|
MYSTIEK: DE MEESTERS VAN HET VERRE OOSTEN DENKEN SCHEPT DUALITEIT Dualiteit komt tot stand door denken en handelen zonder rekening te houden met het geheel. Maar door het tweeledige denken om te keren of door de gedachten op Een punt van handelen te richten wordt dualiteit volkomen uit de weg geruimd. Het is een bekend feit, dat we niets kunnen bereiken met een tweeledig doel of zelfs met een tweeledige natuur. In werkelijkheid bestaat er geen dualiteit in de natuur. Er is positieve en negatieve, goed en kwaad, warm en koud, al de tegenstellingen, maar wanneer de tegenstellingen met elkaar verbonden en bijeengebracht worden, richten zij het denken op een doel, een handeling, een Principe. In verband met de tegenstellingen is het niet noodzakelijk om hen te erkennen als tegengesteld of tegenovergesteld. De wezenlijke erkenning is het ene doel. Jezus zei altijd, dat Hij het meeste tot stand bracht met de ene houding of het vaste doel, zoals Hij het vertelde. Die standvastigheid brengt ons werkelijk tot eenheid, waar het Principe altijd bestaat. Daar is het Principe altijd immanent. Dan is er in plaats van dualiteit dat 'ene oog' of ene IK BEN. Vele Hindoes gebruiken de IK, terwijl ook velen de IK BEN gebruiken. Door sommigen wordt gedacht, dat zich daar voor het eerst de dualiteit begon te manifesteren - tussen de IK en de IK BEN - doordat velen geloofden, dat deze praktijk twee houdingen of doelen inhield, waar de werkelijkheid slechts sprake is van een wederzijds in verband brengen van alles met het Ene Doel of onderwerpen van alles aan het Ene Doel. Er is geen dualiteit van Principe, maar de eenheid van Principe in alle dingen. Zij (de woorden 'IK BEN' spreken het exacte Principe of de exacte Waarheid zelfs uit). Zoals zij het stellen, de verheerlijking van het Ene Principe staat toe om afdoende in dat Principe te werken. We zien evenmin de dualiteit van de natuur en zodoende erkennen we deze niet. Als de dualiteit niet erkend wordt, wordt zij geharmoniseerd. 'IK' in het individu is het eerste bewegen van zijn natuur, het centrale punt van zijn identiteit. 'Ben' is dat wat binnen het 'IK' - de individuele identiteit - belichaamt of omvat, wat het ook maar omsluit. De 'IK' is een positieve verklaring en de 'Ben' is het kwalificerende element. 'IK' is mannelijk en 'Ben' is het vrouwelijke principe. De 'Ben' brengt tot bestaan wat het maar omsluit of zich voorstelt. De 'Ben' moet onberispelijk worden in haar omvattingsvermogen, wil de mens datgene voortbrengen wat in de Geest is. 'Ik', welke mijn identiteit is in de Geest, 'Ben', dat wat omvat of belichaamt al wat in God is, vormt het ware gebruik van deze woorden. 'IK ben DIE ben,' wat de belichaming is van God. Ik kan in werkelijkheid nooit iets anders zijn dan DIE welke het is in de Geest. Ik ben DIE ben en buiten mij is er geen ander. |