verlies van het begeerlijke zelf leidt, zal volgens Johannes van het Kruis komen tot een 'nieuw begrijpen van God in God'.

Het ik beleeft dan zijn diepste grond niet vanuit het ik zelf, maar vanuit de andere kant van deze grond: God.

De donkerste nacht is nog niet de pijn van de afwezigheid van de Beminde, de keerzijde van verlangen.

Het donkerste is de nacht waarin geen verlangen meer bespeurd wordt, ook al blijkt achteraf een diep verscholen levenswil alles met liefhebben te maken hebben.

Het zal een uitdaging zijn deze donkere nacht niet te duiden als iets dat alleen maar negatief is, iets waarin God niet te vinden is, waarin we ons niet moeten ophouden.

Een technische woestijn waaruit we moeten wegvluchten naar zogenaamde mystieke oorden, vanuit een houding die in de ik-cultuur gebruikelijk is: klikt het niet meer tussen mij en de ander, dan zit er niets anders op dan scheiden en een nieuwe partner zoeken.