|
MYSTIEK
FILO: DE GODELIJKE DRONKENSCHAP Een fundamenteel beeld dat in de taal
van het schouwen steeds meespeelt, is dat van de 'goddelijke dronkenschap'. Het stamt van een jood, Filo van
Alexandrie, een tijdgenoot van Jezus van Nazareth. Hij was een mysticus en getuigde ook van eigen mystieke ervaringen. Vanuit deze ervaringen interpreteert
hij de joodse profeten: zij verkregen goddelijk inzicht door een staat van goddelijke
dronkenschap. Deze dronkenschap moet volgens Filo
wel onderscheiden worden van de goddelijke dronkenschap die in de Dionysische mysteriën
feesten opgewekt werd door wijn. Het gaat hier namelijk om een
'nuchtere dronkenschap', 'nuchterder dan de nuchterheid zelf'. Het gaat om een inzicht in
levensvragen dat dieper gaat dan dat wat verkregen wordt door nuchter nadenken over de
feiten, maar wel in het verlengde daarvan ligt.
De mogelijkheden van dat nadenken
worden namelijk verruimd door iets wat lijkt op dronkenschap: als de geest niet langer in zichzelf
vervat is, maar vervoerd en verrukt door een hemelse hartstocht... Over deze 'sobere dronkenschap'
spreekt ook vijf eeuwen later ook Augustinus. Deze Noordafrikaan was door een diepe
crises gegaan waarin hij twijfelde aan alles, tot het moment waarop hij in een flits
doorzag dat alles wat je ziet te betwijfelen is, behalve de eigen levenswil: het feit dus
dat je in jezelf een onuitroeibaar verlangen hebt om te leven en lief te hebben. Hierin schouwde hij de levenswil van
alle wezens en dingen, God. En ook, dat het oerverlangen van de
mens gericht is op deze liefde: 'Ons hart zal geen rust vinden tenzij het rust in U.' Zijn mystieke taal kenmerkt zich door
deze ervaring: Richt u niet naar buiten!
Ga in uzelf terug! Alleen in het binnenste van de mens
woont de Waarheid. Slechts het 'oog van de ziel', niet het lichamelijke oog, slechts het 'innerlijke oog', het 'oog van het hart' kan de oerliefde waarnemen. In een 'flits van helder zien'. Augustinus moet later erkennen dat
zulk een zien zeldzaam is. Maar het heeft bij hem wel blijvend
een hartstochtelijk verlangen wakker geroepen om het inzicht vast te houden en te
ontwikkelen. De sobere dronkenschap van dat ene
moment blijft nawerken in een nuchter, maar hartstochtelijk verlangen en zoeken naar
waarheid achter de dingen. In een tweegesprek met zichzelf zegt
Augustinus: Ik wil God en de ziel leren kennen. Wilt ge werkelijk niets anders? Nee, absoluut niet anders. Het leren kennen, het 'schouwen' van de Waarheid in het binnenste van het eigen wezen, was de hartstocht die Augustinus dreef. |